08 - 04 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
HHM besluiten conform het advies van de RvS
Brecht de molensteen toe te staan, tegen Bosch' licent.
2
Het verzoek van
Hendrick van Meiburch om wat geld voor zijn uitrusting is afgewezen.
3
Het verzoek van
Wouter van Dalen en
Hendrick Janssen om
ijzer, aluin en
kolen te mogen invoeren is afgewezen.
4
Het verzoek van de ingezetenen van
Roosendaal om wat duivenmest te mogen invoeren gaat voor advies naar de
RvS.
5
De
markies van Rouillac, ritmeester, verzoekt met zijn gevolg uit
Frankrijk via
Brabant naar zijn compagnie te mogen reizen.
Dit zal met Z.Exc. worden besproken.
6
De blekers van
Gestel bij
Eindhoven verzoeken twee last as en
één last zeep uit de Republiek te mogen invoeren.
7
Pieter
Houffijser verzoekt betaling door
Doublet van 43.380
gld., het resterende bedrag van een betaalopdracht van 120.000
gld.
De RvS wordt om advies gevraagd.
8
Op aanbeveling van graaf
Willem van Nassau mag
Cornelis Gerrits
Cortpenninck tegen
betaling van rechten tien samoreuzen turf uitvoeren naar
Emmerik
[Emmerich].
9
Matheus van Lose uit Venetië krijgt paspoort voor zichzelf, zijn dienaar en
bagage om door vijandelijk gebied naar de Republiek te reizen.
10
In zijn advies d.d. 6 april naar aanleiding van de op 4 april ontvangen brief van
Famars stelt de RvS dat een verandering in de tot nu toe door
HHM gehanteerde regel - dat plattelandsbewoners hun
levensbehoeften
uit één specifieke stad moeten halen - de deur openzet voor
allerlei
mogelijkheden tot fraude.
HHM zullen dit aan Famars antwoorden.
11
Pasquina van der Hert, weduwe van luitenant
Goudelox, verzoekt
een traktement voor de door haar man bewezen diensten.
HHM wijzen dit af.
12
Het nog ontbrekende tapijt dat deel uitmaakt van de verering voor de
hertog van Buckingham kost 182 p. 12 sch. 6 p. Vlaams.
De som zal door de
ontvanger-generaal worden betaald aan de heren
C[ornelis]
Nuijts en
Johan Poliander uit het geld dat
bij resolutie
van
27 okt. 1625 is gereserveerd voor de verering van de afgezanten van
de
Engelse koning die bij de
alliantie betrokken
zijn
geweest.
13
De heren van
Holland hebben verklaard toe te stemmen in de door de
prinses van Portugalverzochte
aflossing van een
rente van 2.500 gld. per jaar. De overige provincies wachten nog
met hun
advies.
14
Fiscaal
Sille voert ter vergadering aan dat de magistraat van
Nijmegen weigert in te gaan op het verzoek van de
gedelegeerde rechters in de zaak van de
Admiraliteit te
Rotterdam
om de erfgenamen van oud-burgemeester en
raad
ter Admiraliteit
Gerard van de
Voort te
dagvaarden
en
beslag te leggen op zijn goederen. De erfgenamen beroepen zich op
het
stadsrecht en willen wel te Nijmegen terechtstaan. De rechters
verzoeken HHM in te grijpen teneinde voorbeeldwerking tot nadeel
van
het land te voorkomen.
HHM zullen de Nijmeegse magistraat indringend schrijven zich in deze kwestie niet uitzonderlijk te gedragen maar te doen als de steden van
Holland en
Zeeland die over dezelfde privileges
beschikken. Bovendien zal een akte van non-prejuditie worden
verstrekt
en met de brief worden meegzonden.
151
Laurens Reael en
Schilder, bewindhebbers
van de VOC,
compareren en reageren op het schrijven van HHM aan de
Heren Zeventien
van 4 april over
de
verering
van de
Perzische ambassadeur. Zij
stellen dat
de
ambassadeur hier toch voornamelijk met politieke en niet met
commerciële bedoelingen is gekomen aangezien in
Perzië al een
handelscontract was gesloten. Zij verzoeken HHM dan ook de
verering
voort te zetten en, zoals overeengekomen, door de VOC te laten
betalen, mits de Compagnie de kosten mag korten op de afdracht van
konvooien en buit.
Ook verzoeken zij
Hasselt meer respect te betuigen en hem in audiëntie te ontvangen
aangezien het land en de Compagnie van hem meer te verwachten
hebben
dan van de ambassadeur. Zij laten op dit moment de brief vertalen
en
vragen HHM om een daarbij te betrekken gecommitteerde.
Wat het onthaal betreft blijven HHM bij hun besluit van 4 april, maar zij willen wel toestaan dat het door de VOC gedragen vervolg in naam van de Generaliteit geschiedt. De Compagnie mag dat voor haar zo voordelig mogelijk afhandelen.
Hasselt zal door
Halewyn en
Vosbergen worden gehoord waarbij
hem duidelijk
gemaakt zal worden dat deze particuliere audiëntie hem tot meerder
eer
dient en zijn kwaliteit niet verkleint.
HHM laten de vertaling van de brief, zonder iemand te deputeren, over aan de Bewindhebbers.