24 - 12 - 1627
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Enkele gedeputeerden van de
Kleine Visserij
komen ter vergadering melden dat de
Admiraliteit te Rotterdam
hen van vier konvooiers heeft voorzien, waarvan twee gereed zijn en de andere twee over twee weken. Daarmee kunnen zij zich echter niet voldoende verdedigen, zodat nog twee schepen worden verzocht, net als verleden jaar.
HHM zullen de Admiraliteit aanschrijven eerst die van de visserij van vier schepen te voorzien en deze dadelijk gereed te maken. Over het verzoek zullen zij nader overleggen en mogelijk de kruisers bevelen om breder te kruisen of iets dergelijks.
2
Op aanschrijven van HHM verschijnt commies-generaal
Eck. Hij verhaalt over de ongelijkheid op de
verschillende kantoren sinds de openstelling van de licenten.
HHM vragen hem dit op schrift te stellen.
3
Thesaurier-generaal
De Bie moet de declaratie onderzoeken van
Nicolaes van der Houve van door hem als
substituut commies-generaal van de konvooien en licenten betaalde
reiskosten en vacaties van 31
jan. 1626 tot 11 mei 1627.
4
HHM willigen het verzoek in van
Winant de Keiser, voormalig consul te Algiers, om zijn
op 6 sept. 1625 door HHM gegeven vrijgeleide, ingaande zodra hij
hier in het land kwam, met nog zes maanden te
verlengen.
5
Gelezen wordt het verzoek van
Guillam Mestach, schepen van de stad en het schependom Oostburg, vergezeld
van brieven van de burgemeesters en de schepenen
van
Oostburg. Hij verzoekt te worden gecommitteerd
tot de ontvangst van de
geestelijke goederen in het ambacht Oostburg en
andere verdronken parochies, met name
Schoondijke,
Nieuwerkerk,
Gaternesse,
Sint Christoffelskapelle en
Noormanskapel en andere kerkelijke goederen in
deze kwartieren. Dit ambt is door het overlijden van
Marten
van Cochendorp al twee jaar vacant en wordt door de
suppliant
vervuld.
HHM verlenen hem dit ambt.
6
Van
Hartman is een brief d.d. Amsterdam 22 dec. ontvangen met een lijst
van
de levensmiddelen en andere door hem van
Joost Brasser verkregen goederen.
Hij
heeft eraan toegevoegd
die dag te zullen uitvaren.
7
Ter vergadering compareren
Schot en
Van der Lingen, raden
van State. Zij delen mee dat
Joost
Brasser de wapens had behoren te sturen naar het magazijn
te
Delft om aldaar te worden gecontroleerd.
Aan resident
Aissema wordt geschreven de wapens te
Glückstadt
te doen
onderzoeken en aan commissaris
Hartman
dat hij deze niet had mogen accepteren.
8
Josephe Pallache, agent van de koning van Marokko, verzoekt HHM om hem te
laten weten wanneer een oorlogsschip naar
Barbarije
gaat, want op dit moment is er geen gereed.
Aangezien de
Admiraliteit te Amsterdam
eerder
heeft teruggeschreven dat daarheen geen schepen vertrekken en daartoe
ook
geen
gelegenheid is, zal dit aan Pallache ten antwoord worden
gegeven.
9
David Pallache wordt op diens verzoek een gratis paspoort verleend om naar
Brabant te gaan. Zijn verzoek om een
vergoeding
voor diensten die hij zegt te hebben verricht ter bevrijding
van
de gevangenen, wordt echter afgewezen.
10
De RvS bericht over een op 18 dec. aan hem geschreven brief van
Haultain, gouverneur te Sluis. Deze houdt in dat de vijand in
Vlaanderen niet wil toestaan dat huislieden hun
eigen
gewassen ter markt brengen.
HHM vragen de RvS om advies op dit punt.
11
In een brief d.d. Toulon 15 nov. vraagt
Simon Grasson, consul te Toulon en Provence, iets te doen aan zijn grote
kosten als gevolg
van het aldaar passeren van uit
Tunis en
Algiers afkomstige slaven. Van elk
passerend schip geniet hij slechts een Franse kroon. Hij vraagt HHM
om
een
tegemoetkoming.
HHM geeft deze brief voor advies aan de
Directie van de Levantse Handel
.
12
Feith dient ter vergadering de stukken in die de Engelse en
Nederlandse kooplieden hebben uitgewisseld. Zij zijn daarop in
aanwezigheid van
Carleton gehoord
over
de tarra. Feith rapporteert dat Carleton HHM verzoekt hem te laten
weten wat zij van plan zijn te decreteren.
HHM nemen hierover nog geen besluit.
13
Controleur
Nicolaes van der Mijle verzoekt HHM zijn traktement van 1.300 gld. per jaar en 4
gld. 10
st.
per dag voor twee paarden en een knecht in het leger te verhogen,
want hij
kan er niet
van rondkomen en zijn werk is bovendien gevaarlijk.
HHM wijzen het verzoek af vanwege de gevolgen, maar omdat zij bekend zijn met zijn diensten, kennen zij hem voor 1627 500 gld. toe.
14
Adriaen Repelaer, konvooimeester te Dordrecht, verzoekt 6.626
gld.
aan door hem betaalde rente van het geld dat hij op
bevel van de
Admiraliteit te
Rotterdam
heeft opgenomen, maar dat hij bij het slot
van
zijn rekening nog van het land tegoed had. Ook vraagt hij om
toekenning van 5.220 gld. 4 st. 2 p. over door hem
betaalde
ordonnanties.
Het eerste punt wordt in beraad gehouden. Op het tweede punt zal de suppliant, op voorwaarde dat deze zweert de ordonnanties van bovengenoemde som te hebben overgenomen zonder daarvan zelf iets te hebben ontvangen, direct of indirect in rekening worden betaald.
15
Ruisch, raad ter Admiraliteit te Rotterdam, heeft zijn op 21 dec.
mondeling gemelde punten op schrift gesteld.
Een beslissing op het eerste punt aangaande een prompte subsidie om de schepen op de rivieren over zestien maanden een bedrag van 95.832 gld. te kunnen betalen, wordt uitgesteld.
Op het tweede punt betreffende het door officier
Muilwyck in 1621 voor de magistraat te
Rotterdam ingestelde
proces tegen commies
Glaude
Rota, constateren zij dat hij zich niet heeft gehouden
aan
het
door
Holland
in dat jaar
uitgevaardigde plakkaat op de geldkoers. HHM verzoeken de
gedeputeeren van
Holland om de magistraat
te
Rotterdam aan te sporen
deze zaak te schikken.
HHM gaan niet in op het derde
punt, waarin verzocht
wordt om de raden ter
Admiraliteit
die op reis moeten
5 gld.
daags
te geven naast 15 st. voor een bode of dienaar en fooien, zoals voor en na de resolutie op het huishoudelijk reglement is
gebeurd.
De gedeputeerden van Holland vragen
om
een
afschrift van het verzoek om dit nader te kunnen bespreken.
16
Een brief van
Languerack d.d. Parijs 12 dec. behoeft geen resolutie.