Nadere toegangen

 
English | Nederlands

Ministerie van Algemene Zaken

Bijbehorend Format: Ministerie van Algemeene Zaken
Nadere toegang

Inhoudelijke analyse van de dossiers met gegevens over de ziekenfondswetgeving en de Ziekenfondsraad


1945-1968



Inleiding


Het archief van het ministerie van Algemene Zaken is voor de geschiedenis van het beleid ten aanzien van de sociale zekerheid van kardinaal belang. In betrekkelijk kort bestek geeft het archief een goed inzicht in de totstandkoming van wetten en bijbehorende uitvoeringsbesluiten. Enerzijds wordt verwezen naar de vergaderingen van de Ministerraad waarin de zaak behandeld werd, anderzijds kan men na bestudering van dit archief gericht gaan zoeken in de archieven van departementen, adviesraden zoals de Sociaal-Economische Raad, en het middenveld. Overigens maken adviezen en correspondentie daarover, zoals de adviesaanvragen, die in Ministerraad werden behandeld, vaak ook deel uit van de dossiers. De informatieve waarde van dit archief wordt nog vergroot doordat er tijdens de bewerking geen stukken uit zijn vernietigd.
In principe bestrijken de dossiers over wetsontwerpen en ontwerp-koninklijke besluiten de periode vanaf het moment dat de betrokken minister(s) het ontwerp voor het eerst inbracht bij de minister-president in zijn kwaliteit van voorzitter van de Ministerraad tot het moment dat het wetsontwerp naar de Staten-Generaal werd gestuurd.
Het archief bevat ook correspondentie van de minister-president met ministers, personen of instanties over andere zaken dan wetsontwerpen of ontwerp-koninklijke besluiten. Deze stukken zijn natuurlijk ook te vinden in de departementale archieven, wat doorgaans niet het geval was bij de notities van raadsadviseurs die voor de minister-president bestemd waren. Voor de onderzochte periode (1945-1967) troffen wij betrekkelijk weinig documenten aan die handelen over het beleid in meer algemene zin ten aanzien van ziekenfondsen en de gevolgen die dit had of zou moeten hebben voor de samenleving. De weinige stukken die daarover gaan betreffen meestal de financiële gevolgen.
Op de stukken is veelal aangetekend, op welke datum zij in de Ministerraad aan de orde gesteld zijn en in de jaren zestig meestal ook, welke besluiten daarop zijn genomen. Dit kan uiteenlopen; men komt tegen: akkoord, aangehouden, afgedaan, besproken en afgedaan, van de agenda afgevoerd, enz. Gecompliceerde, maar vooral politiek gevoelige zaken werden soms vele malen geagendeerd. De persoon van de portefeuillehouder was eveneens van invloed op de omvang van het dossier. Een onervaren en ondeskundige minister als Van Rooy bezorgde de minister-president en de Ministerraad heel wat meer werk dan zijn zelfbewuste en uiterst deskundige opvolger Veldkamp. De persoon van de minister-president weerspiegelt zich ook in het archief. Drees sr. maakte weinig gebruik van ambtelijke adviezen en zat heel dicht op de voortgang van de wetgeving inzake sociale verzekeringen. Hij was niet alleen oud-minister van Sociale Zaken, maar voelde zich ook persoonlijk betrokken bij de sociale verzekeringen. De ziekenfondsen lagen weer wat verder van hem af. Vanaf minister-president De Quay worden de notities van de raadsadviseurs frequenter.


Veel stukken zijn voorzien van stempels, parafen, archiefcodenummers en andere krabbels, van welke laatste de betekenis niet altijd duidelijk is. In bijna alle dossiers bevinden zich getypte notities van raadadviseurs van het ministerie bestemd voor de minister-president met daarin adviezen en toelichting op aan de orde zijnde zaken. De notities ondertekend door "J.M." of "M" zijn van de hand van drs. J. Middelburg, raadsadviseur en ambtelijk secretaris van de Ministerraad; die ondertekend door "v.N." zijn van raadsadviseur jhr. A.J.M. van Nispen tot Pannerden. De derde raadsadviseur die in deze dossiers vaak optreedt is drs. A. Putter. Alleen tijdens minister-president De Quay had het ministerie van Algemene Zaken een staatssecretaris in de persoon van drs. N. Schmelzer die bezitsvorming en publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie in zijn portefeuille had, maar zich ook herhaaldelijk inliet met andere kwesties.


