27 - 02 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De ingezetenen van de
Hooge Zwaluwe en de
Lage Zwaluwe mogen
24 trekpaarden, 24 melkkoeien en 24
vaarzen
halen tegen betaling van Bosch' licent en op voorwaarde dat zij
niet
elders
belanden.
2
Pieter Theunissen uit Waalwijk verzoekt twee merries, twee melkkoeien en
acht magere runderen naar
Waalwijk te mogen
brengen.
Jan Loonens, secretaris van de vrijheid Mol, verzoekt uit
Maastricht wat kalk en ijzerwerk voor het herstel
van
zijn huis te mogen halen.
Beide verzoeken gaan voor
advies naar de RvS.
3
In zijn brief d.d. Emden 2/12 feb. verzoekt kapitein
Erentreiter monstering van de versterkingen.
Vanwege de omvang van de compagnie zou nog een officier moeten
worden aangesteld.
HHM besluiten Z.Exc. en de RvS advies te vragen.
4
In zijn brief d.d. Hamburg 31 jan. o.s. schrijft resident
Aissema over de stand van zaken aldaar en dat er bij gebrek aan
steun wel tot een akkoord zal worden gekomen.
Degenen die 1 feb. gecommitteerd zijn zullen zich beraden over een manier om het subsidie voor de
koning van Denemarken te betalen.
5
Voor
Cornelis Janssen Cocq, schipper uit Rotterdam, zal
Joachimi
worden geschreven en
Catz
opgedragen alles in
het
werk te stellen opdat hij zijn goederen terugkrijgt. Onderweg naar
Salé is zijn schip bij
Portsmouth gestrand en aldaar geborgen. De lading
is naar een
pakhuis
gebracht.
6
Omdat
Hendrick van Nassau aanhoudt, zal hem nog 50 gld. worden gegeven, boven de 125
gld.
die
hij 3 dec. 1626 heeft ontvangen. Hij zal zich hiermee tevreden
moeten
stellen en HHM voortaan ongemoeid laten. Zij zijn niet van
zins
zich in zijn zaak te mengen en verwijzen hem naar de gewone
justitie.
7
Enige extraordinaris gedeputeerden van
Holland
compareren en melden dat hun vergadering
Sommelsdijcks weigering naar
Zeeland
te vertrekken niet
aanvaardt. Zij verzoeken daarom
Rantwyck
en
Sommelsdyck tot spoed te manen.
HHM besluiten hen op te dragen de reis niet verder te bemoeilijken.
8
In zijn advies op het op 22 feb. ingediende rekest van de
heer van Hulhuisen stelt de RvS dat het weiden van zeshonderd
ossen het land veel nadeel oplevert, met name
wanneer de licenten gesloten blijven.
Wordt afgewezen conform het advies.
9
De
Hoge Raad
verklaart naar aanleiding van de resolutie van HHM d.d. 24 feb. over de wijn- en bieraccijns te
Emden dat de
graaf van
Oost-Friesland door de
griffier inzage zal worden verschaft in de
inventarissen,
protocollen, documenten, brieven en bewijsstukken van beide
partijen. Indien de graaf van een stuk een authentieke kopie wil,
zal die hem door de griffier worden gegeven,
mits de Raad hierover eerst wordt ingelicht.
HHM gaan akkoord en zullen de graaf laten informeren.
10
Noortwijck mag anderhalf tolvoeder rijnwijn invoeren.
11
De behandeling van de op 25 feb. ontvangen brief van de
Admiraliteit te Rotterdam
is hervat.
De Admiraliteit mag de verhuurders en verkopers van de schepen, die zij volgens de opgestuurde lijst 54.048 gld. 15 st. schuldig zijn, betalen met obligaties op 6¼ procent rente.1
12
De Bie,
Schagen en
Haersolte
rapporteren met
Carleton en
Calandrini overeengekomen te zijn
dat het rendez-vous van de vier
Engelse regimenten op de rede van
Enkhuizen zal plaatsvinden. De troepen uit
Utrecht
en
omstreken zullen bij
Muiden arriveren, die van de
Maas bij
Spaarndam en die van de
IJssel bij
Kampen.
Calandrini zal
de
benodigde schepen op eigen kosten huren, maar met assistentie van
een
officier van het land. De in de schepen te monsteren troepen
zullen
door
commissarissen naar het rendez-vous worden gebracht. De
Admiraliteit te Amsterdam
zal
worden
geschreven
op 15 maart twee oorlogsschepen gereed te hebben om
konvooi naar
Stade te verlenen.
