29 - 12 - 1626
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De matrozen van kapitein
Juinbol hebben geweigerd in
Rotterdam scheep te
gaan. Zij klagen niet zozeer over de slechte betaling als wel over
de
slechte behandeling door hun kapitein. Nadat twee van de
aanstichters
in opdracht van de
Admiraliteit
door de
provoost waren gearresteerd, zijn die door hun
collega's ontzet.
Feith,
Schagen en
Lyclema
zullen met de
luitenant-admiraal van
Holland de
situatie ter plekke onderzoeken en in overleg met Z.Exc. over de
zaak
beslissen. Tevens moeten zij bedenken hoe herhaling van dit slechte
voorbeeld voorkomen kan worden.
2
De
Zeeuwse Admiraliteit
schrijft d.d. Middelburg 21 dec. met de vraag wat zij moeten doen met twintig Spanjaarden die door de kapiteins ter vrije nering
Pieter Janssen en
Adriaen Claessen te
Vlissingen zijn opgebracht.
HHM zullen antwoorden dat de Admiraliteit de Spanjaarden moet vasthouden in afwachting van de ratificatie van de akkoorden inzake de uitwisseling. Het College dient toe te zien op het traktement van de gevangenen en moet HHM van hun kwaliteit op de hoogte te stellen.
3
Voor Ivatus
Crabbe, hofjonker van de Deense koning, zal de
Admiraliteit te
Dokkum
worden geschreven twee geborduurde hengsels,
twee
geborduurde
hoedbanden, een lap fluweel, een lap satijn en nog wat kleinigheden
te
restitueren. De goederen waren meegezonden in de bagage van de
Deense
ambassadeur en zijn niettegenstaande de door HHM op 26
sept.
verleende
vrije uitvoer door de Admiraliteit geconfisqueerd. Als de
Admiraliteit
voor deze handelwijze bijzondere redenen heeft gehad dient zij die
te
berichten.
4
Het stadsbestuur van
Nijmegen verzoekt de inwoners van
Moldijk
levensbehoeften uit die stad te laten halen.
De RvS zal een lijst opstellen met benodigdheden die zij tegen betaling van Bosch' licent uit Nijmegen mogen halen.
5
Omdat namens
Essex,
Riche en
Devoraux opnieuw is aangedrongen op
betaling van de nog resterende maanden die zij absent waren, is
besloten
de RvS advies te laten uitbrengen conform de resolutie van 11
december.
6
Mr. Josse van der
Hoeffstadt klaagt over en verzoekt interdictie tegen het onrecht dat
hem wordt aangedaan door zijn compagnons mr. Thomas
Blanckert, Baltijs
Cornelissen en
Broeningh
Hendrix inzake het door
HHM verleende
octrooi op een molen.
Hij wordt verwezen naar de ordinaris justitie.
7
Carl van Gelder overhandigt een aan hem gericht schrijven van de
Directeurs van de Levantse
Handel
over
enkele
wisselbrieven van
Pynacker. HHM
wordt verzocht
in de
afrekening met Pynacker op de betaling van deze wissels te doen
letten.
De brief gaat naar
Feith,
Schagen en
Lyclema
die gisteren vanwege Pynackers declaratie zijn aangewezen.
8
Op verzoek van
David de Solemne, kwartiermeester van het regiment van
Ernst
Casimir, zijn de octrooien van 25 juni 1614 en 6 nov.
1615 met zes jaar verlengd. Het betreft tekeningen van de
onderbrenging van een leger en de
inrichting van een legerplaats. De inhoud van
de
octrooien zal met enige uitbreidingen in een akte worden vermeld.
Ook
het boek over het ambt van de kwartiermeester, dat alle relevante
maten
voor de legering in zeven kwartieren bevat, zal in de akte worden
opgenomen.
9
Een van de gedeputeerden te
Emden ontvangen brief d.d. Emden 9/19 dec. zal de gecommitteerden
tot de zaak van
Oost-Friesland ter hand gesteld
worden
om met Z.Exc. te bespreken.
101
De
Perzische ambassadeur is voor zijn audiƫntie ter vergadering gehaald. Hij doet
zijn beklag over de Bewindhebbers van de
VOC
.
Zo zou hij op de vrijdag vanuit
Amsterdam naar
Zeeland gaan om daar te embarkeren, maar de
schepen
waren al op de woensdag daaraan voorafgaand vertrokken. Eerst was
hem
toegestaan dertig kisten mee te nemen, nu is dat niet meer dan
twintig.
Bovendien willen zij aan vracht per kist 100 realen van achten
ontvangen, terwijl de
Deense
koning aanbiedt de
kisten voor 100 gld. te laten transporteren. Aangezien hij naar de
Staten-Generaal en niet naar de VOC is gestuurd, verzoekt hij HHM
zijn
terugkeer mogelijk te maken. Hij wil niet via
Batavia
[Jakarta]
reizen want dat duurt te lang.
HHM antwoorden dat zij hem hebben ontvangen als een koninklijk gezant. Het is spijtig dat de Bewindhebbers de ambassadeur niet hebben tevredengesteld. Zij weten echter geen andere mogelijkheid voor terugkeer dan die met schepen van de VOC. Daarop heeft de ambassadeur zijn klachten herhaald, stellend dat de Turken of Spanjaarden hem beter zouden behandelen dan de Bewindhebbers. Uiteindelijk hebben HHM hem meegedeeld de zaak in nader beraad te zullen nemen.