03 - 03 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Het verzoek van
Rouillac gerepartieerd te worden zoals andere compagnieën geven
HHM voor een besluit aan de RvS.
2
De RvS zal beslissen over het verzoek van
Hans Jurien de Cocq, tegenwoordig adelborst in de compagnie van de heer van
Beverweerde, om een extraordinaris
traktement.
3
Nobel bericht dat
Joost
de Lange over elke in onder contributie staande landen
geweide magere os 3 gld. wil heffen.
HHM wijzen het voorstel af.
4
Op verzoek van
Gerbrant Laurenssen, schipper uit Enkhuizen, vragen HHM hun ambassadeurs in
Frankrijk hem te helpen bij het terugkrijgen van
zijn
schip De Fortuin. De Fransen hebben dit
schip in beslag genomen en naar
Dieppe gebracht
omdat
hij in
Portsmouth leien had geladen
en daarmee richting
Amsterdam wilde varen.
5
Een brief van
Languerack d.d. Parijs 20 feb. behoeft geen resolutie.
6
Hans Dieterich van Ahr, Brandenburgse raad en commissaris, compareert. Krachtens
een credentiebrief van de
Kleefse raden
d.d.
19 feb. meldt hij gestuurd te zijn om nader
te
berichten over de reden achter de afdanking van de compagnie van
Soppenbroeck. Hiertoe is ook
ontvanger
Onckel met
Ahr naar HHM gekomen.
Eck,
Essen,
Haersolte en
Schaffer en een door
Holland
te nomineren persoon
treden met Ahr in
bespreking.
7
Het stadsbestuur van
Haarlem schrijft d.d. 29 feb. ten gunste van
Jacob
Janssen
Bosch. In 1625 heeft hij zijn schip verloren in dienst
van
het land en Bosch wil daarvoor vergoed worden.
HHM laten de RvS hierover beslissen.
8
Na resumptie van het verzoek van de
Noordse Compagnie
d.d. 1 maart laten HHM de Admiraliteitscolleges te
Amsterdam
en in het
Noorderkwartier
ieder een oorlogsschip uitrusten ter bescherming van de walvisvaart. Dit mogen echter niet de voor de kust van
Vlaanderen bestemde schepen zijn.
9
Josephe Pallache vraagt de brief, welke hij zal meenemen naar de
koning van Marokko, op te stellen
volgens de in zijn rekest genoemde punten.
HHM lezen de daartoe opgestelde brief en keuren deze goed.
10
De binnengekomen fiscaal
Van den Broeck dient de uittreksels in van notulen en veroordelingen waarin
gratie is verleend in plaats van wettelijk gestraft.
HHM zullen de stukken onderzoeken.
11
Boudewyn van der Goes,
Blasius Nachtegael en
Guillaume
Cobrisse, opnemers van de rekening van de VOC in
Zeeland,
antwoorden d.d. Middelburg 28 feb. op de brief van
HHM van 24
februari.
Zij zullen voor 13 maart in
Amsterdam zijn en de
afgevaardigden van HHM en de
Bewindhebbers
tevredenstellen. Zij vinden het
goed enkelen naar
Zeeland te laten komen om de rekeningen te
controleren
en een van hen in Amsterdam te laten. Laatstgenoemde moet in het
bijzonder de
posten die de [Zeeuwse]
Kamer
betreffen
afhandelen.
HHM bespreken dit met momenteel aanwezige bewindhebbers.
12
In een op 1 maart ontvangen brief schrijft resident
Aissema tot betaling van de benodigde levensmiddelen
en andere goederen in
Glückstadt 10.000
rijksdaalder
te trekken. Hiervoor is reeds een wisselbrief ingediend.
HHM accepteren de wisselbrief en vragen de
ontvanger hoeveel hij in kas heeft om deze te betalen.
13
Een brief van
Vosbergen d.d. Boulogne-sur-Mer 16 feb. behoeft geen resolutie.
14
Carleton compareert en dient een propositie
in.1
Z.M. heeft extraordinaris gedeputeerde
Cats geantwoord over de handel van Nederlanders
in
Frankrijk gevolgd door een schriftelijke
verklaring
aan ambassadeur
Joachimi hierover.
De
koning heeft grote moeilijkheden ondervonden doordat Nederlanders
vrije
goederen samenvoegen met tijdens de oorlog verboden handelswaar.
Dit
kon men niet voorzien toen er nog geen schijn was dat de
Franse koning de oorlog zou
verklaren
of zich met de Spaanse vijand zou verbinden. Niettemin vraagt de
ambassadeur van HHM alle schepen en goederen terug te geven en in
een
bijzondere verklaring toestemming van vrije handel te
krijgen.
Zoals HHM weten hebben de heren van de Raad met toestemming van Z.M.
reeds ingestemd met hun verzoek om vrijlating van alle reeds
genomen
schepen en goederen. De verzochte toestemming voor vrije handel met kennisgeving daarvan aan de havenofficieren heeft Z.M. echter opgeschort. Dit besluit komt niet voort uit gebrek aan affectie of goede wil maar het gemeenschappelijke belang van
Engeland en de Republiek dwingt hem daartoe. Naast de offensieve en
defensieve liga met de Republiek heeft Z.M. nauwe alliantie met
Frankrijk nagestreefd. Door de eisen van de Franse koning moest hij
echter
wel een legermacht op het
Île de Ré brengen. Via
zijn
ambassadeurs heeft hij er zowel bij die van
La
Rochelle als bij de gereformeerden tijdens hun laatste
oorlogen op aangedrongen de vrede te aanvaarden. Daartoe heeft hij
afgevaardigden van La Rochelle en de gereformeerden (die zich in
Parijs hebben gewend tot de ambassadeurs van Z.M.)
overgehaald veel belangrijke punten aangaande hun veiligheid in te
leveren. De afspraken met de Engelse ambassadeurs zijn tijdens het
aanvaarden van de vrede uitgesproken in aanwezigheid en op bevel
van
de Franse koning. Het fort
Saint Louis voor La
Rochelle
zou worden afgebroken en er zouden oplossingen komen voor andere
inbreuken op de vrijheid van de stad La Rochelle. De gereformeerden
en
die van La Rochelle zeggen nooit te hebben ingestemd met het fort.
