Helena Liefferts aan Constantijn Huygens
13 februari 1642
2949
Bron: Universiteitsbibliotheek Leiden, Hug 37, Halling-Liefferts, brieven, 3

Transcriptie

Mijnheer,

Mijnheer ick heb U.Edele mesyeve ontfanghe, gedateert den 29 desember. Die was mij niet behandicht als den sueventwentste van januwarius. Ick had wel van dach tot dach soo op het lest geen antwort vernemende en soo door de predikante moeder broeder, ya al toe radende wat schyer bij mij quam ende ick duerfde noyet segge dat ick naer advijs van minheer wachtende was, want ick sweghende altijt dat ick geen antwoort soude crijge, want ick niet wert en ben de eer te ontfange die mij van U.Edele geschiet mij met U.Edele al de leste letere te beantworde. ‘t Ys waer, de resoluisij was genomen eer ick den brief ontfonck vier dage daer voor, den bruygom was daegs te vore vertroecke. Nu de brief wel gelese hebbende ende den goede raet daer in sinde mij als U.E. cint daerin ten beste rade, soo was ick soo bedroeft d’enne dach ofte vier dat ick de doet wel soude gekore hebbe voer het leve. Niemant en wost nochtans wat de oorsaeck mine droefhit was, maer Godt wetet en haddet niet gheschijet ghewest ten soude niet wel afterwege gebleve hebben toch het heft Godt Almachtich alsoo gelijeft. Ick wete anders nyet hoe dat ick an de man ben commen, toch ick hope dat Godt Almachtych ons sal seghene naer siel ende liegham. Ick bid ut al mijn hert perdon soo U.Edele dit qualijck nemt, soude ick de bedroefste vrou van de werelt zijn, want ons avansement staet allen Godt bove al in U.E. hande. Mijnheer, ick bid gans vrindelick, gelyeft toch mij U.E. dinners te ontlaste vanwege de tinde, ander sal ick noch grote queling hebben. Den bringer deses sal de rekening doen, sprecht maer een wort en het sal afgedaen sijn, het dependert aleen an U.Edele. Hyermede U.Edele bevelende in de protexsij van den Alderhoexste, min man ende ick bevele ons in U.Edele goede grasij, blijve soo lang ick leef, mijnheer, U.E. dinnerese otmoedig Helena Liefferts.

Grave, den 13 febriwarius.

[Kantlijn:] Verlede sondach ben ick getrout, Godt geve ons sine seegen, hoep de eer hast te hebbe U.Edele in Den Haeg de handt te connen cusse. De qustij bij U.E. becent is grijs, dat is seeker.

[Adressering:] Mijnheer, mijnheer van Suylikom, ridder, raet, cicritaris van Sijn Hochijt in Schravehage.

Ga terug naar de briefdetails