03 - 05 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Rantwyck,
Brouchoven en
Van der
Lingen schrijven d.d. Leeuwarden 30 april dat
Oostergo,
Westergo en
Zevenwouden zijn overreed tot uitvoering van de
verpachting van de middelen conform de uitspraak van HHM, hoewel
Oostergo en Zevenwouden enige voorwaarden hebben gesteld. Voorts
melden
zij hun ontevredenheid bij het vernemen van de door HHM bij
resolutie
gedane toezegging aan de steden dat hun bezwaren binnen vier
maanden
afgehandeld zullen worden.
De brief zal Z.Exc. en de RvS worden voorgelegd.
21
Joachimi schrijft d.d. Londen 17 april dat hij, aangezien
Killegry op punt van vertrek
stond, begonnen is
met
de uitvoering van het bevel van HHM inzake diens sessie in de
RvS
.
De
weg naar de
koning heeft hij
voorbereid door
zich
eerst te wenden tot
Carleton en
vervolgens tot
de
hertog van
Buckingham en baron
Conway. Allen raakten zeer
ontsteld bij de
opening
van zaken.
Eveneens ontvangen een brief van 27 april die Joachimi vergezeld doet gaan van een geschrift2over deze materie, dat hem uit naam van Buckingham en
secretaris Conway door de
opperklerk is overhandigd. In het stuk wordt gesteld dat men de betekenis van hetgeen de heren Staten-Generaal hun ambassadeur hebben laten meedelen niet moet onderschatten. De ambassadeurs van Z.M. hebben sedert 1585 zitting in de RvS en de voorgenomen uitsluiting is een verandering die de huidige koning bij de aanvang van zijn regering zeker niet heeft verdiend. De redenen die indertijd hebben geleid tot de toelating van de ministers van deze staat gelden nog steeds. Zo kon en kan Z.M. voortdurend op de hoogte zijn van hetgeen zich in de provincies afspeelt en des te sneller te hulp schieten met middelen die niet alleen hun binnenlandse zaken, maar ook de unie van hun provincies bevorderen. De Engelse kroon heeft aldus militaire versterkingen mogelijk gemaakt en bijgedragen aan de handel en visserij van de provincies. Geen van hun buurlanden heeft de Staten-Generaal zo gesteund. De nauwe band met Engeland heeft hun reputatie daarentegen versterkt en alom afgunst opgewekt. Het lijkt er echter op alsof de Staten het niet meer nodig achten de jaloezie van hun buurlanden te voeden, want ondanks alle aangevoerde bezwaren en blijken van welwillendheid van Z.M. zijn zij vastbesloten hem het onderpand van het onderlinge vertrouwen te ontnemen. Als men doorzet en Engeland op gelijke voet met andere landen wenst te behandelen, zal dat tot protest leiden.
Enkele provincies hebben een kopie
gevraagd.
3
Van
Joachimi is een brief d.d. Londen 16 april ontvangen, maar de daarin
behandelde punten
leiden niet tot een besluit. Eveneens zijn brieven van
respectievelijk 25 en 27 april ontvangen over
uiteenlopende zaken. Een onderwerp betreft het door kolonel
Cicil
aan kapitein
Cornelis Dirxen
Lutien verstrekte
bedrag van 100 pond sterling voor victualie en reparatie van diens
schip dat meedeed aan de eerste expeditie van de Engelse vloot.
De
Admiraliteit in het Noorderkwartier
zal bericht worden de betaling van dit bedrag te regelen.