Bewerkt door G. von Antal en J.C.H. de Pater (jaar van publicatie: 1929-1934)
Opeenvolgende Nederlandse gezanten aan het keizerlijke hof
te Wenen, van wie Coenraad van Heemskerck, Jacob Hop, Adolf
Hendrik van Rechteren-Almelo en vader en zoon Hamel
Bruynincx de belangrijksten waren, hielden hun
opdrachtgevers in Den Haag nauwgezet op de hoogte van hun
onderhandelingen. De positie van de keizer als bondgenoot
van de Republiek der Verenigde Nederlanden in de strijd
tegen Frankrijk, de opstand in Hongarije, de keizerlijke
aanspraken op de Spaanse troon en de verstandhouding met de
Ottomaanse Porte zijn slechts een aantal van de onderwerpen
die geregeld aan de orde komen. De brieven zijn grotendeels
gericht aan de griffier van de Staten-Generaal; een
aantal is geschreven aan de opeenvolgende
raadpensionarissen van Holland, Gaspar Fagel en Anthonie
Heinsius, en aan stadhouder Willem III.