HHM gaan met alles akkoord.
13
HHM lezen het advies van de
luitenant-admiraal van Holland en van de gedeputeerden van de Admiraliteiten op de memorie
van de generaals van de
konvooien en licenten over de zuivering van de paspoorten. Ook
gelezen
zijn de memorie van
Moorbeeck
over de verbetering
van 's lands middelen en het afdanken van de schepen op de
rivieren, en die van
Colster over
goed touwwerk voor de
schepen.
Na beraadslaging hebben de gedeputeerden van
Holland de stukken voor nadere bestudering meegenomen. In het advies
wordt echter ook voorgesteld de schepen op de
Waal,
IJssel en elders af te danken en de
redoutes op die rivieren van sloepen te voorzien. Over dit
voorstel zal beraad volgen met de Admiraliteitscolleges te
Rotterdam
,
Amsterdam
en in het
Noorderkwartier
. Hun wordt verzocht op 9 maart
afgevaardigden te sturen.
14
Agent
Brederode schrijft d.d. Bazel 5 februari.
Vereist geen besluit.
15
In antwoord op de brief van HHM van 19 jan. schrijft de stad
Norden d.d. 3 feb. dat haar deputatie gereed is, maar omdat de
stenden nog niet klaar waren, heeft de stad om kosten te besparen
haar gedeputeerden niet laten vertrekken. Na het bericht dat HHM
de
kwestie niet zonder
de
stenden willen afdoen, heeft de stad besloten naast de andere
stenden
ook haar gedeputeerden te sturen.
De stad
Aurich schrijft d.d. 1 feb. niet te zullen komen. Zij heeft geen
geschillen met de
graaf maar
stelt voor, in
plaats van een bezetting van het graafschap, het volk in dienst
van HHM
uit
Emden en
Leerort te lichten.
De huismansstand schrijft d.d. Norden 5 feb. dat de brief van HHM aan de derde stand van het graafschap
Oost-Friesland hem niet is meegedeeld. De huismansstand heeft daarom geen
deputatie
gedaan en vertrouwt erop dat de graaf alles tot een goed einde zal
brengen.
Op geen van de brieven nemen HHM een besluit.
16
HHM hervatten de behandeling van de remonstrantie van de gedeputeerden van
Dordrecht, op 21 jan. door de afgevaardigden van de
Rotterdamse Admiraliteit
overhandigd. Het stuk bevat onder meer plannen voor de
beveiliging
van de
Hollandse rivieren. Een betere
beveiliging van de rivieren tegen vijandelijke aanvallen is
wenselijk,
mede ter voorkoming van de dagelijkse fraude met de licenten die
via
sluiproutes geschiedt. Het schriftelijke advies van de RvS is
gelezen en ook is gerapporteerd dat Z.Exc.
instemt
met het voorstel en het graag ziet uitgevoerd. Het voorstel
2
kan
met nauwelijks meer volk en onkosten onevenredig
groot
voordeel voor het land opleveren.
Het voorstel is door de gedeputeerden van Dordrecht op 11 nov. 1626 aan de
Gecommitteerde Raden van Holland
en daarna ten overstaan van twee van hen aan de Admiraliteit te Rotterdam op 12 nov. uiteengezet en bevat de volgende punten. In de eerste plaats is het nodig de binnenwateren zowel te beveiligen tegen vijandelijke aanvallen als te versterken als uitvalsbases. De belangrijkste wateren zijn de
Merwede, die in boven- en benedenloop toegang geeft tot
alle provincies; de
Dordtse Kil, die als ligplaats
en
doorvaart dienst doet voor alle schepen richting
Zeeland en verder westwaarts en in omgekeerde
richting; het
Hollands Diep, een open waterweg
tussen
Holland, Zeeland en
Brabant, boezem van de verdronken Grote Waard en
verbonden met de
andere rivieren. Door de continue aanwas
en
het
opkomen van waarden ontstaan hier veel sluiproutes en doorgangen
waarvandaan de vijand zijn dagelijkse tochten maakt. Mede hierdoor
zijn lorrendraaierij en
fraude met de
licenten het gevolg.
