10 - 01 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Na lezing hechten HHM hun goedkeuring aan het onderstaande conceptantwoord 1op de propositie die de
ambassadeur van Frankrijk op 3 jan. heeft gedaan.
D'Espesses heeft verschillende bezwaren over zaken van groot publiek belang aan de orde gesteld. Hierover wensen HHM de ambassadeur betere informatie en satisfactie te geven ten dienste en tot tevredenheid van
Z.M. HHM verklaren uiterst beducht te zijn voor
de naderende ondergang van de staat van het christendom
in
het algemeen en van hun Republiek in het bijzonder. De
toestand is
enerzijds wankel door de militaire voorspoed van hun vijanden
en
anderzijds door de ongelukkige misverstanden en groeiende
verwijdering
tussen de kronen van Frankrijk en
Groot-Brittannië, welke dagelijks zeer
schadelijke gevolgen heeft.
HHM
zagen het als hun zorg en plicht dit kwaad onmiddellijk tegen te gaan
voordat het zou verergeren tot de uiterste nood waar de gemeenschappelijke vijanden het willen voeren. Hiertoe zullen HHM hun ambassadeurs zo spoedig mogelijk naar de beide majesteiten zenden. De ambassadeurs zijn volledig geïnstrueerd en krijgen opdracht naar vermogen te bemiddelen. Vóór alles moeten zij een verzoening en hereniging tussen beide majesteiten bewerkstelligen. Hoewel bijkomstigheden hun voornemen dikwijls hebben doorkruist en vertraagd staan HHM nu toch op het punt hun ambassadeurs met de eerste goede wind te laten vertrekken. Zij hopen dat Z.M. hen gunstig zal onthalen en geen geloof hecht aan de ongunstige berichten waarmee men heeft getracht HHM te beletten in hun handelwijze. De ambassadeurs zullen altijd hun plicht vervullen zoals het behoort. Zij zijn niet gewend zich te laten overreden door anderen in zaken die hun gemeenschappelijke belangen raken en waarover zij met Z.M. willen onderhandelen.
Languerack heeft zich in het nieuw gesloten verdrag met Z.M. op enkele
punten niet
exact
naar zijn instructies gedragen, hoewel zijn ambt dit vereist.
Hierdoor is het verdrag strijdig met eerder gesloten verdragen met
andere machthebbers en kunnen HHM zich er niet aan houden. Zij
denken dat
Z.M. hen
niet zal beschuldigen van onbegrip en gebrek aan respect als er
tot betere en uitvoerbare verdragen slechts enkele kleine
aanpassingen
en verzachtingen worden gemaakt. De
eer
van de alliantie met Z.M. gaat hun zozeer ter harte dat zij hun
ambassadeurs uitdrukkelijke opdracht en volmacht hebben
gegeven zich bij de onderhandelingen
te conformeren aan hetgeen Z.M. wenst, voor
zover dat niet in strijd is met eerder gesloten
verdragen.
De ambassadeurs zullen zich met trouw en respect van deze taken kwijten en Z.M. rekenschap geven van alle andere in de propositie gemelde punten en grieven. HHM vragen de ambassadeur hiertoe te bemiddelen en hun oprechte verklaring te ondersteunen met een gunstige getuigenis van hun goede bedoelingen.
Noortwyck en
Ploos zullen deze
repliek
aan de ambassadeur overbrengen.
2
De
ambassadeur van Frankrijk verzoekt ontheffing van de borgtocht die HHM, volgens
akte d.d. 22 feb. 1627, aan
La
Rocque hebben
gesteld. Hij mocht vijftig paarden aan de
koning overbrengen die inmiddels zijn
geleverd.
HHM winnen advies in van het Admiraliteitscollege
dat de
borgtocht heeft gesteld.
3
HHM bepalen dat de RvS de kolonels en kapiteins moet aanschrijven tegen 1 april hun compagnieën compleet te maken en dat het krijgsvolk intussen van tijd tot tijd zal worden gemonsterd.
4
Ferdinant Carey, sergeant-majoor van het regiment van kolonel
Harwood, verzoekt vergoeding van
zijn extraordinaris
diensten.
HHM horen het advies van de RvS hierover.