Evenals tijdens het Interbellum kwam het geregeld voor dat ingekomen brieven en verzoekschriften ter afhandeling werden doorgezonden naar een andere minister; De brief bevindt zich dan normaliter niet meer in het archief van Algemene Zaken.


Een groot deel van de stukken zijn ontwerpen van koninklijke besluiten en wetten met bijbehorende nota's van toelichting, soms nota's van wijziging en memories van toelichting. Voor zover deze bijna altijd gestencilde stukken geen inhoudelijke aantekeningen bevatten zijn zij hieronder niet vermeld. De brieven van de in aanmerking komende minister waarin hij deze aanbiedt ter behandeling in de Ministerraad zijn ook niet afzonderlijk vermeld. Bij enkele belangrijke en mede daardoor zeer omvangrijke wetsontwerpen is van deze regel afgeweken.


Bij dateringen is alleen het jaar aangegeven. De namen van de ministers zijn niet genoemd, tenzij in een jaar twee personen dezelfde portefeuille hebben bezeten (bijv. in het jaar 1961 toen minister Van Rooy aftrad en opgevolgd werd door minister Veldkamp). In enkele gevallen, namelijk wanneer een stuk uitzonderlijk omvangrijk is, is de omvang aangegeven.
In de beschrijving wordt verwezen naar de nummers van de door drs. H.H. Jongbloed, medewerker van het Nationaal Archief, in 2003 voltooide inventaris.



Inhoudsopgave


Ziekenfondswet, totstandkoming en wijziging van, 1945-1969 (inv. nrs. 5502-5504);
Besluit op de Ziekenfondsraad, totstandkoming en wijziging van, 1947-1965 (inv. nr. 5516);
Algemene Ziekteverzorgingswet en Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, 1965-1969 (inv. nrs. 5527-5528).

inv. nr. 5516

Besluit op de Ziekenfondsraad, totstandkoming en wijziging van, 1947-1965
dit dossier bevat alleen enkele ontwerpbesluiten aangaande de Ziekenfondsraad.

inv. nrs. 5502-5504

Ziekenfondsenbesluit, wijzigingen van; Ziekenfondswet, totstandkoming en wijzigingen, 1945-1969.
Vermeldenswaard zijn:

inv. nr. 5502

brief van de minister van Financiën aan de minister-president met daarbij de brieven d.d. 22 juni 1950 over het voorontwerp van een ziekenfondswet, die hij heeft gestuurd aan zijn collega van Sociale Zaken c.a., 23 juni 1950;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een nota (24 p.) opgesteld door de staatssecretaris van volksgezondheid over subsidiering van de vrijwillige ziekenfondsverzekering, 15 december 1950;
telegram van de Centraal Overleg van Ziekenfondsorganisaties aan de minister-president met het verzoek om een onderhoud over de financiële nood waarin de fondsen verkeren, 5 januari 1951;
brief van de minister van Financiën aan zijn collega van Sociale Zaken c.a. en antwoord daarop over de financiële problemen van de vrijwillige ziekenfondsverzekering, 13 en 18 januari 1951
NB: Financiën stelt onder meer voor de ziekenhuisverpleging uit het pakket te halen en eigen bijdragen in te voeren;


ontwerp-ziekenfondswet van minister Joekes
NB: niet doorgegaan


brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president met een ontwerp voor een ziekenfondswet, 13 augustus 1951
NB: in de memorie van toelichting een schets van de voorgeschiedenis (p. 1-10);


brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de minister-president waarin hij zich verzet tegen opneming van ambtenaren in de verplichte ziekenfondsverzekering, 30 augustus 1951, met een brief van gelijke strekking aan zijn collega van Sociale Zaken c.a., 3 april 1950;
brief van de minister van Financiën aan de minister van Sociale Zaken, waarin hij zijn zorgen uit over de grote tekorten van de ziekenfondsverzekering, 6 september 1951;
brief van directeur-generaal Muntendam aan de minister-president met een ontwerp ziekenfondswet, met aantekeningen van Drees en Middelburg, 15 oktober 1951;
brief van de Centrale Bond van Onderling beheerde Ziekenfondsen aan de minister-president, waarin zij een kopie toezenden van een brief gericht aan de minister van Sociale Zaken met bezwaren tegen de vermindering van het rijkssubsidie van de vrijwillige ziekenfondsverzekering, 27 november 1951 (beide brieven);
brief van de Federatie Verenigde Maatschappij-Ziekenfondsen aan de Ministerraad met een brochure met bezwaren tegen het ontwerp-ziekenfondswet, 17 april 1952;
notitie van raadsadviseur Middelburg voor de minister-president met bezwaren tegen het ontwerp-ziekenfondswet met name dat deze wet zal leiden tot nog meer versnippering en dus tot hogere kosten, 25 april 1952;
notitie van raadsadviseur Middelburg voor de minister-president met bezwaren tegen het ontwerp-ziekenfondswet van minister Joekes (met name tegen artikel 61) en de raad geen haast te maken, 3 mei 1952;


manifest van het Medisch Comité van Aanbeveling bestaande uit anonieme artsen gericht aan collega-artsen waarin zij zich keren tegen dreigende "socialisering en verambtenarisering" van de gezondheidszorg, 22 oktober 1954;
wetsontwerp van de minister van Sociale Zaken c.a. betreffende de ziekenfondsverzekering van bejaarden, 26 juni 1956;
notitie van raadsadviseur Middelburg voor de minister-president over de ziekenfondsverzekering voor AOW-trekkers, 6 juli 1956;
nota van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over het tekort op de ziekenfondsverzekering voor bejaarden, 11 juni 1959;
nota van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over de financiering van het tekort op de ziekenfondsverzekering voor bejaarden, 6 augustus 1959, met een notitie van staatssecretaris Schmelzer;
wetsontwerp van de minister van Sociale Zaken betreffende overbrenging van het tekort op de ziekenfondsverzekering voor bejaarden naar het Ouderdomsfonds, 10 november 1959, met een notitie van staatssecretaris Schmelzer;
nota van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad over de financiering van het tekort op de ziekenfondsverzekering voor bejaarden, 16 juni 1960, met een notitie van de afdeling BEA en het advies van de Sociaal-Economische Raad;


totstandkoming Ziekenfondswet (1964)
brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een schets van de hoofdlijnen van een ziektekostenwet en een overzicht van standpunten met betrekking tot dit onderwerp ingenomen door diverse belangenorganisaties, 2 februari 1961; advies van de Sociaal-Economische Raad over de economische aspecten die van belang zijn voor de premiehoogte van de verplichte ziekenfondsverzekering, 1961;
notitie van raadsadviseur J. Middelburg voor de minister-president, waarin hij hem afraadt om het wetsontwerp ziekenfondswet onderhands naar de Raad van State te sturen, zoals de minister gevraagd heeft, omdat dit een controversiële zaak is, 17 mei 1962;
brief van de minister van Sociale Zaken aan de minister-president over een discussie die in de Ministerraad is gevoerd over de ziekenfondswet en de adviesaanvrage aan de Sociaal-Economische Raad, 4 juni 1962;
brief van dr. Drooglever Fortuyn [Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst] aan de minister-president waarin hij diens aandacht vraagt voor de mening van artsen ten aanzien van het ziekenfondswezen, met een door hem geschreven ingezonden stuk geplaatst in Elseviers Weekblad van 3 maart 1962;


diverse zaken brief van de minister van Sociale Zaken aan de Ministerraad met een concept-adviesaanvraag aan de Sociaal-Economische Raad over een volksverzekering tegen zware geneeskundige risico's, 11 mei 1962;
memorie van toelichting op het wetsontwerp-ziekenfondswet met een historische toelichting (p. 13-30);

