20 - 05 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De
Gedeputeerde Staten van Groningen
committeren d.d. 1 mei
Gualter Schonenborch om namens de provincie zitting te nemen in de
Generaliteitsrekenkamer
. Hij
heeft de eed
afgelegd.
2
Op attestatie van baljuw, burgemeesters en raden van
Niervaart
[Klundert] mogen
Thonis Corstiaenssen
en
Pieter Pieters ieder twee paarden,
Gijbert
Adriaenssen en
Theunis
Priemers ieder
één paard naar [de polder]
Bloemendaal brengen
tegen
Bosch' licent en onder borgstelling dat zij daar blijven.
3
Jan de Coenen, schout te Oosterhout, is op zijn nader verzoek toegestaan
per week één ton, en in de oogsttijd
twee
tonnen bier uit
Geertruidenberg te halen. Ook mag
hij
om de vier maanden een okshoofd wijn halen. Hij moet Bosch' licent
betalen en cautie stellen dat bier en wijn niet naar een andere
plek
worden vervoerd.
4
De RvS heeft geadviseerd de schout en de dijkgraaf van de
Hooge Zwaluwe en de
Lage Zwaluwe toe te staan vier paarden
en 36 runderen (maar geen ossen) naar deze plaatsen te laten
brengen.
Zij moeten Bosch' licent betalen en cautie stellen dat paarden en
runderen daar blijven.
HHM besluiten conform het advies.
5
De RvS heeft geadviseerd
Anthonette Vogels op haar op 15 mei besproken verzoek toe te staan ongeveer
drieduizend pond hop van
Boxmeer naar
Emmerik
[Emmerich] of
Rees te vervoeren.
HHM nemen het advies over op voorwaarde dat zij de invoerrechten betaalt.
6
Robert Trotter, koopman uit Edinburgh, krijgt paspoort om vijfhonderd
musketten met forketten en bandeliers en tweehonderd spiesen en
corseletten naar
Edinburgh te vervoeren tegen
betaling
van 's lands rechten en onder borgstelling dat zij daar
blijven.
Eenzelfde paspoort is toegestaan aan
Patrick Stuard, koopman uit Aberdeen, voor het transport van vijftig
musketten met forketten en
bandeliers en vijftig harnassen met spiesen naar
Schotland.
7
Guillaume Bartelotti, koopman te Amsterdam, krijgt paspoort om naar de
hertog van Toscane (die HHM
daarover heeft
geschreven) honderdvijftig pond buskruit, tweehonderd karabijnen en
een
kuraswapen naar Nederlands model uit te voeren. Hij dient 's lands
rechten te betalen, te waarborgen dat het wapentuig nergens anders
terechtkomt en moet in ruil voor het buskruit eenzelfde
hoeveelheid
salpeter invoeren.
8
Op attestatie van de
schout van Oosterhout is
Artus Pels en
Cornelis van
der
Donck toegestaan naar hun woonplaats Oosterhout elk
één
paard te vervoeren, tegen Bosch' licent en onder borgstelling dat
de
paarden daar blijven.
9
De RvS adviseert de dorpen
Raamsdonk en
Waspik op hun op 29 april besproken
rekest toe te
staan zomergerst voor zeventig morgen land uit
Geertruidenberg te halen onder borgstelling dat
dit
niet naar een andere plaats wordt gebracht. Op het punt van het vee
is
het verzoek te algemeen zodat daarover geen besluit mogelijk
is.
HHM besluiten conform het advies.
10
Kapitein
Johan Mario krijgt een jaar uitstel van de terugbetaling van een bedrag
van 600 gld. dat hem door het land is verstrekt voor een reis naar
Bazel.
11
Emden heeft een lijst van gevangenen die in
Algiers vastzitten ingeleverd.
HHM verordenen dat de lijst ter bewerking van hun vrijlating naar de
consul aldaar wordt gestuurd.
12
David Pallache schrijft d.d. Brussel 14 mei dat men in
Brussel eerst het aantal en de kwaliteit van de
gevangenen alhier wil weten. Ook vindt men daar fiscaal
Slachmulder niet gelijk aan
Kesseler.
De gedeputeerden van
Holland hebben de brief voor beraad meegenomen.
13
De RvS mag beslissen over het verzoek van
kapitein Meutis om betaling van het tijdens zijn absentie vervallen
traktement.
14
Baljuw, burgemeesters en schepenen van de steden en ambachten van
Axel,
Terneuzen en
Biervliet hebben 16 mei schriftelijk verzocht om
gevolmachtigden met het oog op vernieuwing van de wet en auditie
van de
rekeningen. Ook zouden zij kennis moeten nemen van hetgeen de
magistraat ten behoeve van politie en justitie onder de aandacht
wil
brengen en van enige door de
Raad van
Vlaanderen
voorgenomen inbreuken op hun privileges.
Catz, pensionaris van Dordrecht, de Zeeuwse gecommitteerde raden
Huessen en
Jan
Vosbergen zijn gecommitteerd.
