10 - 04 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Z.Exc. en de
RvS
verschijnen ter
vergadering vanwege het verzoek te mogen afreizen van de
gedeputeerden
van
Emden en van
Siriacus
Hisken.
De
gedeputeerden
verklaren geen last te hebben met de
graaf te
onderhandelen, maar zullen binnen veertien dagen het antwoord van
hun
principalen opsturen over de punten die dr.
Amama
op 1 april heeft ingediend. Zij zullen daarin te kennen geven dat
bij
voorgaande akkoorden, in de apostilles uit 1620 en ook de laatste
uitspraak, deze punten reeds zijn afgehandeld.
HHM besluiten op advies van Z.Exc. en de Raad de gedeputeerden te laten vertrekken. Tevens zal hun kopie van de punten van dr. Amama worden gegeven en van de punten die op 3/13 jan. 1626
zijn overhandigd. Zij zullen moeten aangeven met welke resoluties
of
apostilles hierop is besloten en hun antwoord binnen veertien
dagen
aan de Raad sturen. Hierop kan dan, conform de
resolutie van 8 april, naar behoren een besluit worden
genomen.
Dit zal tevens aan dr. Amama worden meegedeeld. Hij mag
zelf beslissen of hij ook vertrekt of in afwachting van het
antwoord hier blijft.
2
Z.Exc. bericht over de gisteren ingediende memorie van de
Franse ambassadeur. Naar
aanleiding van klachten
van
enkele Franse kapiteins dat hun soldaten
deserteren en op schepen aanmonsteren om het land te ontvluchten,
heeft hij de
Admiraliteit te Amsterdam
geschreven de
schepen te visiteren en de deserteurs aan land te brengen.
HHM laten de RvS dit aan de ambassadeur meedelen. Indien hij vrijlating van
Coutardiere wenst, heeft men hiertegen geen bezwaar.
Z.Exc. vindt dat HHM moeten ingaan op de suggestie van de ambassadeur een gezantschap naar
Frankrijk te sturen. Indien HHM nu niet ingaan op de wens van de
Franse koning, zullen zij
omgekeerd
geen toegang krijgen wanneer
zij dat willen.
HHM besluiten het gezantschap te sturen. Per provincie is één gecommitteerde aangewezen om met
Sommelsdyck de instructie op te stellen:
Rantwyck,
Noortwyck,
Vosbergen,
Rode,
Walta,
Ter
Cuilen en
Schaffer.
3
Voor elk van de vier gecommitteerden voor het gezantschap naar
Zweden en
Polen zal conform het reglement een
ordonnantie van 800 gld. worden verstrekt voor hun uitreding en
anderszins.
4
De kooplieden van
Haarlem hebben een aantal goede oorlogsschepen verzocht om
hun schepen met een lading oosterse waren ter waarde van ruim
twee miljoen aan goud uit de
Sont te
begeleiden.
HHM schrijven de
Admiraliteit te Amsterdam
hierin, voor zover mogelijk, te voorzien opdat de schepen veilig kunnen arriveren.
5
Aangezien de
Staten van Stad en Lande
opnieuw gaan vergaderen verzoeken HHM hun nogmaals de geschillen in de provincie op te lossen of deze anders aan hen over te laten. De
stadhouder wordt verzocht hierop toe te zien.
6
De
koning van Zweden antwoordt d.d. Stockholm 14 feb. op de brief
van HHM van 10 januari. De koning stemt in met het gezantschap
zoals
door
HHM is
voorgesteld, zolang de gezanten in hun voorstellen met zijn
waardigheid en rechten
rekening houden.
7
HHM geven het rekest van de
weduwe van
Famars om
een jaarlijks traktement voor advies aan de RvS.
8
De rekenmeesters
Olphert Barents en
Adriaen Pieterssen
adviseren inzake de op
24 maart ontvangen brief van de
Admiraliteit te Rotterdam
dat het College met de
rechtshandelingen
tegen konvooimeester
Repelaer
dient voort te
gaan.
Repelaer zou echter mogen betalen met de obligaties die hij conform
de regels en op
akte van autorisatie op zijn naam tot last van het land met rente
heeft gelicht en afgelost. De rekenmeesters geven in overweging of
de
Admiraliteit
niet dient te worden gelast de borgtochten van alle
konvooimeesters
te
vernieuwen, omdat het zo moeilijk is geld van hen terug te
vorderen.
HHM besluiten conform het advies. De Admiraliteit wordt geschreven de borgtochten te vernieuwen. Burgemeesters en regeerders van
Dordrecht verzoeken zij de voltrekking van het vonnis tegen
Repelaer
niet te
verhinderen, opdat er geen precedent voor andere provincies en
steden
wordt geschapen tot verzwakking van 's lands gezag over deze
functionarissen.