inv. nr. 5503

diverse zaken
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad met een concept- adviesaanvrage voor de Sociaal-Economische Raad over de duur van ziekenhuisverpleging in verband met het sociale zekerheidsbeleid op lange termijn, 8 januari 1963;
adres van het Christelijk Nationaal Vakverbond aan de Tweede Kamer over het ontwerp ziekenfondswet, 18 januari 1963;
brief van dr. Drooglever Fortuyn [Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst] aan de minister-president met bijgesloten aflevering nr. 6 van jaargang 1 (maart 1963) van "Medicorum Officium Liberum sit" , onafhankelijk orgaan voor het vrije artsenberoep met onder meer een kort artikel geschreven door ".C.K." over het falen van de Maatschappij Geneeskunst;
persbericht over een rapport van de Ziekenfondsraad over de oorzaken van de kostenstijging van de verplichte ziekenfondsverzekering in de periode 1948-1960, 22 augustus 1964;
brief van mr. dr. H.L. Kunneman, directeur van de N.V. Verzekering-Maatschappij VZVZ, aan de minister-president waarin hij zijn aandacht vraagt voor zijn artikel opgenomen in "Vraagbaak voor het Assurantiewezen" van 11 september 1965 gericht tegen de uitbreiding van de kring van verplicht verzekerden, 24 september 1965;
voorstel van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad om een College van Toezicht op de Ziekenfondsraad in te stellen, 3 december 1965;
notitie van raadsadviseur drs. A. Putter voor de minister-president over het concept- verstrekkingbesluit ziekenfondsverzekering, 21 december 1965;
advies van de Raad van State op het wetsontwerp algemene verzekering tegen zware geneeskundige risico's ("Algemene Ziekteverzorgingswet"), 22 december 1965


inhoud van het advies De Raad heeft waardering voor de snelheid waarmee het ontwerp tot stand is gebracht en geen moeite met het uitbrengen van een gunstig advies, hoewel zij op enkele punten ernstige bezwaren heeft.
Men heeft bezwaar tegen de naam van deze wet, aangezien hij alleen de verzekering tegen zware geneeskundige risico's regelt. De rechtsgrond zoals verwoord in de considerans is wel erg summier. Het ontwerp kon alleen worden beoordeeld in samenhang met de voorgenomen wijziging van de Ziekenfondswet, waarover de bewindslieden de Raad hebben geinformeerd. Men betreurt het dat alleen de verpleging van chronisch zieken in instellingen wordt vergoed en bepleit dat ook zij die dit thuis doen schadeloos worden gesteld. De uitvoering van de sociale verzekeringen wordt door deze wet nog gecompliceerder, omdat ook de ziektekostenverzekeraars woreden toegevoegd. De Raad is verbaasd te vernemen dat de minister de Algemene Kinderbijslagwet voortaan geheel door de overheid wil laten financieren in plaats van premies te heffen. De Sociaal-Economische Raad heeft geadviseerd 65% van de kosten uit de schatkist te vergoeden. In de memorie van toelichting wordt gesproken van een betrekkelijk geringe last, maar een bedrag van 400 tot 450 miljoen gulden acht de Raad eerder betrekkelijk veel. De Gemeenschappelijke Medische Dienst zou ten dienste moeten staan van alle sociale verzekeringen.
De Raad adviseert het wetsontwerp naar de Tweede Kamer te zenden nadat aan zijn opmerkingen aandacht is geschonken.


motie van de algemene ledenvergadering van de Katholieke Oudervereniging "Voor het Zorgenkind" dat de Algemene Wet Zware Geneeskundige Risico's per 1 januari 1967 dient te worden ingevoerd, 21 mei 1966;
verzoekschrift van: mevr. Th.C.A. Halma (voor de invaliden), mevr. NN van Rossum (voor de weduwen en wezen), mevr. van Tergauw (voor de weduwen) en dhr. A. van Veenendaal (voor hen die van de AOW moeten leven) aan alle leden van het overgangskabinet-Zijlstra waarin zij ageren tegen het voorgestelde eigen risico als zijnde onchristelijk en onmenselijk, 25 november 1966;


wetsontwerp beperkte volksverzekering
NB: het wetsontwerp had de vorm van een wijziging van de Ziekenfondswet en is niet doorgegaan.


brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de minister van Sociale Zaken c.a., in kopie gezonden aan de minister-president, waarin hij deze verzoekt het wetsontwerp-beperkte volksverzekering voor te leggen aan de Ministerraad alvorens ambtelijk overleg daarover te starten, 18 maart 1966
NB: in het dossier is deze brief gelegd na de brief van 29 september 1966;


brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad met het wetsontwerp tot wijziging van de Ziekenfondswet door invoering van een beperkte volksverzekering, met het wetsontwerp en vijf bijlagen, 25 april 1966
NB: het wetsontwerp had de vorm van een wijziging van de Ziekenfondswet; aangeboden aan de Ministerraad op 27 april 1966;
besproken op 6, 13, 20 en 27 mei en op 15 en 22 juli 1966; na de vergadering van 22 juli ging het wetsontwerp naar de Raad van State;


brief van de directeur-generaal voor overheidspersoneelsbeleid aan de minister van Binnenlandse Zaken waarin hij met klem verzoekt om uitstel van behandeling van het wetsontwerp-beperkte volksverzekering in de Ministerraad in verband met de ziektekostenvoorziening voor ambtenaren, mei 1966;
notitie van raadsadviseur drs. A. Putter voor de minister-president over het voornoemde wetsontwerp, 5 mei 1966;
brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de Ministerraad met bezwaren tegen het voornoemde wetsontwerp en het advies om dit eerst voor te leggen aan de daarvoor geëigende organen, 24 mei 1966;
notitie van raadsadviseur mr. J.H. Kist voor de minister-president over de bezwaren van de minister van Binnenlandse Zaken, 26 mei 1966;
brief van de vice-president van de Raad van State aan de minister van Sociale Zaken c.a., in kopie gezonden aan de minister-president, waarin de vice-president meent dat de minister de Sociaal-Economische Raad en het Georganiseerd Overleg voor het Rijkspersoneel alsnog om een advies over de beperkte volksverzekering moet vragen, 17 juni 1966;
brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de minister-president, waarin hij reageert op een "papier" uitgereikt door de minister van Sociale Zaken c.a. tijdens de vergadering van de Ministerraad van 27 mei 1966 met daarin een cijferopstelling omtrent de extra kosten die het wetsontwerp beperkte volksverzekering zal veroorzaken; de minister bestrijdt de cijfers van de minister van Sociale Zaken c.a. , 22 juni 1966;
artikel in het Financiële Dagblad van 23 november 1965 over de kosten van het wetsontwerp ziektekostenvoorziening ambtenaren; brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad waarin hij aankondigt bereid te zijn het wetsontwerp-beperkte volksverzekering te wijzigen teneinde aan de bezwaren van de minister van Binnenlandse Zaken tegemoet te komen, maar vasthoudt aan zijn standpunt dat geen advies behoeft te worden ingewonnen bij de Sociaal-Economische Raad, 6 juli 1966;
notities van raadsadviseur drs. A. Putter voor de minister-president over het wetsontwerp beperkte volksverzekering, 6 en 13 juli 1966;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de vice-president van de Raad van State, in kopie gezonden aan de minister-president, met een reactie op diens brief van 17 juni (de minister van Sociale Zaken c.a. houdt vast aan zijn standpunt ten aanzien van de Sociaal-Economische Raad), 28 juli 1966;
advies van de Raad voor het Midden- en Kleinbedrijf over een volksverzekering zware geneeskundige risico, aangeboden bij brief van 12 januari 1966 aan de minister-president;
brief van de minister van Binnenlandse Zaken aan de minister van Sociale Zaken c.a. over de verhouding tussen de beperkte volksverzekering en de ziektekostenvoorziening voor ambtenaren, 29 september 1966;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de minister-president, waarin hij hem meedeelt niet bereid te zijn de Sociaal-Economische Raad op een of andere wijze tegemoet te komen, zoals de minister-president hem had gevraagd, 7 september 1966;


diverse zaken
advies van de Ziekenfondsraad aan de minister van Sociale Zaken c.a. over de premie voor de verplichte ziekenfondsverzekering voor het jaar 1967 met een analyse van de oorzaken van de sterke kostenstijging die tot tekorten heeft geleid, met vijf bijlagen, 28 oktober 1966;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad over de premievaststelling Interim-wet Invaliditeitsrentetrekkers en Ziekenfondswet, 9 november 1966;
notitie van raadsadviseur drs. A. Putter over het voorgaande, 14 november 1966;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de commissie ex. art. 49 van de Ziekenfondswet over de financiële mogelijkheden voor 1967, 13 december 1966;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad waarin hij het rapport van de Commissie-Van der Ven over de huisartsenhonoraria aanbiedt, 21 december 1966
NB: de commissie was ingesteld bij beschikking van 22 november 1966 en bestond uit:
prof. dr. F.H.J.M. van der Ven, hoogleraar aan de Katholieke Hogeschool te Tilburg
prof. dr. A.C. Drogendijk, voorzitter van de Centrale Raad voor de Volksgezondheid
mr. dr. A.A. van Rhijn, lid van de Raad van State
W.J. Royaards, oud-voorzitter van de Kon. Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst
mr. Y Scholten, oud-minister van Justitie;


