17
Noortwyck en
Vosbergen rapporteren
dat
Caignoncle en
Linschoten hun geschil
aan hen hebben voorgelegd. De gecommitteerden hebben op 3
april
een uitspraak gedaan, die door HHM is bekrachtigd. Het op 10 maart
1618 voor twintig jaar aan Caignoncle verleende octrooi wordt met
evenveel jaren verlengd als de
duur van het octrooi van Linschoten voor het
maken
van salpeter.
1
Tussen Jaques de Cajonkle en Willem van Lijnschoten en
Matheus
van Lijnschoten c.s. zijn geschillen ontstaan.
Cajoncle
beweert
krachtens octrooibrieven van HHM van 10 maart 1618
het
alleenrecht te hebben voor het maken van salpeter volgens zijn
methode.
Willem en Matheus
van Lijnschoten beweren het tegendeel:
Cajoncle
heeft
zich
niet gehouden aan de voorwaarde binnen een bepaalde termijn een
monster
voor te leggen en heeft hierdoor het octrooi verspeeld. Het stond
hun
daarom
vrij zelf octrooi aan te vragen, dat zij van HHM
op 9 sept. 1624 voor 31 jaar hebben gekregen. De
Staten van
Holland
hebben daarbij nog een aanhangsel gevoegd
waarover
Cajoncle niet beschikt. Hierover is door
beide partijen bij het
Hof van Holland
proces gevoerd,
waarop
Linschoten
c.s. zich met een rekest tot HHM hebben gewend. Door
gecommitteerden uit hun midden zijn de partijen diverse
oplossingen
voorgehouden. Uiteindelijk zijn zij akkoord gegaan het geheel
ter
beoordeling van Noortwijck en
Vosbergen over te laten.
De gecommitteerden bepalen dat Cajoncle zijn octrooi zal mogen gebruiken voor dezelfde periode als
Lijnschoten c.s. Cajoncle krijgt tevens
het
effect van het aanhangsel dat voor hem echter, tegen betaling
van
500 gld. door Lijnschoten c.s., in de provincie
Holland slechts geldig zal zijn bezuiden de
rivieren
de
Maas en
IJssel, tenzij
Lijnschoten c.s. hem voor
de helft willen laten deelnemen in hun octrooi voor Holland. Dit
staat
hun vrij maar moet wel ter beoordeling aan de
gecommitteerden
worden voorgelegd. De gecommitteerden zullen tevens beslissen,
indien
Cajoncle niet wordt betaald, wanneer een van
beide partijen over
een
van de overige (of alle) provincies eenzelfde aanhangsel krijgt of
wanneer HHM het octrooi na afloop verlengen.
1
De uitspraak is door een klerk
ingeschreven in S.G. 52 en gedateerd op 3 maart in plaats van 3
april.