15
Het rekest van de pachters van het kwart van de konvooien en licenten wordt gelezen. Zij verzoeken de Noordvaarders te houden aan de wettelijke verklaring van de scheepsgrootte voordat zij uitvaren omdat zij daarover pro rata moeten betalen conform het door HHM genomen besluit. Ook zou aan hen de korting met een zesde deel, waarop zij aanspraak maken, moeten worden ontzegd.
De Bie en
Schagen zal het rekest
ter hand
worden gesteld om te onderzoeken wat voor zowel het land als de
pachters het best gedaan kan worden. Zij zijn eerder aangewezen om
naar
Noord-Holland te gaan ter bevordering van de
uitvoering van het plakkaat op de admiraalschappen en de bewapening
van de koopvaarders.
161
Sommelsdyck verschijnt ter vergadering en geeft te kennen dat
secretaris van de Franse
ambassadeur uit
Frankrijk is teruggekeerd en het
concepttraktaat heeft meegenomen waarover hij,
Sommelsdijck, in zijn rapport sprak. De
ambassadeur zal opening van zaken
geven als hij
daarover door HHM wordt benaderd. Sommelsdijck
verzoekt HHM, alvorens stappen te ondernemen, eerst zijn rapport te
lezen waarin over de voorwaarden en artikelen inzake het traktaat
wordt
gesproken.
HHM benoemen
Culenborch,
Noortwyck,
Vosbergen,
Boetzeler,
Haersolte en
Schaffer om de werkelijke
situatie rond het
traktaat te achterhalen met behulp van
Sommelsdijck
en diens rapport.
17
Cracou schrijft d.d. Elseneur .. april
2 over zijn aankomst te
Elseneur
[Helsingør ] en over
het
feit dat de koopvaardijschepen geheel onbewapend varen, in strijd
met
het plakkaat dat in juli 1625 daarover is verschenen.
De brief gaat naar
De Bye en
Schagen opdat zij hun
commissie beter
kunnen uitvoeren.
18
Adam van Zevel verzoekt voor zichzelf en zijn erfgenamen octrooi gedurende
vijftig jaar voor bepaalde uitvindingen.
Hij zal worden gehoord door
Rantwyck,
Antwerpen en
Hertevelt.
19
Op het verzoek van
Francois Poor om een beloning voor zijn ontdekking van het bedrog in de
monsteringen, wordt geappointeerd dat hij zich tot de RvS moet
wenden.
20
Met
Z.Exc. en de
RvS
is, na gedaan
verslag,
gesproken over de zaak van
Oost-Friesland. Met hun
advies is het volgende besluit3 genomen.
Aangezien de
graaf van Oost-Friesland zich heeft beklaagd over het door gecommitteerden van HHM
uitgesproken oordeel over de kwesties die tussen hem en zijn
stenden en
in het bijzonder de stad
Emden speelden, is op
zijn
verzoek een bijeenkomst vastgesteld van de betrokken partijen die
met
volkomen last op 15 april zouden verschijnen om op grond van de
bestaande verdragen en akkoorden tot een oplossing te geraken. Na
aankomst van de vertegenwoordigers van de graaf, de ridderschap, de
steden
Norden en
Aurich, de
huismansstand en de stad Emden zijn hun proposities en verzoeken
door
HHM onderzocht. Gecommitteerden van HHM hebben de partijen gehoord
en
geprobeerd tot een vriendschappelijk akkoord te komen. Uit hun
verslag
is naar voren gekomen dat de gedeputeerden van de graaf op enkele
punten van het in Oost-Friesland uitgesproken oordeel met
betrekking
tot de stad Emden bezwaren bleven houden. Zij wilden echter niet
ingaan
op hetgeen
Syriacus Hiske namens
de stenden had
ingebracht aangezien de graaf zich inmiddels met ridderschap,
steden en
huismansstand zou hebben verzoend. Hiske heeft echter aangevoerd
dat
zijn last niet was achterhaald, aangezien er sinds zijn vertrek
geen
nieuwe Landdag was gehouden. De vertegenwoordiging van Emden stelde
niet met de graaf tot overeenstemming te zijn gekomen en als lid
van
de stenden bereid te zijn de grieven van de graaf aan te horen en
te
beantwoorden. Diens gedeputeerden wilden echter geen opening van
zaken
geven, aangezien zij nu geen last meer hadden en die eerst wilden
verkrijgen. Inzake het voorstel van HHM de pachters, burgers en
reizigers betere bescherming te bieden tegen roversbenden wilden
alle
deputaties eerst ruggespraak met hun principalen. Hiske heeft nog
verzocht dan toch de specifieke grieven van de stad Norden en de
huismansstand af te doen, maar ook op dit punt wilden de afgezanten
van
de graaf eerst diens mening vernemen.