Ondanks het belang van deze waterwegen zijn zij slechts schamel met oorlogsschepen bezet, waarvan de vijand in toenemende mate profiteert. Dit komt vooral doordat de oorlogsschepen niet geschikt zijn om de vijand te achtervolgen en de sloepen onvoldoende kunnen worden bemand. Daarnaast duurt het een half uur voordat de schepen onder zeil zijn en dan nog drijven zij stuurloos dwars op de stroom. Hierdoor kunnen zij zich slechts ophouden in de kanalen en diepten van de rivieren waar de vijand zich niet laat zien, aangezien die met sloepen vanuit kreken en langs de ondiepten opereert waar de oorlogsschepen niet kunnen komen. Bovendien doet de vijand dit vaak in zodanig weer dat de schepen door stilte geen zeil kunnen voeren. Zelfs in de winter kunnen de schepen niets ondernemen omdat zij in de mondingen van de sluipwegen niet kunnen navigeren.
In deze omstandigheden durft de vijand een nieuwe commissie te geven aan bijvoorbeeld kapitein
Jean Pleuren, oud-drost van Heel. Hij moet alle uiterwaarden en rivieren
onder
contributie brengen en alles buit maken wat hij tegenkomt.
De
stropers die de aanvallen plegen, gebruiken steeds meer geweld
teneinde
met
hun sloepen de vaart tussen Zeeland en de overige provincies en op
de
Merwede te ontregelen.
Pleuren
heeft zelfs speciaal toestemming om uit de nabijgelegen
garnizoenen
zoveel volk te lichten als hem dienstig lijkt. Zijn commissie
betekent
overigens niet dat die van kapitein Dirck de
Leeuw alias
Constapel, een van de
oudste en vermaardste
stropers die
zich
met zijn volk in 's-
Hertogenbosch ophoudt, is
komen te
vervallen. Integendeel, deze is in toenemende mate dagelijks in de
weer
en heeft nu als last òf Pleuren te assisteren
òf voor eigen eer
te
gaan. Nog onlangs is hij in eigen persoon met vijf sloepen in de
Biesbosch verschenen om de uiterwaarden en
visserij
onder contributie te brengen om zo beter de
doorgangen te kunnen bereiken waarvandaan zij hun aanvallen
plegen.
Hierdoor kunnen ze zelfs een bedreiging vormen voor de schepen
die bij de monding en
driesprong
voor Dordrecht het tij afwachten. Dit geldt ook voor de monding van
de Dordtse Kil, waar dagelijks hele vloten voor anker
liggen, die zij buit zouden kunnen maken.
Evenzeer kunnen zij van de gelegenheid gebruikmaken om de
ponten, schipbruggen en equipages buiten Dordrecht - zoals reeds
voor
de huidige oorlog is gebeurd - in brand te steken. Zij zijn hiertoe
nu
des te beter in staat omdat de waarden, sluipwegen en plaatsen die
zij
onder contributie willen stellen niet ver weg liggen. Een andere
wijze van beveiliging kan
dit probleem oplossen en tegelijkertijd het
frauderen
met de licenten bestrijden.
Het nieuwe voorstel maakt een betere beveiliging van de rivieren mogelijk tegen weinig tot geen extra kosten. Daartoe moet het volgende te gebeuren: de redoutes op de
Kloppenwaard,
Werkendam,
Oude Wiel,
Hardinxveld en de
Hooge Kil moeten
elk met 25 man worden bezet, in totaal 125 man. Zij moeten
gezamenlijk onder één kapitein dienen en bij elke redoute behoort een
sloep te liggen. Van deze soldaten moeten er constant zes à zeven
zich in een schuit in het midden van de monding van de
Oude
Wiel ophouden. Het oorlogsschip en de twee sloepen die tot nu
toe voor de beveiliging in gebruik zijn, worden daarmee overbodig. De
redoute van
Bassekil dient te worden vergroot, met
veertig man te worden bezet en te worden voorzien van twee sloepen die
onder het bevel staan van een scheepskapitein aldaar. Hij zorgt voor
het onderhoud aan boord. Het oorlogsschip en de sloep aldaar komen
hiermee te vervallen. Hetzelfde geldt voor de kop van de Biesbosch.
Daar dient een stenen redoute te worden gemaakt, geschikt voor
vijftig man die worden voorzien van drie sloepen en onder bevel
staan van een scheepskapitein. Op de Dordtse Kil dient een stenen
redoute voor zeventien man te worden gemaakt, voorzien van een sloep.
Deze redoute en die op kop van de Biesbosch dienen tevens over een
lichte sloep te beschikken om schepen mee te inspecteren, ter
voorkoming van fraude met de licenten. De manschappen dienen onder
een kapitein die hen onderhoudt en zij mogen assistentie verlenen.
