© BWNW. Bronvermelding: Henk Hietbrink, Snellius, Willebrord, in: Biografisch Woordenboek van Nederlandse Wiskundigen URL: https://resources.huygens.knaw.nl/BWNW/lemmata/data/snelliuswillebrord [22/02/2019]
Willebrord Snel van Royen, een van de bekendste Nederlandse wetenschappers uit de Gouden Eeuw, was van 1615 tot 1626 hoogleraar wiskunde aan de Leidse Universiteit. Van hem is de optische Brekingswet van Snellius.
SNELLIUS, Willebrord (Leiden, 1580 Leiden, 1626). Zoon van Rudolf Snel van Royen (Oudewater, 1546 Leiden, 1613) en Machteld Cornelisdochter. Gehuwd in 1608 met Maria de Langhe. Samen kregen ze minstens zeven kinderen, maar slechts drie overleven hem. Hij is begraven in de Pieterskerk in Leiden. Zijn gedenksteen hangt er naast die van Scaliger en Van Ceulen.
De familie Snel van Royen was welvarend. Vader Rudolf studeerde op meerdere plaatsen in Duitsland en doceerde in Marburg. Onder diens gehoor bevond zich de belangrijke theoloog Jacobus Arminius. Terug in de Nederlanden werd Rudolf Snellius aangesteld aan de net opgerichte universiteit van Leiden. In 1581 werd hij buitengewoon hoogleraar en in 1601 gewoon hoogleraar. Prins Maurits van Oranje volgde zijn lessen. Na de oprichting van de Ingenieurschool in 1600 was Rudolf Snellius betrokken bij de examens.
Willebrord Snellius groeide op in een vooruitstrevend, academisch milieu en studeerde rechten en klassieke talen. Hij volgde onder meer het onderwijs van de grote humanist J,. J. Scaliger. De wiskunde waarvoor hij grote belangstelling had, leerde hij van zijn vader en van Ludolf van Ceulen, die later ook als docent verbonden was aan de Ingenieurschool. Kort voor 1600 nam van Ceulen uitwerkingen van zijn leerling Willebrord Snellius over in zijn boek De arithmetische en geometrische fondamenten. Willebrord Snellius verzorgde in die tijd gastcolleges in Leiden over de Almagest. Tussen 1600 en 1602 maakte hij een internationale studiereis. In Duitsland leerde hij de wiskundige Adrianus Romanus kennen en in Bohemen maakte hij kennis met Tycho Brahe en Kepler. De reis leverde hem een netwerk op waar hij later dankbaar gebruik van zou maken. Academische posities waren schaars en werden vergeven op voorspraak van invloedrijke figuren. Willebrord Snellius vestigde zijn naam met talrijke publicaties en bouwde gestaag een netwerk van patronage op. Zo vertaalde hij rond 1608 Simon Stevins Wisconstige Gedachtenissen in het Latijn en droeg het boek op aan Prins Maurits. Stevin en Snellius hadden een goede relatie; kort voor zijn dood in 1620 zou Stevin Snellius vragen om voogd over zijn kinderen te zijn. In datzelfde jaar 1608 publiceerde hij een reconstructie van een verloren gegaan werk van Apollonius in de Apollonius Batavus (De Nederlandse Apollonius). In 1613 publiceerde Snellius een bewerking van de Arithmetica van Petrus Ramus. Na de dood van Van Ceulen verzorgde Willebrord Snellius bewerkingen van diens boeken Fundamenta Arithmetica et Geometrica (1615) en De Circulo et Adscriptis Liber (1619). Hij verzorgde in 1618 de Observationes Hassiacae met astronomische berekeningen voor Maurits van Hessen. Al die inspanningen wierpen vruchten af. Twee jaar na de dood van zijn vader verwierf Willebrord Snellius in 1615 de felbegeerde positie: professor in de wiskunde aan de Universiteit van Leiden.
Willebrord Snellius is beroemd geworden door zijn landmeetkundig werk. Hij vervolmaakte de methode van triangulatie. Een hoogtepunt was zijn bepaling van de lengte van de omtrek van de aarde. Gebruik makend van een aantal nieuwe technieken bepaalde hij daarvoor onder meer eerst de afstand tussen Bergen op Zoom en Alkmaar en het geringe verschil in lengtegraad tussen beide steden. Dit combinerend met metingen van de hoogte van de Poolster en een benadering van π berekende hij op een vernuftige manier de lengte van de meridiaan van Alkmaar. Hij kwam uit op 38,639 km, 3.65 % minder dan de moderne waarde. Hij publiceerde zijn resultaten in Eratosthenes Batavus (De Nederlandse Eratosthenes) van 1617.
Minstens net zo bekend is de brekingswet van Snellius die aangeeft hoe lichtstralen gebroken worden als ze van het ene medium naar het andere medium gaan, bijvoorbeeld van lucht naar water. Het quotiënt van de sinussen van de hoek van inval en de hoek van uitval is een constante. Snellius formuleerde de wet overigens anders, gebruik makend van de secans (de inverse van de cosinus). Zelf heeft hij dit werk niet gepubliceerd. De eerste die de wet publiceerde was Descartes.
Bronnen
- Haasbroek, Nicolaas D. Gemma Frisius, Tycho Brahe and Snellius and their triangulations. Publication of the Netherlands Geodetic Commission, Rijkscommissie voor Geodesie, Delft, 1968.
- Molhuysen, Philipp C. Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, Deel 7.Leiden: A.W. Sijthoff, 1927.
- Wreede, Liesbeth de. Willebrord Snellius
(1580-1626), a Humanist Reshaping the Mathematical Sciences. Universiteit Utrecht: Proefschrift, 2007.
Publicaties
- Hypomnemata Mathematica, 1605, 1608.
- Apollonius Batavus, 1608.
- Arithmeticae Libri Duo, 1613.
- De Re Nummaria Dissertatio, 1613.
- Eratosthenes Batavus, 1617.
- Coeli et siderum in eo errantium observationes Hassiacae, 1618.
- De Circulo et Adscriptis Liber, 1619.
- Cyclometria sive de circuli dimensione, 1621.
- Tiphys Batavus, 1624.
- Canon Triangulorum, 1626.
- Doctrina triangulorum, 1627.
Auteur: Henk Hietbrink
Laatst gewijzigd GA: mei 2018