notitie van raadsadviseur drs. A. Putter voor de minister-president over het voornoemde rapport, 22 december 1966;
telegram van de arbeiders op het object Indeco in Buikslotermeer aan de Ministerraad tegen het eigen risico en voor hogere artsenhonoraria, 4 januari 1967;
brief van mr. F.B. Blaisse te Doetinchem aan de minister-president over de eisen van de huisartsen, 4 januari 1967; brief van de Twentse huisartsen aan hun patiënten, 5 januari 1967;
brieven van de Kon. Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst aan de minister-president en de minister van Sociale Zaken c.a. over het huisartsenconflict, 6 maart 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Tweede Kamer over voornoemd conflict, 29 december 1966; dossier over dit conflict, 1966-1967.

inv. nr. 5504

Brieven, notities van raadsadviseurs en andere stukken over het conflict tussen de ziekenfondsen en de huisartsen, 1967;
brief van de Ziekenfondsraad aan de minister van Sociale Zaken c.a. met een advies over de gevolgen voor de ziekenfondswetgeving van de Wet op de Arbeidsongeschiktheids-verzekering, 3 mei 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad met voorstellen tot wijziging van de premies voor de verplichte ziekenfondsverzekering en andere sociale verzekeringen, met een advies van de Ziekenfondsraad van 30 maart 1967, 18 april 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad met een voorstel hoe het ontwerp Algemene Wet Zware Geneeskundige Risico's in de kamer te behandelen, 25 april 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad over de kostenstijging van de gezondheidszorg met voorstellen enkele adviezen in te winnen en studies te laten doen, 5 mei 1967, met een notitie van raadsadviseur drs. A. Putter hierover, 8 mei 1967;
adres van het GOZ (Gemeenschappelijk Overleg van Ziekenfondsorganisaties) en de KLOZ (Kontaktkommissie van Landelijke Organisaties van Ziektekostenverzekeraars) aan de Tweede Kamer met argumenten tegen het wetsontwerp ziektekostenvoorziening ambtenaren, met lijst van sedert 1952 over dit onderwerp verschenen publicaties, februari 1968;
conceptadviesaanvrage aan de Sociaal-Economische Raad over de structuur van de verzekeringen tegen kosten van geneeskundige verzorging, 1 juli 1968, met een notitie van raadsadviseur drs. A. Putter hierover, 11 juli 1968;
nota over verzekeringsstelsels tegen ziektekosten in de Scandinavische landen op 1 juli 1968 aangeboden aan de Ministerraad;


brief van de Ziekenfondsraad aan de minister van Sociale Zaken c.a. met twee rapporten resp. over hoe het ziekenfondswezen eruit zou moeten zien en over de werkgebieden van ziekenfondsen, 6 mei 1959, met de rapporten;
het gaat om:


het rapport van de subcommissie grondslagen ziekenfondsverzekering
Dit is opgesteld door de studiecommissie ziekenfondsverzekering die weer een subcommissie instelde die werd voorgezeten door dhr. Ph.J. van der Burg, hoofd van de afdeling maat-schappelijke gezondheidszorg van het ministerie van Sociale Zaken c.a. en lid van de Ziekenfondsraad. De subcommissie werd geïnstalleerd op 1 februari 1955 en bestond uit:

  • mr. P.P. Agter, juridisch adviseur van de Centrale Bond van Onderling beheerde Ziekenfondsen
  • C. Blanksma, arts en adviseur voor ziekenfondszaken van de Kon. Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst *
  • drs. H.A.M. Elsen, secretaris van het Katholiek Verbond van Werkgeversvakverenigingen *
  • dr. H. Festen, arts, medisch adviseur van het Algemeen Ziekenfonds voor Tilburg en Omstreken en voorzitter van de Kon. Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst *
  • mr. C.J. Goudsmit, wetenschappelijk hoofdambtenaar bij het ministerie van Sociale Zaken c.a. *
  • M.A. Hellemons, bestuurslid van het Algemeen Ziekenfonds te 's-Hertogenbosch en Omstreken en bestuurslid van de Federatie van door Verzekerden en Medewerkers bestuurde Ziekenfondsen "V.M.Z."
  • M.J. Koenen, tandarts en vertegenwoordiger van de Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde
  • J. Landman, secretaris van het Nederlands Verbond van Vakverenigingen *
  • L.L. Marselis, sectiehoofd ziekte- en ongevallenwetten van de afdeling sociale verzekering van het ministerie van Sociale Zaken c.a. *
  • H.A.A.J. Martens, apotheker, lid van het hoofdbestuur van de Kon. Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Farmacie, voorzitter van het Algemeen Ziekenfonds voor de Mijnstreek A.Z.M. en voorzitter van de Stichting V.G.Z. *
  • F. Schrijver, arts en voorzitter van het Algemeen Ziekenfonds Woerden en Omstreken

De met een * gemerkte personen waren lid van de Ziekenfondsraad


voorts werden vier vaste deskundigen aangetrokken:

  • J.J.A. Berger, directeur van het Gemeenschappelijk Administratiekantoor
  • C.P. Hazenbosch, secretaris van het Christelijk Nationaal Vakverbond en Tweede-Kamerlid
  • mr. L.V. Ledeboer, secretaris van de Ziekenfondsraad
  • dr. J.A. Ponsioen s.c.j., professor aan het Institute of Social Studies in Den Haag
  • Dhr. Hazenbosch werd later vervangen door H.R. Plomp, secretaris van het Christelijk Nationaal Vakverbond en lid van de Ziekenfondsraad

  • de heren Agter en Blanksma werden later vervangen door
  • H.J. Anbeek, penningmeester van het Algemeen Nederlands Onderling Ziekenfonds (ANOZ)
  • C. Landheer, arts, voorzitter van de Landelijke Huisartsenvereniging en lid van de Ziekenfondsraad

Dhr. Landheer werd weer regelmatig vervangen door P.B.A. Melief, arts en secretaris van de Kon. Nederlandse Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst


Toegevoegd zijn de volgende bijlagen:
rapport door dr. J. Ponsioen over een vrijwillige ziektekostenverzekering, met een wetsontwerp;
overzicht van standpunten ingenomen door tal van maatschappelijke organisaties ten aanzien van vragen als: vrijwillig of verplicht, premie naar draagkracht of nominaal, inning van de premie, welstandsgrens, zelfverantwoordelijkheid van de verzekerden enz.;
notitie over een vrijwillige verzekering.


rapport over de werkgebieden van ziekenfondsen
Dit rapport werd opgesteld door een andere subcommissie van de studiecommissie. Zij kreeg op 19 augustus 1955 opdracht een studie te maken over de vraag of er per werkgebied één of meer ziekenfondsen mochten opereren. Dit vraagstuk hing samen met de wens van sommigen om ziekenfondsen op grond van een bepaalde levensbeschouwing te hebben en met de vraag of concurrentie van ziekenfondsen wenselijk was of juist moest worden tegengegaan. De meerderheid van de z.g. oriënteringscommissie was voor een fonds per regio en achtte de nadelen van concurrentie groter dan de voordelen. Het rapport bevat een bijlage met een inventarisatie van standpunten, een bijlage met gegevens over de feitelijke situatie en het rapport van de werkgroep-Halley met een voorstel voor een nieuwe indeling van het land in 42 werkgebieden.
De oriënteringscommissie bestond uit:
Ph.J. van der Burg (zie vorige commissie, voorzitter)
J. Landman
C.J. van Lienden
F.C. Nieuwenhuyzen
mr. J. de Vries, secretaris en ambtenaar aan het ministerie van Sociale Zaken c.a..
Het rapport werd voltooid op 15 november 1957.

inv. nr. 5527 en 5528

Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ), totstandkoming van, 1964-1968.
Het wetsontwerp droeg eerst de naam van Algemene Ziekteverzorgingswet, later werd dit Algemene Wet Zware Geneeskundige Risico's (AWZ) en tenslotte Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).


