02 - 01 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Besloten wordt tot een onthaal op 's lands kosten voor hierheen gezonden ambassadeurs op het moment van hun eerste audiëntie, te verlenen op de derde of vierde dag na hun aankomst. Hun verering bij vertrek wordt gebaseerd op de gedane zaken maar zal het bedrag van 2.000 gld. niet mogen overschrijden. Deze resolutie mag niet dan met unanieme instemming van de provincies worden veranderd.
2
De
ontvanger-generaal zal een wisselbrief van 350 gld. door
Mibassen getrokken op
koopman
Pieter Pietersz.
Haes uit Hoorn, betalen. Het
bedrag
is gebruikt ter berging van het geschut van de gestrande schepen en
tot
onderhoud van hun matrozen te
Calais en zal
vervolgens
worden gekort op het subsidie voor de Admiraliteiten.
3
In een brief d.d. Parijs 13 dec. 1625 berichten
Languerack en
Sommelsdyck over de
stand van zaken
aangaande
La Rochelle en laten zij weten dat
de koning aanbiedt het in
Calais
verblijvende geschut van de gestrande schepen te betalen of op een
andere manier in eigendom te verkrijgen.
De brief zal aan Z.Exc. worden meegedeeld; niettemin zal ook met
de
Franse ambassadeur worden gesproken over de
betaling van de onder
Haultain
gezonden schepen.
Languerack en Sommelsdyck zal
worden geschreven dat zij moeten
volharden in het gedaan krijgen van die betaling.
4
Een brief van commandant
Marinus Hollaer d.d. 26 dec. 1625 zal worden besproken op de vergadering van
19 jan. met de gecommitteerden van de Admiraliteiten.
5
Het Admiraliteitscollege in het
Noorderkwartier
heeft 30 dec. 1625 geantwoord op de brieven van HHM d.d. 20 en 22 dec. 1625 over zowel het binnengaats doen blijven van de voor de zeebewaking bestemde schepen als het monteren van de koopvaardijschepen volgens het plakkaat van 22 juli 1625.
Wat het eerste punt aangaat laten HHM het er bij; inzake het tweede punt wordt besloten de Admiraliteiten te schrijven hun gedeputeerden voor de vergadering op 19 jan. te gelasten mee te werken aan een gemeenschappelijke grondslag voor de uitvoering van het plakkaat.
6
De Admiraliteit te
Amsterdam
schrijft d.d. 30 dec. 1625 dat het bemannen en monteren van koopvaardijschepen niet in de
Sont maar in dit land op gang gebracht moet worden met wat betreft
gezag en tijdstip bij de toestand en het belang van het land passende
middelen.
HHM zullen op dezelfde manier antwoorden als aan de
Admiraliteit te
Enkhuizen
.
In een andere brief van dezelfde datum schrijft de Amsterdamse Admiraliteit inzake het inhouden van de voor de bewaking van de kust van
Vlaanderen bestemde schepen, er elf derwaarts te hebben gestuurd.
7
De Admiraliteit te
Zeeland
laat via brieven van 27 dec. 1625 weten dat
Seger Winants zich aan piraterij schuldig heeft gemaakt en bijgevolg door
haar voor de tijd van 25 jaar uit de Verenigde
Nederlanden is verbannen.
Zijn verzoek de ban te herroepen is door HHM afgewezen.
8
De
Zeeuwse Admiraliteit
schrijft d.d. 29 dec. 1625 niet te weten waar de Engelse vloot zich bevindt en dus geen levensmiddelen te kunnen bezorgen aan de uit deze landen toegevoegde schepen. Ook stuurt de Admiraliteit een rekest door van
Joris Fortsen waarin hij vraagt of op grond van hun sauvegarde
Essen en
Kalmthout, en ook
Roosendaal, recht hebben op levensmiddelen.
Over het eerste punt wordt geen besluit genomen en over het tweede punt
wordt advies gevraagd aan de RvS.
9
Op verder aandringen van
Haulterive zijn
Rantwijck en
Oosterzee gecommitteerd tot het
onderzoek van
diens zaak.
10
Op verzoek van de
Bewindhebbers der VOC
zullen HHM aan de
Staten van
Zeeland
schrijven dat zij de nominatie van hoofdparticipanten voor de
verkiezing van bewindhebbers op orde gebracht willen zien.
De uitspraak van
Maurits volgend, moeten de hoofdparticipanten
hetzelfde aantal voordragen als de bewindhebbers en dus niet twee
tegen
één.
11
Op verzoek van de
Bewindhebbers der Noordse Compagnie
zullen HHM aan
de
Deense koning schrijven opdat hij regelt dat zijn onderdanen hun
paspoorten voor het vissen bij
Spitsbergen niet
verkopen of verhandelen
zoals
Braem het zijne aan de
Biskajers heeft
verkocht. Braems
paspoort zou daarom ook ingetrokken moeten worden. De missive gaat
naar
Aissema met de opdracht de zaak te
doen uitmonden
in een goed besluit
door de Deense koning.
12
Halewijn,
Van der Meer en
Oosterzee overhandigen de
schriftelijke
verklaring van
Joost Brasser en
Paul de
Willem inzake het overmaken van
het geld voor
Denemarken.
Er wordt nog geen besluit genomen.
13
De gedeputeerden van de Admiraliteit in het
Noorderkwartier
hebben de
volgende punten op schrift gezet en verzoeken, ten eerste, te mogen
vernemen of de revictualisering van de schepen die nog buitengaats bij
de Engelse vloot verkeren, door de kapiteins of door het land plaats
zal vinden. Ten tweede willen zij graag de door HHM beloofde
subsidie van 80.000 gld. ontvangen. Ten derde hoopt het
Admiraliteitscollege op aanmerkelijke financiële steun teneinde het
levensonderhoud van de vrouwen van het scheepsvolk onder admiraal
L'Eremite en onder de luitenant-admiraals
Willem van
Nassau en
Haultain te kunnen ondersteunen. Ten
vierde
verwacht de Admiraliteit
prompte subsidiëring voor de equipage van de vier schepen voor
de
tweede Engelse vloot. Ten vijfde wil het College geregeld zien dat de
magistraat van
Medemblik de twee voor de dienst van
het land besproken
schepen ter beschikking stelt van de Admiraliteit zodat zij
toegerust,
bemand en van kapiteins voorzien kunnen worden. En, vanwege de
moeilijkheden die de
provincie
Friesland
daarover
maakt, zouden, ten
zesde, HHM moeten regelen dat de
Friese
afgevaardigde in het
Admiraliteitscollege op dezelfde wijze wordt beloond als de andere
gedeputeerden.
Het eerste punt wordt nog in beraad gehouden aangezien men gelooft dat
de Engelse vloot is binnengelopen. Over het tweede en derde punt
wordt
besloten dat de hand gehouden zal worden aan een zo spoedig mogelijke
oplevering van de tweede en derde termijn van de 600.000 gld. die ter
decharge aan de ontvanger zijn gegeven. Het vierde punt zal
uitvoeriger worden besproken wanneer de gedeputeerden van de andere
Admiraliteiten hier zijn. Over het vijfde punt zal nader besloten
worden na het advies van Z.Exc. te hebben vernomen en over het zesde
punt stellen HHM dat de betreffende gedeputeerde zich moet wenden
tot de provincie Friesland.