Daarom hebben HHM, na dit alles uitvoerig met de prins van Oranje en de RvS te hebben besproken, besloten om de conferentie uit te stellen tot 1 juli n.s. Dit om de graaf niet te benadelen en alle bezwaren niet stuksgewijs, maar in één keer af te handelen om zo de goede verhouding tussen de graaf en zijn onderdanen en de eenheid in Oost-Friesland te herstellen. Alle partijen dienen op die datum in persoon of bij vertegenwoordiging volledig gelast en geïnstrueerd in 's-
Gravenhage te zijn. Tot die tijd blijft de uitspraak gehandhaafd en
vertrouwen HHM erop dat de graaf zijn onderdanen in de uitvoering
daarvan niet belemmert. De bezetting van het graafschap en de
betaling
van het garnizoen in Emden lijden evenwel geen uitstel en ook dient
de
stad haar voorschot terug te krijgen. Daarom wordt met
onmiddellijke
ingang de door de gecommitteerden ontworpen en door HHM
geapprobeerde
bezetting uitgevoerd. Ook hetgeen de stenden naar voren hebben
gebracht over de "kluftordening" zal door de administratoren
nauwgezet
worden gehandhaafd. De afgesproken middelen en schattingen dienen
te
worden geïnd en daaruit moet wekelijks het garnizoen van Emden
worden
betaald, zodat de stad daarmee niet langer wordt belast. Ook
andere
schulden en het door de stad voorgeschoten bedrag dienen daaruit
terugbetaald te worden. Alle partijen zal specifieke kopie van deze
resolutie en het genoemde bezettingsplan worden meegegeven. De
gecommitteerden van de graaf krijgen ook nog een afschrift van de
specifieke bezwaren van de stad Norden en de huismansstand.
De inhoud van het bezettingsplan luidt als volgt: Emden staat twee of drie van de door de stenden van Oost-Friesland onderhouden compagnieën af voor de bewaking van de grenzen van Oost-Friesland bij
Gödens,
Lengener Moor,
Hollener
Moor,
Schwarzerweg of
Collinghorst bij
Detern,
Hampoel en
Diele. Op die plaatsen zal de graaf, voor zover
niet aanwezig, schansen inclusief hutten en wachthuizen laten
aanleggen. De compagnieën zullen niet door de stad Emden maar door
hun
kapiteins volgens de hier gegeven verordening worden gecommandeerd.
Wel
mag de stad in geval van nood de compagnieën terugroepen. Bij
overlijden van een officier zal de eerstvolgende in rang hem
opvolgen.
De compagnieën blijven gehandhaafd in de eed van trouw aan de
graaf,
de stenden van Oost-Friesland en de stad Emden, maar moeten
bovendien
zweren naar vermogen vagebonden en gewapende roversbenden van welke
zijde dan ook te weren en eventuele indringers te achtervolgen,
gevangen te nemen en over te dragen aan de officieren van de graaf.
Zij
zullen deze lieden onmiddellijk doden als zij worden betrapt op
publieke geweldpleging of op het hebben van gevangenen. Zelf dienen
zij
de inwoners van Oost-Friesland geen enkele overlast te bezorgen.
Mocht
dat wel gebeuren of als er sprake is van andere delicten dan wel
desertie, dan zullen de schuldigen berecht worden door een uit het
garnizoen samen te stellen krijgsraad. De bevelvoerende officieren
zullen elkaar voortdurend op de hoogte houden, waarschuwen voor
gevaar via onderling af te spreken signalen, en elkaar
bijstaan.
De graaf zal de nabijgelegen garnizoenen in
Lingen,
Oldenzaal,
Bourtange,
Bellingwolde en
Coevorden
waarschuwen deze verordening serieus te nemen en van
Oost-Friesland
af te blijven. Hij zal de ingezetenen van het graafschap gebieden
geen
soldaten, rovers of vagebonden te huisvesten of te verzorgen.
Integendeel, zodra zij dergelijke lieden ontwaren dienen ze de
bevelvoerende officier in te lichten, de klokken te laten luiden
en de
achtervolging in te zetten. Blijft iemand in gebreke, dan zal hij
worden gestraft en aansprakelijk worden gesteld voor de daardoor
ontstane schade.
De huismansstand van Oost-Friesland heeft zich beklaagd over de oproep binnen acht dagen in
Leerort te verschijnen teneinde huur te betalen over landerijen
waarvan het gebruik vervallen is. Dit is in strijd met het eerste
artikel uit de uitspraak van 1611.
De graaf van Oost-Friesland zal worden aangeschreven zijn ambtsdragers van dit soort
praktijken af te houden en de onderdanen volgens de bestaande
akkoorden
en verdragen te behandelen.
Naar aanleiding van de remonstrantie der gezamenlijke gedeputeerden van Oost-Friesland tegen het in rekening brengen van het opgeld van de geleende
50.00 rijksdaalder in specie is besloten dat zij mogen volstaan met
restitutie in bankgeld in plaats van specie.