29 - 11 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Z.Exc.,
Ernst Casimir
en de
RvS
compareren en
overhandigen
de propositie waarin zij de provincies verzoeken om de voor 1628
benodigde consenten
ter ondersteuning en verdediging van het land,
in
te willigen.
HHM laten de tekst over die van de religie in
Frankrijk schrappen, evenals de tekst over de waardgelders
die in 1627 in dienst zijn geweest, totdat bekend is van welke
posten
Friesland
en
Groningen
(die
het
geld ter betaling van deze waardgelders hebben voorgeschoten) dit
geld
zullen aftrekken. In plaats van een kwart van de konvooien en
licenten
te verpachten zal verzocht worden de helft te verpachten. De aldus
gewijzigde propositie zal aan de provincies gestuurd worden en door
afvaardigingen bevorderd worden opdat hierover zo spoedig mogelijk
positieve
resoluties kunnen worden genomen.
Bij deze gelegenheid stemmen HHM er ook mee in dat de RvS ervoor zal zorgen dat de vijfhonderd nieuw aangenomen soldaten in
Emden van kruit, lood en lonten worden voorzien.
De propositie1 luidt als volgt: Van alle jaren
die de bloedige oorlog tegen de Spaanse koning nu duurt is het nu
meer
dan ooit nodig moedig de verdediging van het vaderland ter hand te
nemen. Het christenrijk neigt tot een grote verandering ten nadele
van
de ware christelijke religie, tenzij de almachtige God dit
voorkomt. De
oorlog in
Italië, die de
Spaanse koning veel
geld heeft gekost, is gestopt en de
Franse
koning en de
Engelse
koning
hebben het druk met hun onderlinge onenigheid. Daardoor
verschaffen zij noch de
koning van
Denemarken noch HHM de beloofde subsidies. Gevolg hiervan
is
dat het slecht gaat in
Duitsland. De troepen van
de
paapse Liga hebben grote vooruitgang geboekt in
Silezië en
Moravië en zijn nu
ook
vrijwel heer en meester van de rivieren de
Elbe en
de
Wezer en van omliggende gebieden. De Deense koning moet nu zijn
eigen
landen beschermen in plaats van de gebieden van de ware religie
veiligstellen. De Spaanse koning ziet ook dat er weinig tegenstand
is
en
probeert de onderhandelingen tussen de koningen van
Zweden en
Polen af te breken. Dit schept gunstigere
omstandigheden
om
de Zweedse en de Deense koning aan te vallen en zo de Republiek van
de
vaart en handel op de
Oostzee te beroven, wat hij
altijd heeft gewild. De ware christelijke religie staat er dus niet
goed voor. Nu het jaar zijn einde nadert en de consenten aflopen,
vinden
Z.Exc., Ernst Casimir en de RvS het nodig in de
vergadering
van HHM te verschijnen en uiteen te zetten welke middelen in 1628
nodig
zijn om het heftige onweer het hoofd te bieden. Als de Deense en de
Zweeds koning genoodzaakt worden het oorlogsveld te verlaten,
twijfelt
niemand eraan of het paapse leger zal de Republiek op het lijf
vallen
en meehelpen in de oorlog ter zee en te land, temeer omdat de
Republiek
ter bescherming van sommige grenzen enkele plaatsen waarop het
Duitse Rijk aanspraak meent te hebben, met
garnizoenen
bezet houdt. Voortaan mag er dus geen sprake van zijn dat enkele
provincies gebruikmaken van excuses om hun quote of contributie te
verminderen of om zich te onttrekken aan het heffen van
belastingen.
Elke provincie moet zich er met grote ijver voor inspannen om de
met
zoveel bloed verzegelde staat te behouden.
