08 - 02 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De gecommitteerden die conform de resoluties van 23 en 26 jan. de remonstranties van respectievelijk de gedeputeerden der jonkers, hoofdelingen, eigenerfden en volmachten van de kerspelen van de
Ommelanden en die van de gedeputeerden van de stad
Groningen
hebben onderzocht, doen uitvoerig verslag.
Ten eerste klagen de Ommelanden tegen Groningen over het optreden van de stad in strijd met uitspraken van HHM. Zij willen niet door middel van een proces communicatoir of anderszins met de stad procederen, maar slechts HHM hiervan op de hoogte stellen. Deze zouden dan uiterlijk voor de de nieuwe keur van gedeputeerden van
Stad en Lande
op 22 feb. o.s. plaatsvindt omtrent de overtredingen kunnen besluiten. Bekrachtiging van de uitspraken zou verdere problemen voorkomen en tevens kan zo verder misbruik van de vijandelijke sauvegarde voor het platteland worden tegengegaan.
Ten tweede melden de gecommitteerden wat namens die van Groningen in een remonstrantie is verklaard tegen de handelwijze van de Ommelanden. Daarbij is verzocht hun afvaardiging terug te sturen.
HHM besluiten de afgevaardigden van de stad en de Ommelanden te antwoorden dat zij de uitspraken van 1597 en 1599 onveranderlijk als rechtsgeldig beschouwen. Deze dienen door beide partijen te worden nageleefd, zonder dat een van hen hiervan afwijkt. De overtredingen waarover wordt geklaagd zullen aan de provincie worden voorgelegd en in aanwezigheid van de
stadhouder vóór 1 mei minnelijk geregeld worden. Slaagt men hierin
niet, dan moeten gedeputeerden van beide partijen de kwestie aan
HHM
voorleggen. Deze zullen dan bij gelegenheid met een schikking
beslissen.
Ondertussen mag het bestuur van de provincie op geen enkele wijze
worden opgehouden. De bevordering van de consenten voor
de
Generaliteit, het behoud van de provincie, de wering van
vijandelijke
sauvegarde en alles wat tot het welvaren van de provincie
bijdraagt moeten immers voortgang vinden. Eveneens moet de
aanstaande vernieuwing van
de
regering geen vertraging oplopen. Deze resolutie
zal
tevens aan
hun principalen worden geschreven.
2
De heren van
Holland herhalen hun voorstel d.d. 4 jan. om
Hieronimus
van Uffelen naar
Algiers en
Tunis te
sturen.
HHM zullen dit de
Directie van de Levantse handel
schrijven. Ook van een der Calandrini's wordt advies gevraagd.
3
Kapitein
Saint Hilaire, commandant te Nijmegen, beveelt in zijn brief aan
530 rijksdaalder te betalen aan de soldaten die drie
boeren uit de
Ardennen hebben gehaald. De boeren zijn bij de
uitwisseling
van
gevangenen vrijgelaten.
De RvS zal beslissen.
4
Willem de Rovre en
Maria de Rovre, weduwe
van
Jan
Cabelliau, verzoeken de
Raad
van Vlaanderen
te machtigen tot uitvoering van
het tegen
predikant
Zonnius uitgevaardigde
vonnis van de
Raad van
Brabant
met betrekking
tot
de goederen in
Doel
[Beveren].
De RvS zal adviseren.
5
Corstiaen Gillis,
Frans Pacque en de
weduwe van
Meus Crauw verzoeken met hun schepen
in
Gennep te mogen blijven liggen en niet terug te
hoeven
varen naar
Grave totdat tot heropening van de
handel is besloten.
De RvS zal adviseren.
6
Ritmeester
Du Mets verzoekt betaling van de periode die hij langer dan drie
maanden afwezig is geweest.
De RvS zal adviseren.
7
Pieter Hoeffijser meldt dat eind februari de termijn komt te
vervallen
van de door hem op last van HHM geleende 248.000 gld. ten behoeve
van
de
keurvorst van Brandenburg.
De rente en de rente op rente belopen met de makelaardijkosten
192.884 gld. 13 st. en vervallen eveneens op die dag. Hoeffijser
verzoekt de aflossing en betaling van hoofdsom en rente te regelen
aangezien de betrokken kooplieden bij hem aandringen op betaling
en
hij
zijn krediet moet zien te handhaven.
De inkomsten uit de contributies en domeinen van het Land van
Gulik
[Jülich],
Berg en
Ravensberg die volgens
het
akkoord met
Schwarzenberg op 23
okt.
