18
Conform de resolutie van 29 dec. hebben de gecommitteerden van HHM een memorie inzake de zeebewaking opgesteld en ingediend.1
Dagelijks blijkt dat de provincies hun geconsenteerde subsidies voor de Admiraliteiten te laat betalen, wat tot grote moeilijkheden leidt. Voorgesteld wordt de voor de uitrusting van de voor de kust van
Vlaanderen en de bewaking van
Het Kanaal en de
Noordzee bestemde 35 oorlogsschepen, vijf jachten
en
vijf fregatten benodigde soldij en mondkost, alsmede de
mondkost
van de dertig per schip toe te voegen musketiers, naar quote te
repartiƫren over de provincies. De equipage van de schepen,
jachten en
fregatten en de voorziening van alle benodigdheden en amunitie,
alsmede de monstering of rechtspraak over het volk, blijven - zoals
tot
nog toe gebruikelijk - aan de Admiraliteitscolleges. Slechts de
betaling van de soldij van de matrozen en de mondkost van hen en
de
musketiers op de rollen en ordonnanties van de Admiraliteiten
zouden
maandelijks door de provincies moeten worden betaald. Dit opdat
alle
kapiteins weten waar zij hun betaling moeten bekomen en zij deze
door
derden kunnen laten opeisen. Hierdoor zijn zij altijd in staat hun
levensmiddelen naar
Vlissingen, of indien dat
wordt
gelast naar andere plaatsen, te laten brengen.
De consenten van de provincies boven de genoemde mondkost en soldij zullen ter subsidie van de Admiraliteiten onder de Colleges worden verdeeld conform hun aandeel in de lasten en de equipage. Hiervan wordt afgetrokken wat de Colleges aan jaarinkomsten gehad hebben. Om jaarlijks een goed overzicht te hebben moeten de Admiraliteitscolleges ieder kwartaal nauwkeurig en oprecht aan HHM opgeven wat zij aan inkomsten hebben gehad aan konvooien en licenten, confiscaties, boeten of anderzins. Daarbij mogen zij geen inkomsten verzwijgen.
De provincies zouden ieder een deel van de lopende schulden van de Admiraliteiten op zich moeten nemen conform hun defecten in de door de RvS van 1622 tot en met 1627 verzochte petities die niet aan de ontvanger-generaal of de Admiraliteiten zijn betaald. Dit betreft de renteloze, deugdelijke en oudste schulden. Ook zouden de provincies naar hun quoten alle overige deugdelijke, renteloze schulden moeten betalen, opdat de Colleges de handen vrij hebben om zich voortaan beter met de zeebeveiliging te kunnen bezighouden.
Tot beter beleid van de zeezaken zouden de provincies hun afgevaardigden zes in plaats van de momenteel gebruikelijke drie jaar in de Admiraliteitscolleges moeten laten dienen.
Namens HHM zou extra inspanning gewenst zijn om bovengenoemde punten door de provincies te laten aannemen en de verzochte en nog te verzoeken subsidies te laten opbrengen. Eveneens moet alles eraan gedaan worden om in
Holland en
West-Friesland een voornaam en dapper man
aan te stellen als luitenant-admiraal. Daarnaast moeten drie
vice-admiraals of commandeurs worden aangesteld en moet hun
traktement
worden geregeld, opdat de marine geschikte bevelhebbers zal hebben
en
zowel de blokkade van de kusten als het kruisen behoorlijk geleid
kunnen worden.
De provincies hebben deze memorie voor nader onderzoek laten dupliceren.
1
De memorie is door een klerk ingeschreven in S.G. 52.