Diverse provincies hebben de afgelopen jaren hun consenten niet voldaan. Dit was niet terecht. Andere provincies, hun bondgenoten, hebben er vanaf het begin volledig in toegestemd. De petities zijn altijd zo zuinig mogelijk geraamd en daarom heeft men veel moeten lenen. Grote schulden zijn hierdoor ontstaan en deze zijn nog niet afgelost, wat geleid heeft tot jammerkreten van arme mensen en verlies van 's lands krediet. Er wordt opnieuw gewezen op de noodzaak om de defecten in de consenten van voorgaande jaren aan te zuiveren teneinde uit het labyrint van ongelijkheid en geschillen tussen de provincies te komen en de schulden af te lossen. Alleen al in het kwartier van
Vlaanderen bedragen de schulden sinds het aflopen van het Bestand meer
dan 450.000 pond, meestal ontstaan door vestingwerken, boven de
inkomsten uit belastingen, contributies en confiscaties in dat
gebied.
In de andere grensgebieden zijn ook veel schulden ontstaan, die
opgelopen zijn tot vele duizenden guldens. Dagelijks eisen de arme
lieden betaling van deze schulden. Om 's lands krediet te
herstellen en
ervoor te zorgen dat het mogelijk blijft om fortificatiewerken aan
de
grenzen aan te besteden of andere uitgaven voor de oorlog te doen,
moeten de vanaf 1614 ontstane defecten eerdaags
aangezuiverd
worden. Gebeurt dit niet, dan dient in plaats daarvan
een
formeel consent van een aanzienlijk bedrag te worden ingewilligd
opdat
de
RvS met contant geld wordt geholpen.
HHM hebben nog geen resolutie genomen over de aflossing van de kapitalen waarmee het kantoor van de
ontvanger-generaal is belast. Deze bedragen van 1596 tot en met 1617 4.893.960
pond 12 sch. 5 d. De rente hierover is op de staat van oorlog ten
laste
van
Holland
geplaatst. Van 1618
tot en met 1627 is
2.883.561 pond 19 sch. 6 d. geleend aan pro memorie posten. Samen
bedragen de kapitalen 7.777.522 pond 11 sch. 11 p., overeenkomstig
de
bijgevoegde staat. De ontvanger-generaal kan slechts met veel
moeite
zijn krediet handhaven als gevolg van de hoogte van deze schuld en
de
provincies zijn zeer traag in het verschaffen van het toegezegde
geld.
Het is nodig dat HHM een resolutie nemen over de aflossing van de
schulden. De provincies moeten beloven de schulden,
na ze
evenredig verdeeld te hebben, op termijn af te lossen, ofwel bereid
te zijn enige algemene middelen over alle provincies te
heffen.
Voor de oorlog is het nodig dat in 1628 consent gedragen wordt. Er is geen steun van de bondgenoten te verwachten, zowel door de gebeurtenissen in Duitsland als de onrust in Frankrijk en
Engeland. De verovering van
Groenlo heeft veel
inspanning gekost. Afgezien van de compagnieën ruiters en
infanteristen op beide staten van repartitie, zijn bovendien
veertien
compagnieën infanteristen van
Candale in dienst geweest, naast de vier
compagnieën van het regiment van
Haulterive en nog dertien compagnieën ruiters,
die allen extraordinaris betaald zijn omdat ze buiten
repartitie
gestaan hebben. Daarnaast zijn nog achtduizend waardgelders
gedurende
vier maanden onderhouden. Als voor 1628 een tamelijk groot
veldleger op
de been gebracht moet worden naast een redelijke bezetting van de
grenssteden en forten, moeten niet alleen de ruiters en
infanteristen
van de genoemde staten van repartitie in dienst blijven, maar ook
het
regiment Fransen van Candale en de vier
ongerepartieerde
compagnieën van het regiment Haulterive en de twaalf vanen
ruiters. Hiervoor is de komende maand 53.250 pond 17 sch. nodig,
zoals
begrepen in de derde en laatste staat van repartitie overeenkomstig
de
op 1 nov. bij HHM ingediende petitie. Verzocht wordt niet alleen
in te stemmen
met de betaling van de legerlasten zoals vermeld op de
twee
staten van repartitie, namelijk een van 1621 en een van 1626, maar
ook
met de derde staat van repartitie van begin november. De drie
repartities bedragen samen voor de lopende maand 931.423 pond 14
sch.
