25 - 05 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Het stadsbestuur van
Hamburg klaagt d.d. Hamburg 15 april over het wegvoeren van een
schip op de
Elbe en verzoekt de kapitein te
straffen
en het schip te restitueren.
De brief gaat voor advies naar de
Amsterdamse Admiraliteit
.
2
De
Admiraliteit te Amsterdam
schrijft d.d. 22 mei onder meezending van een brief van
Pieter Barents Dorrevelt d.d. 18 mei. De kapitein schrijft zijn best te zullen doen
om samen met twee Engelse schepen, die zich bij hem hebben gevoegd,
op
de
Elbe het vervoer van verboden goederen naar de
vijand te beletten. De vraag is of hij versterking met een of twee
schepen moet krijgen.
Dit zal met Z.Exc. worden besproken.
3
Commies
Carl van Cracou schrijft d.d. Elseneur [Helsingør] 14 mei over zijn
pogingen om de
schepen met admiraalschappen te laten varen.
Er valt geen besluit.
4
Manmaker is ter vergadering verschenen en heeft zijn credentiebrief
van de
Admiraliteit te
Middelburg
d.d. 20
mei
overhandigd. Hij voert aan dat het College in ernstige financiële
nood
verkeert, zelfs geen arbeiders meer op de timmerwerf kan aanstellen
en
onmogelijk de schepen voor de tweede Engelse vloot kan uitrusten
zonder
subsidiëring.
Ook meldt hij dat via
Calais vele lieden uit
Artois en omgeving
hiernaartoe komen om te bedelen, aangezien daar grote
graanschaarste
heerst. De Admiraliteit heeft de schippers gelast het transport van
deze mensen te staken op straffe van onderhoudsplicht. Degenen
die
nog onderweg zijn zullen in
Vlaanderen worden
afgezet.
Tot slot meldt hij nog dat de vijand vanuit Calais wordt bevoorraad, waarbij zich allerlei bedrog voordoet.
HHM wachten met het nemen van een besluit tot morgen.
5
De Admiraliteit in het
Noorderkwartier
schrijft 22 mei dat zij haar schepen voor de tweede Engelse vloot binnen veertien dagen gereed kan hebben als zij conform de toezegging van 16 mei wordt gesubsidieerd.
Hetzelfde College heeft zijn advies over de roei-jachten gezonden.
Halewyn en
Matelijfzullen alle
uitgebrachte adviezen
samen met Z.Exc. bestuderen en een regeling opstellen.
Haultain zal erbij betrokken
worden en ook, als
zij
dat goedvinden, enkele Admiraliteitscolleges.
6
Zaltbommel herhaalt het verzoek om financiële steun teneinde de
trekpaarden te kunnen betalen die de schepen van het leger
stroomopwaarts brengen.
De brief gaat naar de RvS voor een advies, zo spoedig mogelijk.
7
Gelezen is het rekest van
Matthys Raephorst,
Gerrit Hudde,
Huijbert
Elberts,
Jacob de Vries
en consorten,
reders van het schip De Sterre. Dit met
kolen geladen schip is onderweg van
Newcastle naar
Rouen door een Engels schip overmeesterd. De
schipper
meende dat het een Duinkerker betrof en heeft zijn schip verlaten.
HHM besluiten conform het met brieven van de
Amsterdamse magistraat ondersteunde verzoek,
Joachimi te schrijven dat hij de
supplianten
behulpzaam moet zijn bij het terugkrijgen van hun schip.
81
Graaf van
Culenborch en de andere heren die op 20 mei zijn gecommitteerd tot
overleg met
Z.Exc. over de eventuele alliantie met Frankrijk doen verslag.
Volgens Frederik Hendrik moet
D'Espesses
aangezegd worden dat het aan zijn discretie wordt overgelaten
opening van zaken te geven over de punten van het in
Frankrijk ontworpen verbond. Dat zou hij in de
vergadering van HHM kunnen doen of tegenover enkele gedeputeerden.
Daarvan dient dan wel een afschrift te worden geëist.
HHM stellen de beslissing uit.
Dezelfde heren rapporteren ook dat Z.Exc. het in deze omstandigheid onjuist vindt de nieuwe ruiters en het regiment van de hertog van
Candale af te danken. Hij suggereert voor hun onderhoud 200.000 gld.
te lenen.
Een besluit hierover is uitgesteld tot morgen.
9
De Admiraliteit te
Dokkum
heeft
Cornelis Both en
Jan Abes voor de post
van controleur
te Delfzijl genomineerd.
Both is verkozen en heeft daartoe de eed afgelegd in de handen
van de
president.