1624
gesloten tot aflossing van kapitaal en
rente dienen zijn nog niet ontvangen. HHM besluiten
daarom Hoeffijser te
machtigen tot voorzetting van de lening van het kapitaal met een
jaar en voor de rente per 1 maart gedurende zes maanden een
lening
aan te gaan.
8
Het volgende is besloten over enkele punten uit de op 3 feb. ontvangen brieven van
Joachimi.
Ten eerste zal hem de resolutie
van 8 jan. worden gestuurd over het verlof van kolonel
Morgan.
Tevens zal de RvS hem
berichten
over de afrekening wegens de dienst van de buizen uit
Schiedam die de troepen van graaf
Mansfeld hebben overgebracht.
Joachimi dient
terugbetaling van het voor de buizen geleend en uitgegeven
bedrag te bewerken. Met
het
terugbetaalde geld zullen de vereringen voor de commissarissen
die in 1625 de alliantie hebben gesloten, worden bekostigd.
Eveneens dient Joachimi te
bevorderen dat de 650.000 gld. voor Mansfeld
wordt vergoed.
De ambassadeur wordt geschreven dat de in
Engeland verspreide geruchten over een hier op handen zijnd bestand
vals zijn. Namens de Staten-Generaal dient hij de
Engelse koning te bedanken voor
zijn
verklaring niet met
Spanje in onderhandeling te zullen treden zonder
HHM hiervan op de hoogte te stellen.
Evenwel dient Joachimi een oogje in het
zeil te
houden als
Van
Male uit
Brussel naar
Engeland
wordt gestuurd.
Eveneens dient hij de acties van een zekere edelman
-
wiens naam hij moet doorgeven - in de gaten te houden, die gestuurd
is
om iets te doen aan de Duinkerkers.
De ambassadeur zal erop blijven aandringen dat conform de alliantie niet alleen de contrabande, maar tevens het vervoeren van alle soorten goederen naar Spanje verboden moet blijven. Op het verzoek of HHM de schepen die thans in Engeland worden uitgereed met een kwart aanvullen, dient hij te verklaren dat admiraal
Reael last heeft om naar de kust van Spanje te gaan, alwaar de
Engelse schepen hem kunnen ontmoeten.
Joachimi heeft tevens gemeld dat Spanje bezig is met de uitrusting van een grote vloot waarbij al het scheepsvolk van de West-Indische vloot en van andere schepen wordt samengevoegd tot wel twaalfduizend
man. De Admiraliteiten zal dit worden bericht teneinde bij gelegenheid nadere informatie te verkrijgen en alert te zijn.
Het gerucht dat
Frankrijk Spaanse kustschepen in haar havens zal
toelaten van
Saint-Jean-de-Luz tot
Calais, zal
Languerack worden meegedeeld. Hij
moet
zich op de hoogte stellen en als het gerucht klopt moet hij een
klacht indienen.
Secretaris
Cannewei heeft verzocht de resolutie over
de
absentie van officieren niet toe te passen op zijn
zoon. Hij maakt bezwaar tegen het
missen van
gage over een langere [dan de vergoede] verlofperiode. Dit zal met
Z.Exc. worden
besproken.
Het contact met
Salé vindt men in Engeland verdacht en
de schade die de Engelsen door toedoen van
Algiers
lijden wordt
geweten aan de assistentie vanuit de Republiek. De Admiraliteiten
zal dit bericht worden, opdat zij de kooplieden
waarschuwen dat zij daardoor minder makkelijk restitutie van hun
goederen
in
Engeland zullen krijgen.
9
HHM lezen het advies van fiscaal
Van den Broeck en ontvanger
Van IJck op het
hun op
2 feb. in handen
gestelde en een daarna ingediend nieuw rekest
van
David van der Heul.
Voor de 4.000 gld. die Van der Heul volgens de resolutie van 16 jan. verschuldigd is, zal door de ontvanger de opbrengst van de verkoop van diens roerende goederen en drie ordonnanties worden aangesproken. De ordonnanties hebben kapitein
Wassenhoven toebehoord en Van der Heul heeft hem daarop eerder 2.550
gld. betaald. Het restant zal contant dienen te
worden voldaan tegen de op 23 jan. voor schepenen te
's-
Gravenhage gepasseerde borg van
Lysbert
Jacobsdr.,
weduwe van
Barent van Dijck,
wonend te
Brielle en zuster van Van der Heul. De deurwaarder die de goederen
van Van der Heul zal executeren, moet hem een
declaratie
geven.