Zij menen volgens hun vorige traktaat het recht op
afbraak te hebben. In tegenspraak met dit akkoord heeft de Franse
koning Saint Louis juist van nieuwe munitie voorzien en het
garnizoen
uitgebreid. Bovendien heeft men de naastgelegen eilanden voorzien
van
soldaten die gewelddaden hebben gepleegd jegens de inwoners van La
Rochelle en vreemdelingen. Zij verhinderden de inwoners hun
oogsten
van het platteland binnen te halen en confisqueerden de schepen die
hun
koren en andere voorraden moesten brengen. Daarnaast onderdrukten
de
soldaten de inwoners zowel binnen als buiten de stad, waardoor
zij
onder nog zwaardere omstandigheden leefden dan tijdens de
oorlog.
Z.M. meent dat het niet zal blijven bij de uitroeiing van de gereformeerde religie in Frankrijk. De gehele gereformeerde religie zal omsingeld raken en ook de
vrijheid van de Republiek zal worden ondermijnd. Tegen alle goede raad in heeft de Franse koning zich
verbonden
met de
koning van Spanje, van wie
hij
schepen in zijn havens heeft. Dit brengt de
algemene
vrede en vrijheid in gevaar. Z.M. begrijpt niet dat men deze vijand
toestaat zich te bedienen van handelsvoordelen waardoor hij over
hem en
zijn bondgenoten kan zegevieren. Hij meent juist dat de Franse
koning
alle handel met zijn bondgenoten moet worden ontnomen.
Z.M. is ervan overtuigd dat HHM hun steun voor de Franse koning met munitie of contrabande goederen zullen beëindigen. De Franse koning heeft besloten zijn zeemacht uit te breiden. Daarin zal hij hopelijk niet slagen dankzij de Nederlandse schepen. De Fransen misbruiken de moeizaam verkregen neutraliteit die zij willen verlengen. Z.M. ziet een gevaar in deze toenadering van HHM tot Frankrijk en in de vernieuwing van hun verdragen. De Spanjaarden zijn geneigd hun schepen met die van de Fransen samen te voegen en in Britse en Nederlandse zeeën te komen vanwege de zekerheid dat de Nederlanders samenvoeging met Engelse schepen blijven uitstellen zolang zij een overeenkomst met de Fransen hebben. Z.M. meent dat de Fransen de samenwerking met HHM nog verder willen uitbreiden.
Z.M. hoopt dat HHM de Fransen niet zullen helpen, maar zich met hun vloot bij hem voegen. Samen kunnen zij La Rochelle en de gehele zeekust beschermen tegen vernietiging door Spaanse en Franse schepen. Hiertoe verzoekt hij een evenredige toevoeging van hun schepen bij de zestig van Z.M. Deze zullen gereedliggen te
Plymouth om op 10/20 maart zee te kiezen.
Daarnaast vraagt Z.M. een verklaring van samenwerking. Bovendien moeten HHM in woorden en daden aantonen dat de actie van hun
ambassadeur in Frankrijk (een verdrag te maken waardoor hij HHM verbonden heeft
partij te kiezen tegen Z.M.) niet alleen zonder bevel, maar ook
geheel
tegen hun wil is ondernomen. Anders zou men immers denken dat zij
dit
ratificeren, terwijl zij de daad van de ambassadeur afkeuren.
Vorsten en
met name republieken hebben hun ambassadeurs altijd streng gestraft
wanneer zij bij verdragsonderhandelingen hun mandaten overschreden,
zoals bij het bedrog rond het
traktaat van
Fargis,
de Franse ambassadeur in Spanje.
Carletons koning is in oorlog getreden met Spanje, de
keizer en alle vijanden van HHM. Zoals HHM standvastig de zaak van
God, de publieke vrijheid en de eigen privileges behartigen, zal
Z.M.
de
samenwerking met HHM onderhouden.
Ten slotte laat Z.M. weten te hebben besloten een vloot van honderd zeilen op zee te brengen tegen de plannen van gezamenlijke vijanden. Hij hoopt dat HHM, conform de artikelen van het traktaat, hun kwart aandeel bij zijn vloten voegen. Carleton vraagt HHM hierover spoedig een schriftelijk besluit in te leveren.
Naast deze propositie beveelt Carleton de lichting van de ruiters door ritmeester
Balfour en commissaris
Dolbier
aan.
HHM zullen de propositie onderzoeken en hem de resolutie over de lichting geven.
15
Oosterwyck heeft een wissel getrokken van 4.000 gld. op ontvanger
Reael.
HHM laten ontvanger-generaal
Doublet deze aannemen. Zij verzoeken de heren van
Holland
de betaling te laten
doen, in aftrek van hun
consenten.