08 - 06 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Het rekest van
Claes Gerritsen Compaen uit Oostzaan is gelezen. Na verlening van pardon door
HHM is hij
gekomen doch met vrees voor een civiel arrest door derde
partijen. Daarom heeft hij voor de periode van één jaar sureté
de
corps aangevraagd.
Aangezien bij het uitblijven hiervan Compaen waarschijnlijk zou voortgaan met zijn piraterij of naar de vijand overloopt, verlenen HHM hem bij apostille sureté de corps voor één jaar. De Admiraliteiten te
Amsterdam
en in het
Noorderkwartier
moeten diens schepen inclusief het geschut, de zeilen en het touwwerk overnemen en laten inventariseren - dit in geval van een eventuele procedure door Fransen of Engelsen. Tevens dienen de nog aan boord aanwezige goederen in pakhuizen te worden opgeslagen, ten dienste van de
rechthebbende.
Z.Exc. laat een door Compaen bij hem ingediend verzoek meedelen.
Compaen vraagt het door HHM verleende pardon te approberen.
Z.Exc. als admiraal-generaal zal mogen verklaren geen bezwaar te hebben tegen Compaens gebruik van het van het door HHM verleende pardon.
2
Burgemeesters en raad van
Keulen antwoorden op de aan hen gerichte brief ten gunste
van
Dirck Scheij. De gepleegde
arresten op
diens goederen in hun stad zijn
niet
door henzelf maar door de voorzitter en schepenen [van het
hooggerechtshof te Keulen] gedaan. Het stadsbestuur heeft hiermee
niets
van doen.
Van deze brief wordt kopie aan Scheij gegeven.
3
Nobel doet rapport. Conform zijn commissie van
afgelopen zaterdag heeft hij gesproken met die van de
Admiraliteit
te Rotterdam
over het verzoek van het
College van de Grote Visserij
om twee
konvooischepen te krijgen. Gewoonlijk worden die van de grote
visserij met zes en die van de kleine
met twee
konvooischepen voorzien. De
Kleine
Visserij
beschikt nu over
vier
schepen, zodat er vier voor de grote visserij overblijven. Wegens
geldgebrek kan de
Admiraliteit echter geen enkel schip op zee brengen. Van haar
konvooischepen kunnen
daarentegen wel de kapiteins
Verborch en
Blom worden
afgevaardigd. Zij kunnen gedurende veertien dagen de buizen
konvooieren totdat in de tussentijd de andere schepen van geld
zijn
voorzien en hen kunnen aflossen.
HHM laten de twee kapiteins voorlopig inzetten voor het konvooi van de buizen. Om de vier andere schepen in zee te krijgen, wordt het College van de Grote Visserij gevraagd het krediet van ontvanger
Van IJck te versterken. Daarmee kan de 20.000 gld. voor de equipage
worden geleend. Zodra de provincies aan
ontvanger-generaal
Doublet de
achterstallige
subsidies hebben betaald, zal het College het krediet weer kunnen
intrekken.
4
De gedeputeerden van de stad
Groningen zijn ter vergadering verschenen. Zij hebben de klachten
van
de
Ommelanden ontvangen, waarop zij binnen drie
dagen
dienen te antwoorden. Omdat er echter geen propositie, verzoek of
conclusie is bijgevoegd, weten zij niet of de Ommelanden, zoals in
februari, HHM vragen de kwestie af te handelen of anderszins, via
schikking of proces. Om een passend antwoord te kunnen formuleren,
vragen zij daarom kopie van de
propositie.
Rantwyck,
Noortwyck,
Duick,
Vosbergen,
Hertevelt,
Walta en
Haersolte moeten proberen
de beide partijen te accommoderen.
5
Naar aanleiding van het verzoek van de magistraat van
Goch zal de RvS regelen dat de ruiters van
ritmeesters
Soppenbroeck
en
Ketsken hun schade niet op de
stad verhalen. Zij hebben die geleden toen zij met commandant
Moulert in de
stad
zijn geweest en door de vijand werden overvallen.
Eventuele vorderingen moeten de ruiters echter via de justitie
doen.
6
HHM handhaven de resolutie van 28 mei, ondanks het nadere verzoek van Sir
Thomas Dutton.
7
De RvS adviseert d.d. 25 mei in te stemmen met de door de
heer van Batenborch verzochte goederen, op voorwaarde dat de uitvoer tegen
Bosch'
licent
gebeurt.
De RvS moet het advies nader motiveren, omdat
Batenburg binnen het stroomgebied van de
Maas ligt en
daar geen licent wordt betaald.
8
De commissie van de
Staten van Overijssel
op dr.
Willem Marienborch, burgemeester van Deventer, als gedeputeerde in de
vergadering van HHM wordt goedgekeurd.
9
De brief van
Languerack d.d. Parijs 1 juni zal met Z.Exc. worden besproken.
10
Resident
Aissema schrijft d.d. Hamburg 19/29 mei op
ontvanger-generaal
Doublet een
wissel te hebben getrokken
van
16.850 rijksdaalder, wegens betaling van de assignatie die de
koning van Denemarken voor de
administrator van Maagdenburg
heeft afgegeven.
HHM nemen in beraad of zij de wissel al dan niet zullen accepteren omdat zij op 27 mei hebben besloten voortaan geen assignaties meer aan te nemen.
11
Voor zijn ordinaris huishouding heeft
Languerack op 18 mei een wissel van 333 1/2 kroon
getrokken op ontvanger-generaal
Doublet, tegen 128 groten per
kroon.
De ontvanger-generaal zal de wissel voor deze keer nog accepteren. Het geld zal hij opnieuw terugvorderen bij de provincie waarop het traktement van Languerack is gerepartieerd, zonder dat hij het anderszins in zijn
rekening zal verantwoorden. Voortaan zal de ambassadeur zich echter
moeten houden aan de resolutie van 28 okt. 1626, waarin is bepaald
dat
zijn ordinaris traktement ten laste komt van
Holland
en
Zeeland
en zijn buitengewone onkosten van de
ontvanger-generaal. Zo niet, dan worden de wisselbrieven niet meer
geaccepteerd.
12
Simon van der Does en
Johan de Moor,
bewindhebbers van de
WIC, verschijnen ter vergadering met
credentiebrieven van
de
Heren Negentien
van 7 juni.
De Heren hebben de brief van HHM d.d. 2 juni
ontvangen met daarin het in
Roosendaal genomen besluit over de wisseling van
Spaanse
gevangenen.
Zij voelen zich ernstig benadeeld omdat zij volgens de bepalingen
hun gevangenen moeten vrijlaten, zonder hiervoor in de plaats
de in
Amerika en
Brazilië gevangengenomen eigen dienaren terug te
krijgen. Zij
verzoeken deze personen in het traktaat op te nemen, anders
willen
zij hun gevangenen niet vrijlaten.
Burgemeester
Geraert van Berckel verschijnt eveneens ter vergadering. Hij meldt dat de
resolutie van 2 juni over de wisseling
niet succesvol
kan worden uitgevoerd, omdat uit
Spanje geen
andere
gevangenen zijn gebracht dan die door particulieren of de
Compagnieën
zijn veroverd. Het traktaat heeft geen zin als alleen deze
personen zijn inbegrepen. Hij stelt daarom voor alleen de Spanjaarden
die hier
gevangenzitten in de ruil te betrekken en niet degenen die nog
onderweg zijn, òf de Spanjaarden er geheel buiten te laten.
Rantwyck,
Nobel,
Vosbergen en
Schaffer moeten de gedeputeerden
van de WIC en Berckel nader horen.