Helena Liefferts aan Constantijn Huygens
datum onbekend
2816e
Bron: Universiteitsbibliotheek Leiden, Hug 37, Halling-Liefferts, brieven, 11

Transcriptie

Mijnheer,

Mijnheer U.Edele miseve heb ick ontfange, waerut ick can zyen U.E. goede gonst tot mij wart, soo mach Hille haer wel gheluckic houden. Haer noch gedinckende van asenne af soude niet hebbe gemankeert te antworde, maer hadde bij mijnheer Brakel geweest an de voeren om eenighe afferen dat ick daer notsaeckelick moste weesen, toch hebbe niet gemanceert Godt Almachtych te bidde U.Edele met geluck ende gesonthijt bij lieve vamilij te bringe, dat ick hoepen hast te verstaen. Wat mij belanght dancke Godt Almachtych voor sin genaden. Ick hope minheer sal minder gedincke vanweghe de pachtyng, soo ‘t van node is dat ick selver eens com als ‘t U.E.dele goetvint hebt mij te commandere, onder wins comandeme[nt] ick mij gerne sumijtere, als ick can sal narder bericht op de consultasij crijghe van Calle questij, cander noch niet toe commen, het sijn al gewichtige saken. Ick bid U.Edele nimt min plomp schrivens niet voor ongoet, ‘t is soo hastijch geschiet. Ick was geluckicke dat U.E. soo vor geven hastich worde ontbode, de rede U.Edele becent dat heute was te stout, blijve nochtans, [Marge:] Mijnheer soolang ick leef U.E. dinners Helena Liefferts, wedue den Schout Hall.

[Adressering:] Mijnheer, mijnheer van Suilecum, ryder, raet, secretaris van Sijn Hochijt in Schravehaghe.

Ga terug naar de briefdetails