18 - 04 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Rantwyck schrijft d.d. Arnhem 5/15 april dat hij naar
's-
Gravenhage zal komen om de reis naar
Friesland te aanvaarden.
De brieven van credentie en de patenten zullen worden gedepêcheerd.
2
Commies-generaal
Henrick van Eck vraagt in zijn brief of de boeren hun in veiligheid
gebracht koren licentvrij mogen ophalen en ook of zij hun vee uit
de
Veluwe ter weiding onder waarborg naar het
graafschap
Zutphen mogen brengen.
De RvS wordt om advies gevraagd.
3
Op de door burgemeesters, schepenen en raad van
Zevenbergen verstrekte certificaten wordt de uitvoer van paarden naar
Zevenbergen toegestaan tegen Bosch' licent en onder waarborg dat
zij
daar blijven. Bakker
Jan Janssen,
Adriaen
Claessen en
Matthys
Dingemans mogen
elk
twee paarden invoeren,
Robrecht de
Haen en
Jan Hubrechts elk één paard, en
Maiken
Dingemans een paard en een koe.
Ook wordt aan metselaar
Aert Cornelissen toegestaan zijn meubelen en twee in veiligheid gebrachte
koeien voor driekwart vrij naar Zevenbergen te brengen.
4
De landgraaf van
Hessen verzoekt betaling van de ritmeesters- en kapiteinsgage die
tijdens zijn absentie is vervallen.
De RvS moet advies uitbrengen.
5
In een remonstrantie verzoekt
Kniphausen toch betaling van de afrekening waarover 17 april in zijn
nadeel is besloten.
De besluitvorming wordt uitgesteld omdat de heren van
Holland de zaak nader willen bestuderen.
6
Het verzoek van
Goch om uit
Venlo een of twee schepen met kalk en
kolen te mogen halen zodat er stenen gebakken kunnen worden voor
de
opbouw van de stadsmuur, is afgewezen omdat de vaarwegen gesloten
zijn.
71
Het stadsbestuur van
Amsterdam schrijft d.d. 15 april in antwoord op de brief van HHM over
de tolk van de
Perzische
ambassadeur. Men zegt
hem
niet kunnen vinden maar vermoedt dat
Paul wel
zou
willen komen als hij niet aan de ambassadeur wordt uitgeleverd.
Carl van Gelder zal worden gelast
aan de
Bewindhebbers
[van de VOC] te
schrijven de
tolk te ontbieden en hem naar 's-
Gravenhage te
sturen
alwaar hij in het huis van Van Gelder tot nader
order vastgehouden zal worden.
8
Aangevoerd wordt dat
Hasselt een besluit van HHM verzoekt op de twee door hem aan hun
gecommitteerden voorgelegde punten. Ook zou duidelijkheid moeten
komen
in hetgeen zich tussen hem en de
ambassadeur
afspeelt.
Er wordt nog geen besluit genomen.
9
De RvS heeft 16 april een advies opgesteld over de op 6 april ontvangen brief van de stadhouder en raden in
Kleef. Aan het plakkaat van retorsie moet strikt de hand worden
gehouden, ten aanzien van ingezetenen van zowel neutrale als deze
landen. De brief moet ter hand gesteld worden van kapitein
Alendorp die het bevel voert over
de
Schenkenschans
['s-Gravenwaard].
HHM besluiten conform het advies en machtigen de RvS de commandant te horen over de tegen het plakkaat gepleegde vergrijpen om daarover te beslissen naar eigen goeddunken.
10
De
RvS
compareert en brengt naar voren conform het door HHM genomen besluit van 15 april een deel van de versterking van
Steenbergen te willen aanbesteden. De Raad vraagt HHM eerst opening van
zaken aangaande de consenten van de provincies in de petitie van
300.000 gld. die op 23 juli 1625 voor de werkzaamheden te
Steenbergen,
's-
Gravenwaard en op de
IJssel is
gedaan, temeer omdat bij de Schenkenschans en
Kampen
al voor een behoorlijk bedrag aan werk is aanbesteed.
Ook is met dr.
Opten Noort, burgemeester van Zutphen, afgesproken de IJssel bij laag
water op een diepte van vijf voet te houden en is daartoe de som
van
180.000 gld. toegezegd.
Besloten wordt een duplicaat van de genoemde petitie aan de provincies te sturen met het nadrukkelijke verzoek hun consenten daarin te dragen en zo spoedig mogelijk op te sturen.
Omdat de fortificatie van Steenbergen haast heeft, mag de RvS ondertussen op deze consenten via ontvanger-generaal
Doublet een derde deel van de verwachte aanbestedingskosten voor
Steenbergen lenen voor een periode van zes maanden. Daarnaast moet
de
RvS een staat maken van de inkomsten uit de contributies om te
bezien
of ook daarop niet een bedrag kan worden geassigneerd.
11
De baljuw, eerste en andere hoofdmannen van
IJzendijke hebben in hun rekest te kennen gegeven dat zij met instemming
van hun gemeente op elke ton zwaar bier 1 gld. heffen en 10 st. op
een
ton klein bier tot last van de tapper, 5 st. op een ton zwaar bier
voor
eigen gebruik als ook 1 st. op een stoop wijn tot last van de
tapper, 1
st. op een ton bier die te land wordt aangeslagen voor
kaaigeld
tot last van de verkopers of bierstekers, met nog 5 st. die
voorheen
door de bierdragers werden genoten.
Ook verzoeken zij een besluit over hun al in 1622 ingediende rekest over de accijnsheffing op wijn en gemaal ter bestrijding van hun lasten of dat HHM in elk geval de imposten omslaan zoals dat gebeurt in
Sluis en
Aardenburg.
Aangezien de supplianten al op eigen gezag bepaalde heffingen hebben vastgesteld, besluiten HHM het rekest met bijbehorende stukken opnieuw voor onderzoek ter hand te stellen van de RvS. Die moet tevens adviseren of men hun niet voor een bepaald aantal jaren een impost in de vorm van parochielasten kan toestaan.