Vermeldenswaard zijn:

inv. nr. 5527

advies van de Centrale Raad voor de Volksgezondheid over een volksverzekering tegen grote geneeskundige risico's, vastgesteld op 9 november 1964;
advies van de Ziekenfondsraad over een voorziening voor zware geneeskundige risico's, aangeboden aan de minister van Sociale Zaken c.a. bij brief van 14 april 1965;
advies van de Sociaal-Economische Raad over een verzekering tegen zware geneeskundige risico's aangeboden aan de minister van Sociale Zaken c.a. bij brief van 18 juni 1965;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad over de financiële gevolgen van het sociale zekerheidsbeleid als resultante van het door hem gevoerde overleg met het ministerie van Financiën, 22 oktober 1965;
notitie van raadsadviseur drs. A. Putter over voornoemde brief, 26 oktober 1965;
brief van de staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk aan de minister van Sociale Zaken c.a. , in kopie gezonden aan de minister-president, waarin hij mededeelt "fundamentele" bezwaren tegen dit ontwerp te hebben, om welke reden hij de minister-president heeft verzocht de behandeling van het ontwerp algemene ziekteverzorgingswet in de Ministerraad uit te stellen, 26 oktober 1965;
brief van de staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk, in kopie gezonden aan de minister-president, aan de minister van Sociale Zaken c.a. over de verantwoordelijkheid van beide ministeries voor de uitvoering van deze wet, 3 november 1965;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a. en de staatssecretaris van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk aan de Ministerraad over het inmiddels gevoerde overleg met de ministeries van Justitie en Binnenlandse Zaken en over de bezwaren van de Raad van State tegen de naam van het wetsontwerp, 11 januari 1966

inv. nr. 5528

brief van de minister van Sociale Zaken c.a. aan de Ministerraad, waarin hij aandringt op snelle behandeling van de Algemene Wet Zware Geneeskundige Risico's (AWZ) en om dat te bewerkstelligen voorstelt om de wetsontwerpen financiering kinderbijslag uit de algemene middelen en beperkte volksverzekering tegen ziektekosten in te trekken, 8 februari 1967, met notities van raadsadviseur drs. A. Putter, 9 februari 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a., Veldkamp, aan de Ministerraad over de behandeling van de AWZ, waarin hij aandringt op spoed, 14 februari 1967, met een notitie hierover van raadsadviseur drs. A. Putter, 15 februari 1967; notitie van de minister-president over de uitslag van het onderhoud met de ministers Veldkamp en Verdam met zijn standpunt dat de AWZ per 1 januari 1968 in plaats van 1 juli 1967 moet worden ingevoerd, 10 maart 1967;
advies van de Commissie Sociale Verzekeringen van de Sociaal-Economische Raad over de derde nota van wijziging van het ontwerp AWZ, 12 april 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a., Roolvink, aan de Ministerraad over de parlementaire behandeling van het ontwerp AWZ met het voorstel het advies van de Sociaal-Economische Raad om terug te keren naar het oorspronkelijke idee over te nemen, 25 april 1967, met een notitie hierover van raadsadviseur drs. A. Putter, 26 april 1967;
brieven van de minister van Sociale Zaken c.a., Roolvink, aan de Ministerraad met de concept vierde nota van wijzigingen van het ontwerp AWZ, 8 en 15 juni 1967, met een gelijktijdige notitie van raadsadviseur drs. A. Putter;
tekst van een TV-interview van 27 juni 1967 met oud-minister Veldkamp over de AWZ;
notitie van de Inspectie der Rijksfinanciën voor de minister van Sociale Zaken c.a., Roolvink, over de financiële gevolgen van de invoering van de AWZ, 9 oktober 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a., Roolvink, en zijn staatssecretaris aan de Tweede Kamer met een berekening door de Ziekenfondsraad van de uitvoeringskosten van de AWZ, 11 oktober 1967;
brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken aan de Ministerraad over voornoemde berekening, 12 oktober 1967;
adviesaanvrage van de staatssecretaris van Sociale Zaken c.a. aan de Centrale Raad voor de Volksgezondheid over de kostenproblematiek van de gezondheidszorg, 10 juli 1967;
brief van de minister van Sociale Zaken c.a., Roolvink, en zijn staatssecretaris aan de Ministerraad met een concept adviesaanvrage aan de Sociaal-Economische Raad over de structuur van de verzekeringen tegen ziektekosten, 1 juli 1968, met een notitie hierover van raadsadviseur drs. A. Putter, 11 juli 1968.