11 p. Het bedrag wordt evenredig verdeeld. Elke provincie is
verplicht
elke twee maanden de RvS een overzicht van haar betalingen te geven
en
aan het einde van het jaar, in ieder geval binnen zes weken na het
aflopen ervan, een volledig overzicht om de andere provincies
tevreden
te stellen.
Verder wordt verzocht de vijfhonderd man ter versterking van het garnizoen te
Emden zo lang als het nodig is te continueren. Voor het hele jaar
zal dit in ieder geval 62.000 pond kosten. Tevens wordt verzocht in
te
stemmen met een eenmalig bedrag van 150.000 pond omdat de
logiesgelden
van de grenssteden vanwege de nieuwe ruiters en infanteristen hoger
uitvallen dan in de staat van oorlog is vermeld. Voor de
extraordinaris
onkosten van het veldleger zoals wagens, schepen, trekpaarden,
officieren en legerwerken wordt gevraagd om een eenmalig bedrag van
1.000.000 pond omdat de kosten elk jaar veel hoger uitvallen dan
gedacht. Voor de aanleg en versterking van fortificatiewerken is
een
eenmalig bedrag nodig van 300.000 pond, naast wat voor reparatie en
onderhoud van deze werken in de staat van oorlog is opgenomen.
Voor
nieuw geschut is 50.000 pond nodig ten behoeve van de grenzen.
De Admiraliteiten hebben grote schulden als gevolg van het sluiten van de licenten door de vijand en andere problemen op zee die het gevolg zijn van de conflicten tussen Frankrijk en Engeland. Ook de versterking van de positie van de paapse Liga langs de rivieren en in de havens van de Oostzee doet de handel geen goed en vermindert de inkomsten van de Admiraliteiten. De Colleges zijn echter genoodzaakt grote uitrustingen te doen tegen het groeiende geweld op zee en op de binnenwateren. Als de situatie in Duitsland verder verslechtert zal men van die kant ook meer moeilijkheden ondervinden. Daarom wordt HHM verzocht niet alleen door te gaan met een zo hoog mogelijke heffing van konvooien en licenten, naast de verpachting van de helft ten voordele van het innen ervan en ter bescherming tegen fraude, maar ook een aanzienlijke subsidie te geven omdat de inkomsten nooit tegen de hoge lasten kunnen opwegen en de schulden anders ondraaglijk worden. Het gaat om een bedrag van 2.000.000 pond dat in twaalf termijnen moet worden opgebracht. Met nieuw krediet kunnen dan de uitrustingen weer hervat worden ter bevrijding van koopvaardijschepen en andere schepen die op zee zuur hun kost verdienen.
De positie van de koning van Denemarken verzwakt door het ontbreken van de door zijn bondgenoten beloofde subsidies. HHM hebben hem het afgelopen jaar gesteund met 50.000 pond per maand. Zijn rijk bevat plaatsen die voor de Republiek en haar handel hoogst belangrijk zijn en daarom behouden moeten blijven. Verzocht wordt dan ook de maandelijkse subsidie voort te zetten.
Ook wordt verzocht de impost van 14 gld. per honderd wit zout en 10 gld. op de klijnen ten laste van de panneman in te willigen. De opbrengst dient rechtstreeks naar het kantoor van de Generaliteit te vloeien.
Verder wordt verzocht om de middelen en contributies voor de Landschap
Drenthe
voort te zetten, niet alleen ter betaling van de soldaten en
andere oorlogskosten die voor de Landschap worden gemaakt en zijn
gespecificeerd op de staat van repartitie, maar ook ter betaling
van
wat zal voortkomen uit de proportie van de andere petities ten
laste
van de Landschap. Bovendien moet, conform eerdere besluitvorming,
elke
maand 500 pond uit de middelen van
Coevorden voor
de
fortificaties aldaar worden aangewend.
Eveneens wordt verzocht om voortzetting van de imposten, contributies en verdingen in
Brabant, het kwartier van
Roermond,
Vlaanderen,
Lingen,
Wedde en
Westerwolde. Dit
betreft niet alleen gebieden onder het gezag van HHM die kunnen
bijdragen, maar
ook
die onder het gezag van de vijand in zoverre het krijgsvolk daar
het geld
kan
innen.