10
De
WIC
schrijft d.d. Amsterdam 22 mei over hetgeen heeft plaatsgevonden tijdens de aanslag op het kasteel van
Elmina in Afrika. De Bewindhebbers verzoeken de vele malen verzochte
betaling van de achterstallige bedragen en beloofde subsidies niet
langer uit te stellen.
HHM besluiten de provincies hierover te schrijven teneinde de betaling te kunnen doen.
In een namens dezelfde Bewindhebbers overhandigde memorie verlangen zij enkele afgevaardigden die op hun kosten bij de algehele uitwisseling van gevangenen worden betrokken. Zij zouden het belang van de WIC moeten behartigen door in geval van gevangenneming te bedingen dat er rantsoen wordt gesteld om daardoor het zeevarend volk gunstig te stemmen.
HHM zullen een besluit nemen zodra de uitwisseling voortgang vindt.
De WIC verzoekt eveneens akte waarin haar verzoek om zeshonderd man en het equivalent van vier bevrachte schepen wordt toegestaan.
Besloten wordt hierover de retroacta na te gaan.
11
Rantwyck en andere gedeputeerden van HHM hebben verslag gedaan van de
nadere conferentie met de gezanten van
Maurits van
Hessen [waartoe op 16 mei was besloten].
De gezanten hebben op de vraag wat de landgraaf aan de alliantie zou kunnen bijdragen geantwoord dat de
Palts, hoewel geheel geruïneerd, wel in de alliantie is
opgenomen.
Landgraaf Philips
heeft zonder
tegemoetkoming
Württemberg gerestitueerd aan
hertog Ulrich en landgraaf
Maurits heeft zowel in de oorlog om
Rees en
de
Elzas als in de huidige oorlog zijn uiterste
bijdrage geleverd
en
daarmee de haat van de aanhangers van de paus opgewekt. In de
huidige
omstandigheden zou men niets van hem moeten eisen. In betere doen
zal
hij met macht en middelen zijn animo voor het algemeen belang
tonen.
Hij is bereid zijn restanten van de tocht naar
Rees af te staan of na de restitutie [in
Marburg] het geld in termijnen op te brengen dan
wel
de intraden
van
Oberhessen ter beschikking te stellen van de
alliantie. Ook zouden de tot nu toe vrijgestelde grafelijke en
adellijke onderdanen tot contributie kunnen worden gedwongen.
HHM zijn wel genegen de landgraaf alle hulp en gunst te bewijzen en willen hem in de alliantie opnemen, maar kunnen niet vooruitlopen op de koningen [van
Engeland en
Denemarken]. Het
volgende antwoord
d.d. 's-Gravenhage 25 mei zal aan de gezanten worden
meegegeven.
2De
Staten-Generaal van de Verenigde Nederlanden hebben de
propositie,
namens landgraaf Maurits van Hessen in hun vergadering gedaan
door
diens zoon landgraaf
Philips van Hessen en diens
adjunct
dr.
Herman Wolffen, gehoord en bestudeerd. Ook hebben zij
het
rapport van de bespreking die hun gecommitteerden met deze
gezanten
hadden, gehoord. HHM bedanken de landgraaf voor zijn vriendelijke
wensen en aangeboden correspondentie en beantwoorden die. Zij
hebben
begrepen dat de landgraaf de afgelopen tijd hard en kwalijk is
bejegend. Hij is niet alleen land en volk kwijtgeraakt onder
voorwendsel van jusititie, maar daarenboven is zijn gebied door
de
troepen van de Katholieke Liga opzettelijk verwoest, met het
doel de
landgraaf te verjagen. HHM kunnen dan ook goed begrijpen dat de
landgraaf zich bij deze onderdrukking tot andere machthebbers,
verwanten en vrienden wendt om zich met hun hulp te herstellen
en te
handhaven. De alliantie die de koning van Groot-Brittannië,
die van
Denemarken en HHM onlangs hebben gesloten biedt daartoe een goede
gelegenheid. HHM kunnen de intentie van de landgraaf om tot deze
liga
toe te treden ten behoeve van zowel het algemene
welzijn als
het herstel van zijn eigen positie, alleen maar goedkeuren. Zij
zijn
ook volkomen genegen de voorwaarden die de gezanten hebben
aangevoerd
naar vermogen te bevorderen. Het is de landgraaf evenwel bekend
dat de
koningen de voornaamste rol spelen in de alliantie en hij zal in
zijn
grote wijsheid wel begrijpen dat HHM niet voorbarig kunnen zijn.
HHM
moeten de uitspraken van de Engelse en Deense koning afwachten
en
zullen vervolgens hun besluit, dat eigenlijk neigt naar
ondersteuning
van de landgraaf in alle opzichten, openbaar maken. De gezanten
wordt
verzocht hiervan goed en vertrouwelijk verslag te doen.