Hiermee komen het oorlogsschip en de sloep aldaar te vervallen. Op het
Wildeland moet een stenen redoute voor vijftig man
komen, voorzien van drie sloepen onder bevel van een scheepskapitein
die de manschappen onderhoudt. Zij mogen assistentie verlenen. Hiermee
komen het oorlogsschip en de sloep aldaar te vervallen. Deze plek is
het geschiktst als ligplaats voor de fregatten die tot konvooi dienen
voor de schepen tussen
Holland en
Zeeland. Eveneens zou moeten worden overwogen de kop
van de Biesbosch, die het centrum vormt van alle van wacht- en
oorlogsschepen voor de
Lage Zwaluwe, het
Lorregat en
Drimmelen, met
zestig in
plaats van vijftig man te bezetten. In geval
van
nood
kunnen die met drie goed bemande sloepen bijstand verlenen.
De vier redoutes staan overdag met elkaar in oogcontact en bij donker door vuurbakens. Door de onderlinge nabijheid kan men, wanneer de vijand vanuit
Breda of 's-Hertogenbosch de rivieren opvaart, hem
met negen
sloepen
aanvallen. Als de vijand over de
Oude Maas komt,
tussen de
Langstraat en het Land van
Altena, of over andere
sluipwegen,
dan heeft men als rugdekking vijf sloepen
tot
zijn
beschikking. In totaal zullen er dus veertien sloepen beschikbaar
zijn. De kapitein heeft er nu slechts twee en durft daarom niet naar
de vijand te roeien, wat hij met veertien sloepen onverschrokken zou
doen. Met de vijf sloepen en de rugdekking zouden zelfs de voor de
Zwaluwe, Lorregat en Drimmelen gelegen oorlogsschepen hulp kunnen
geven. Het nieuwe plan voor de bezetting komt uit op 282 manschappen,
daar waar het oude uitgaat van 268. Dit verschil van veertien man moet
worden afgezet tegen het kapitaal dat de oorlogsschepen
vertegenwoordigen en hun jaarlijks onderhoud, dat meer kost dan de
aanleg van de nieuwe redoutes. Op elke sloep zouden echter wel twee
stukken geschut en op een of twee van de redoutes één stuk geschut
geplaatst moeten worden. De gedeputeerden van Dordrecht concluderen dat
het ten zeerste nodig is de oude opzet van de beveiliging te
vervangen door dit nieuwe plan. Ter aanmoediging zou het bootsvolk
moeten worden toegestaan op de vijand veroverde buit zelf te houden.
HHM en Z.Exc. zouden moeten vaststellen welk aandeel de manschappen
toekomt uit achterhaalde smokkel en bedrog. Bij goed weer zou het
bootsvolk verplicht moeten worden op de rivieren te kruisen en de
sluipwegen te inspecteren.
HHM besluiten de Rotterdamse Admiraliteit en de stad Dordrecht op te dragen de punten uit het voorstel te implementeren. Zij krijgen gezamenlijk en ieder apart volmacht en speciaal bevel de bezetting goed te onderhouden, de soldaten precies op wacht te houden, deze te monsteren en verder alles in het werk te stellen dat nodig is voor de uitvoering van het voorstel.
17
HHM lezen het advies van de RvS d.d. 23 feb. op het 20 feb. ingediende rekest van kapitein
Grenu.
Maurits heeft
bij akte van 28 feb. 1625 Grenu wegens zijn lange staat van
dienst al aangesteld als kolonel. Tevens heeft hij, toen de
heer van Lokeren bevorderd werd
tot
generaal van de artillerie, als luitenant-generaal geld ontvangen
van
Holland
. Om elke verwarring te
voorkomen zou hem
wel commissie als kolonel mogen worden verleend, echter niet van
een
bestaand regiment omdat hij de rang van luitenant-generaal van de
artillerie nog moet bedienen. De commissie zou gelijk moeten zijn
aan die van de kolonels
Varick en
Didem.
Z.Exc. zou
moeten bepalen
van welke
compagnieën Grenu de leiding moet krijgen. Grenu moet wel op dit
traktement het luitenantschap blijven bedienen en zijn overige
traktementen moeten ophouden.
De RvS stelt in zijn advies d.d. 20 feb. op het rekest van kapitein
Alexander van Wevert, nu drost van Meurs, dat HHM rekening mogen houden met diens
goede diensten, maar niet ziet hoe aan zijn verzoek
voldaan kan worden.
De RvS adviseert het traktement van
Cornelis Dirxen van Oosterhout, voormalig majoor van
Breda,
nog met één jaar te verlengen.
HHM nemen in alle gevallen nog geen besluit.