9
De RvS zal beslissen over het verzoek van
Apolonia Sickema, weduwe van
Barent
Wachtrop, een
traktement te mogen ontvangen.
10
Dr.
Pijnacker verzoekt de in
Algiers en
Tunis gesloten
capitulaties en akkoorden tot
ieders
profijt te
mogen laten drukken.
HHM wijzen dit af. Pijnacker dient de originelen in te leveren, waarvan kopieën
zullen worden gemaakt. Deze worden naar de Admiraliteiten gestuurd, zodat
schippers en andere belangstellenden hiervan op de hoogte kunnen worden
gebracht.
Hieronimus van Uffelen zal worden ontboden, aangezien de kooplieden hem hebben
voorgedragen voor de bezending naar Algiers en
Tunis.
11
Gemeld wordt dat uit het Land van
Schouwen enige paarden naar de
Brabantse kant worden
overgebracht.
HHM schrijven de Admiraliteiten in
Rotterdam
en
Zeeland
hiertegen stappen te ondernemen. Licentmeester
Oostermans zal worden geschreven geen paarden uit
Bergen op
Zoom te laten gaan en HHM te berichten waarom hij dit
toch
toelaat.
12
De volgende personen is toegestaan voor eigen gebruik enige paarden en runderen te halen:
Adriaen Cornelissen en
Gysbert Ariaenssen naar
Baardwijk ieder twee merries, twee melkkoeien en
vijf
of zes magere runderen;
Cornelis
Wynants vier
koeien en een merrie naar
Hoeven;
Jan
Cornelis de Peeters, drossaard van Wouw, een rijpaard en
een
merrie naar
Wouw;
Peter van
Bernage drie merries en acht koeien naar
Zevenbergen;
Gomer
Janssen twee
merries naar Zevenbergen;
Jan
Goers en
Stoffel Steenhouwer één koe,
één vaars en
veertien jonge runderen naar Zevenbergen;
Jan
Damen
naar
Terheijden twee merries, drie koeien en zes
magere beesten;
Jan Anthonissen
Swaen twee
merries,
twee koeien, vier magere runderen en twee varkens naar Terheijden;
Matthys van de Kerchove twee
varkens, twee
magere
runderen en drie kalveren naar Terheijden;
Gerrit Arien
Roocken naar
Waardhuizen in het
Land van
Altena drie merries;
Jan
Willemsen
Cooter naar
Sleeuwijk twee merries;
Jacob
Verdijck naar
Brecht twee merries;
Hendrick van Asten, schout van
Alphen, een
rijpaard
naar
Alphen;
Willem
Coenen naar
Prinsenland twee merries en naar
Wouw twee molenstenen en
een molenas.
Voor iedereen geldt dat zij Bosch' licent moeten betalen en de beesten niet naar een andere plaats mogen vervoeren.
13
HHM lezen de memorie van
Gerrit van Berckel. Hij levert opnieuw de declaratie in betreffende de
wisseling van
gevangenen, op 15 maart
door de
Admiraliteit in het
Noorderkwartier
aangeboden.
Enige punten hieruit horen niet bij de te verrichten afrekening
met
Kesselaer. De Admiraliteit
zou daarom
moeten
worden verzocht een nauwkeurige staat met goede bewijzen te maken
van de
gemaakte kosten voor vracht en ander transport van de
's vijands gevangenen naar
Middelburg in
Vlaanderen.
Dit
geldt
tevens voor de kosten aan medicijnen, chirurgijns en medicamenten
voor de gevangenen, met een verklaring voor wie die zijn
gemaakt.
De
personen die ontsnapt zijn of in gevangenschap zijn gestorven
hoeven
niet te worden gespecificeerd. De Admiraliteit en andere Colleges
in
Holland en
Zeeland alsmede de
steden
in de
provincies van wie gevangenen bij de regeling betrokken zijn,
zou
geschreven mogen worden de hoger uitgevallen uitgaven voor proviand
met
bewijzen te
specificeren om deze met de heer van Marquette te
verrekenen. Van deze zijde is van de gevangenen iets meer aan
kosten voor eten en drinken gevorderd dan volgens het traktaat is
vastgesteld,
namelijk
6 st. van degenen die anno 1625 op de vloot hebben gediend
en
8 st. van hen die daarvoor of daarna zijn gevangengenomen,
exclusief cipier- of sluitgeld.
HHM sturen de Admiraliteit in het Noorderkwartier een kopie van de memorie. Zij schrijven de andere Colleges in Holland en Zeeland en de Gecommitteerde Raden in het
Noorderkwartier
en het
Zuiderkwartier
conform de memorie de punten daaruit na tekomen. Aangezien de RvS aan de onkosten van het transport van de kolonels
Disdorp,
Rougemont en
Varick
heeft meebetaald, zal hiervan een nauwkeurig overzicht worden
gegeven zodat
ook deze in
rekening kunnen worden gebracht en terugbetaald.