De provincies wordt dringend verzocht de gemene middelen van consumptie en onroerende goederen vast te stellen en toe te passen opdat voortaan de genoemde lasten eenvoudiger te dragen zijn.
Tot slot wordt verzocht hierover zo snel mogelijk een positieve resolutie te nemen en de consenten vóór het einde van dit jaar in te brengen, opdat de Republiek niet door de vijand verrast wordt. De nood is hoog. De staat is van dien aard dat het land niet goed veiliggesteld kan worden als de zee niet vrij gebruikt kan worden. Andersom kan uit de zee geen winst gehaald worden als het land niet behouden blijft. Het ene kan niet bestaan zonder het andere.
2
De RvS bericht dat de schippers en voerlieden die buiten
Holland in het leger gediend hebben sterk aandringen op betaling van
hun loon. De Raad verzoekt HHM te bepalen waarvan zij betaald
moeten worden.
HHM laten de supplianten uit de legerlasten betalen. De Raad moet de provincies hierom vragen.
3
De RvS verzoekt HHM een definitieve resolutie te nemen over de door de heren van
Holland op 20 nov. opgehouden kwestie betreffende de evocatie van
die van
Goch voor de Raad, waarover de
Kleefse raden zich beklagen. Zij baseren zich
hierbij
op het twaalfde artikel van de alliantie en op het elfde artikel
van
het nadere akkoord van 23 okt. 1624 waarin staat dat de
onderdanen
van de
keurvorst niet afgehouden
mogen worden
van
hun gebruikelijke rechtbanken.
HHM laten het aangevangen proces voor de RvS doorgaan, omdat de Raad vindt dat het in de genoemde artikelen over particuliere aanspraken gaat en niet over militaire zaken aangaande de neutraliteit.
4
Aangezien diverse goederen naar het leger van de vijand te
Zandvliet worden gebracht, besluiten HHM met advies van Z.Exc.,
Ernst Casimir en de RvS dat Z.Exc.
de
gouverneurs te
Bergen op Zoom en
te
Lillo zal schrijven. Zij moeten
de rechtstreeks naar het genoemde leger gaande of in de buurt
aangetroffen goederen door de soldaten in beslag laten nemen.
52
HHM gaan akkoord met de akte voor
Josephe Palache aangaande het in
Marokko laten maken van
salpeter. De clausule houdt in dat alle uit
Safi,
Salé of andere plaatsen in
Marokko gekomen oorlogsschepen verplicht zijn de gereedliggende
salpeter naar de
Republiek mee te nemen. Dit geldt ook voor de koopvaardijschepen,
zij
het dat deze een behoorlijk vrachtloon zullen ontvangen.
Aangezien er weinig salpeter en buskruit in de pakhuizen ligt, wordt de uitvoer ervan aan niemand toegestaan.
6
Voor
Jacob Gijsberts wordt op naam van
Hendrick van der
Mijle ordonnantie gepasseerd van 200 gld., net als op 2
maart, en nog eens 200 gld. als voorschot.
7
Vosbergen brengt ter tafel dat het veel gunstiger is voor het land als
de gezanten naar
Frankrijk zelf zorgen
voor
een karos met paarden omdat het huren ervan zeer duur is.
HHM besluiten dat de zaak zo zuinig mogelijk moet worden geregeld. Als ermee wordt ingestemd een karos met paarden te kopen, dan moet deze niet meer mee terug naar de Republiek komen maar in Frankrijk verkocht worden.
8
In een schriftelijke verklaring meldt resident
Aissema d.d. 29 aug. ter voldoening van de apostille van HHM d.d. 2
juli. alle door hem opgegeven reiskosten naar waarheid
te hebben gemaakt.
HHM passeren de declaratie, uitgezonderd de post van 2.500 gld. waarvoor 700 gld. wordt goedgekeurd. In totaal wordt voor de periode van 5 juli 1625 tot 5 juli 1626 11.260 gld. 18 st. goedgekeurd.