28 - 09 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Rantwyck en
Vosbergen hebben verslag
gedaan van
hun besprekingen met de afgevaardigden van
Holland
over de uitwisseling van gevangenen. Ook is de door deze heren
opgestelde nadere instructie gelezen.
Rantwijck,
Van Santen,
Bicker,
Lambert
Schagen, Vosbergen,
Rode,
Walta en
Aelberts zullen de
zaak
nader bestuderen en een beslissing nemen die in overeenstemming is
met
de belangen van het land.
HHM vinden het niet goed dat
David Pallache aanwezig is bij de conferentie over de uitwisseling, maar
hem zal wel de mogelijkheid worden geboden met de gedeputeerden mee
te
reizen om in hun plaats naar
Brussel of
's-
Gravenhage te gaan als dat zo uitkomt.
2
Culenborch,
Noortwyck en
Vosbergen melden dat de door
D'Espesses ingeleverde inventaris
ten opzichte
van
die van de
Deense ambassadeur
onvolkomen is.
Enkele
stukken zijn niet rechtsgeldig en zouden gemakkelijk voor een
verzameling losse aantekeningen kunnen worden gehouden.
De ambassadeurs zal worden gevraagd de stukken te tekenen of akte te verstrekken dat zij die voor een uitspraak beschikbaar stellen en afzien van de toevoeging van nieuwe documenten. Ook zouden zij moeten toezeggen de op grond van de stukken totstandgekomen uitspraak na te zullen komen. Culenborch en
Walta zullen dit verzoek overbrengen.
3
Voor de
koning van Zweden mag voor driekwart vrij worden uitgevoerd: vierduizend
musketten, bandeliers en forketten, vierduizend Friese ruiters,
vierduizend schoppen, spaden, aksen en houwelen, driehonderd
schippond
lonten, vijfhonderd bandelierroers en vijfhonderd paar pistolen.
4
Secretaris
Huigens brengt naar voren dat de RvS de brief aan
Moulert
eerst naar
Z.Exc. heeft gestuurd
om door hem te
laten bepalen of de commandant in deze omstandigheden zijn
garnizoen
zou kunnen verlaten. Z.Exc.heeft geantwoord het verstandiger te
vinden
de brief in te houden en te wachten totdat het leger is
afgemarcheerd.
Omdat de klachten tegen Moulert met de dag toenemen en HHM niet de indruk willen geven dat zij hem de hand boven het hoofd houden, zal de RvS opnieuw naar Z.Exc. schrijven met het verzoek de commandant naar 's-
Gravenhage te laten gaan. In de tussentijd zou het bevel aan iemand
anders kunnen worden gegeven.
5
HHM staan toe dat de op 20 jan. aan de pachters van de konvooien en licenten verstrekte akte wordt hernieuwd. In artikel 15 en 17 van die akte wordt de scheepskapiteins opgedragen de pachters te assisteren.
6
Z.Exc. schrijft d.d. 24 sept. de
Amsterdamse
Admiraliteit
te hebben bericht het schip van
Ellert Thomassen ter beschikking te
willen
stellen
van admiraal
Reael.
Reael compareert en meldt dat de Admiraliteitscolleges de schepen voor de krijgsdienst hebben opgeroepen en dat hij, zodra zij zijn gearriveerd, voor een snelle uitrusting moeite zal doen. Als het schip van Thomassen niet op tijd binnenloopt zal hij zich met een van de andere schepen behelpen.
71
Z.Exc.
stuurt met zijn brief d.d. Vynen 23 sept. een aan hem aangeboden memorie van de
Perzische ambassadeur mee en vraagt HHM over de daarin gedane verzoeken te
beslissen. De ambassadeur wil, ten eerste, op eigen kosten ongeveer
vijftien bekwame personen meenemen. Dan biedt hij aan voor Z.Exc.
uit
Perzië te laten komen wat deze maar zou mogen
begeren,
terwijl hij tegelijkertijd verzoekt zijn dienaar hiernaartoe te
mogen
sturen met dertig tot veertig balen zijde. In de derde plaats
vraagt hij meer respect van de
VOC
. Voorts
overweegt hij zelf een jacht te kopen om daarmee naar Perzië
terug te
keren. Ten slotte verwacht hij een betere behandeling van de
Compagnie
als HHM een ambassadeur met hem mee laten varen.
Burgemeester
Bas en pensionaris
Pauw zijn
ontboden om over
dit alles te beraadslagen. Met hun advies is besloten dat inzake
het
eerste punt met de Compagnie zal worden gesproken over het meenemen
van
ongeveer zes personen. Hun namen moeten wel worden geregistreerd
en
zij dienen bij de matrozen te worden ondergebracht. Wat het punt
van de
geschenken en de zijde betreft hebben HHM octrooi verleend aan de
Compagnie om uitsluitend met Nederlandse schepen goederen uit en
naar
Oost-Indië te vervoeren en daaraan kan niet
worden
getornd. Op het derde punt zal de Compagnie worden opgedragen hem
naar
zijn rang te behandelen. Tenslotte adviseren HHM de ambassadeur
niet te wachten op het vertrek van hun gezant, maar gebruik
te maken van de nu voor vertrek klaarliggende schepen van de
Compagnie.
De Perzische ambassadeur heeft volgens de gecommitteerden van HHM ook verzocht het door de VOC verstrekt antwoord op de klachten van de Perzische koopman op schrift te mogen hebben.
HHM staan dit toe en laten toevoegen dat zij het antwoord beredeneerd vinden.
8
Van commandeur
Dorp zijn twee brieven d.d. Duinkerke 24 en 25 sept. ontvangen
waarin hij bericht over diverse zaken en waarover morgen zal worden
beslist.
Aan de
Amsterdamse Admiraliteit
zal worden geschreven een schip met bier naar de kust te sturen om te verdelen over de schepen met bedorven bier.