5
HHM lezen een memorie, overhandigd door de gecommitteerden van de
Staten van Utrecht
. Deze verklaren in de betaling van de fortificaties voor het jaar 1627 geen consent te geven zolang de bezwaren niet zijn opgelost die uit de gebrekkige betaling van de fortificatiewerken voortvloeien. Zij stellen voor om naast de andere provincies alles te verschaffen en aan te voeren wat voor een herstel van zaken nodig is.
In een andere memorie verklaren de Staten van Utrecht een miljoen gld. te consenteren, zoals ter subsidie van de Admiraliteiten voor 1627 was gevraagd, alleen onder strikte voorwaarde dat de Utrechtse gecommitteerden in de verschillende Admiraliteitscolleges jaarlijks evenveel traktement krijgen uit de konvooien en licenten als de afgevaardigden van de andere provincies. Daarnaast moeten zij op het gebied van sessie, stemmen en commissie behoorlijk beloond worden.
HHM stellen beide memories in handen van de RvS om deze tezamen met de consenten van de andere provincies te onderzoeken en daarover te adviseren. Ook wordt de RvS verzocht de defecten in de consenten op schrift te stellen en aan HHM te geven.
6
Aangaande het verzoek van
Joost Brasser bepalen HHM dat het geld
van de wissel betaald zal worden in banco, maar dat van de vivres
en
wapens in courant geld.
7
De
Admiraliteit te Amsterdam
schrijft dat al haar konvooiers reddeloos zijn binnengekomen. Bovendien heeft zij geen middelen om nieuw volk aan te nemen.
HHM schrijven nogmaals dat het hoogstnodig is dat de Admiraliteit enkele schepen op de
Eems stuurt: als er geen grote schepen beschikbaar zijn, dan moet
zij maar kleine zenden. Over geldgebrek behoort de Admiraliteit
niet te
klagen, aangezien zij onlangs 150.000 gld. heeft ontvangen van de
Staten van Holland
.
8
Aangezien salpeter en kruit steeds schaarser worden, zullen HHM de verschillende Admiraliteitscolleges aanschrijven te voorkomen dat salpeter of kruit ter sluik of op andere wijze wordt uitgevoerd. Verder moet de RvS ervoor zorgen dat het land van een goede hoeveelheid blijft voorzien en berichten wat hij daaraan heeft gedaan.
9
De heer
Gruis, raad van State, en twee raden van de
Admiraliteit te Rotterdam
verschijnen in de vergadering. Zij vertellen dat de RvS en het
Admiraliteitscollege vier op de
Waal
gelegen schepen zouden
afdanken en vervangen door sloepen. De schepen kunnen echter niet
worden afgedankt zonder voorafgaande betaling van zo'n 40.000 gld.
Gruis en de raden verzoeken HHM daarom een regeling
te treffen.
HHM zullen de zaak nader onderzoeken.
10
HHM spreken opnieuw over de beloning die was beloofd aan de bij de offensieve en defensieve alliantie betrokken Engelse commissarissen.
HHM nemen hierover nog geen beslissing.
11
HHM ontvangen brieven van agent
Brederode d.d. Bazel 17/27 dec. 1627,
Pieter Maertenssen Coij, agent in
Algiers, d.d. 27 okt. 1627, en van de agent in Tunis,
Lambert Verhaer, d.d. 3 en 28
okt.
1627.
Op geen van de brieven nemen HHM een besluit.
12
Het stadsbestuur van
Wezel verzoekt d.d. 2 jan. de
kapel in
Ravenstein te doen inrichten voor de
rooms-katholieken.
De
hertog van Palts-Neuburg heeft
immers
in
een brief d.d. 21 dec. 1627 gedreigd de burgers van Wezel
uitoefening
van de gereformeerde religie te ontnemen wanneer dat niet in
veertien dagen
zou zijn gebeurd.
HHM laten commandant
Halcket de kapel in de staat herstellen zoals die was
ten tijde van het versterf van de
laatste priester. Preken van de gereformeerde religie zullen
voortaan
weer in de grote hal van het kasteel worden gehouden. De
commandant moet bewijsstukken aan de magistraat van Wezel zenden en
HHM op de hoogte houden van zijn daden. Ook
Z.Exc. hecht zijn goedkeuring aan
dit
besluit.