28 - 04 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
HHM bespreken de op 17 feb. ingediende memorie van
Carleton inzake het antwoord van HHM van 14 februari.
HHM besluiten enkele woorden in het antwoord aan te passen en het aan Carleton te geven.
Daarnaast is het nadere antwoord1 op Carletons op 10 april ingediende memorie definitief vastgesteld. Aangaande de daarin genoemde punten verklaren HHM het volgende:
I Onlangs hebben HHM bij plakkaat uitdrukkelijk de uitvoer van contrabande goederen verboden. Zij vertrouwen erop dat
Z.M. daarmee genoegen zal nemen. Carletons vraag in hoeverre
uitzonderingen op het verbod mogelijk zijn en of de door de Fransen
verzochte uitvoer van een aantal schepen met kanon,
scheepsmaterialen,
munitie en andere contrabande goederen onder het plakkaat valt,
hebben
HHM in rijp beraad genomen. Na onderzoek van de grenzen van de
neutraliteit, hebben zij geen wettige redenen gevonden om de
uitvoer te
weigeren van goederen die hun land niet nodig heeft. De
neutraliteit
bestaat immers niet alleen uit weigeren maar ook uit toelaten van
wat
vrienden ondanks onderlinge twist nodig hebben. Ook koningen en
andere
machthebbers weigeren hun vrienden niet de uitvoer van zulke
contrabande goederen, hoewel deze anderen kunnen schaden.
Er is veel verschil tussen de lichting van ruiterij en de door de Fransen verzochte uitvoer. De werving zou immers leiden tot overlopen van de gehele militie van de Republiek en kon niet worden toegestaan in een zo gevaarlijke tijd. HHM zijn dus genoodzaakt geweest zelf een nieuwe lichting te doen van tienduizend man. De uitvoer van contrabande artikelen aan de Fransen is van geen belang, aangezien men hier de schepen, koper, tin, lood en touwwerk onder de waren schaart die men ook ergens anders vandaan kan halen. Bovendien is het kanon ruim twee jaar geleden op bevel van de
koning gegoten met diens wapens. Het kan niet worden
vastgehouden aangezien het dus zijn eigendom is. De scheepsmasten
zijn
gekocht
in
Noorwegen en op bevel van de koning hierheen
gebracht. Deze hadden daarvandaan dus ook rechtstreeks naar
Frankrijk vervoerd kunnen worden. De lonten zijn
overal in grote overvloed te krijgen, zodat HHM zelden de uitvoer
weigeren. HHM hebben dus om gewichtige redenen de werving belet en
de
uitvoer toegestaan. Met dit beleid willen zij hun staat handhaven
zonder de neutraliteit te schaden.
II Aangaande de houding tegenover de samenvoeging van Franse en Spaanse schepen, die in mei schijnt plaats te vinden, weten HHM niet hoe een krachtig besluit kan worden genomen in zo'n onzekere kwestie. Men weet niet welke vorm de samenwerking krijgt en bovendien kan deze nog ieder ogenblik veranderen. In ieder geval zullen de HHM bij een aanval van de schepen van de
Spaanse koning op de koninkrijken van Z.M., niet nalaten hem met hun
schepen en krijgsmacht conform de alliantiebepalingen te
ondersteunen.
Maar HHM hopen dat beide koningen zich laten herenigen, waartoe zij
hun
ambassadeurs hebben uitgezonden. Dat zou ook dit probleem
wegnemen.
III HHM willen zich niet onttrekken aan hun alliantieverplichtingen. Deze bepalen onder meer dat de vloot zal dienen tegen de koning van Spanje volgens een tussen Z.M. en HHM overeengekomen plan. Als Z.M. na onderzoek van dit plan beide partijen een besluit laat nemen en aangeeft wanneer de schepen gereed moeten zijn, zullen HHM hun plicht nakomen door hun deel van de vloot bij te dragen.
Tevens geven HHM Carleton een verklaring naar aanleiding van de vrees van de Merchant Adventurers dat hun laken in beslag wordt genomen.
HHM laten de kooplieden voordeel trekken uit hun concessies en zekerheden en zullen deze niet laten ondermijnen.
Ten slotte schenken HHM Carleton een gouden keten van 3.000 gld. en zijn secretaris een medaille van 100 gld.
2
De
Admiraliteit in Zeeland
antwoordt d.d. Middelburg 19 april op de resolutie van 31 maart dat de door schipper
Jacob
Martenssen bij
Lissabon veroverde buit buiten de
octrooigrenzen van de
WIC
en dus onder haar
beheer
valt. De WIC mag haar octrooirecht immers niet zover uitbreiden
dat zij anderen op commissie laat kapen zonder het
aan het land verschuldigde aandeel in de veroverde buit af te
staan.
Conform het verzoek van die van de WIC geven HHM hun een kopie van de genoemde brief. Daarnaast antwoorden zij het College de afhandeling van de buit op te schorten totdat zij over de hoofdzaak hebben besloten.
3
Op het verzoek van
Lieven Jacobsen, timmerman, om zeshonderd lastbalken, tweehonderd daksparren
en vijftig balken naar
Prinsenland te mogen
vervoeren,
vragen HHM advies aan de RvS.
4
Op het verzoek van
Barent Tapkens om alsnog aangesteld te worden als commies-generaal van de
konvooien en licenten vragen HHM
Schaffer het rekest met de aangehechte
documenten te onderzoeken en daarover te berichten.
5
HHM lezen het mede namens hun zwagers ingediende rekest van
Wirich van Bernsau tot Bellinchoven, drost van Bislich, en
Jan van
Raesvelt toe
Twickeloe, drost van Vollenhove. Hun schoonvader, de
heer van Runen, heeft hen
wegens laster voor de drost en 24 etten van de Landschap
Drenthe
gedaagd omdat zij hem wegens het niet voldoen aan hun bruidsschat
een protest hebben laten insinueren. De supplianten vinden het
gerecht
echter verdacht
aangezien dit de drost van Vollenhove ten
onrechte
voor de
Landdag van Overijssel
heeft
aangeklaagd
waarvan het proces nog voortduurt. Zij verzoeken een
onpartijdig
justitiehof,
Gelderland
,
Holland
of
Friesland
,
een oordeel in de kwestie met hun schoonvader te laten vellen.
HHM geven het rekest aan de drost en 24 etten om hun kant van de zaak te vertellen. Intussen dienen zij alle procedures op te schorten en mag het tijdsverlies niet in het nadeel van de supplianten zijn.
6
Enkele afgevaardigden van
Brielle compareren met die van de
Kleine
Visserij
. Zij verzoeken ondersteuning van twee extra
schepen
naast de drie reeds toegezegde schepen.
Hertevelt,
Saeckma en
Aelberts zullen hierover spreken
met de
aanwezige afgevaardigden van de
Admiraliteit
te Rotterdam
.
7
De brief van de gezanten in
Frankrijk d.d. Parijs 13 april bespreken HHM met Z.Exc.
8
Een brief van agent
Mibassen behoeft geen resolutie.
9
Op advies van de binnengekomen heren van de
RvS
schrijven HHM de provincies. Zij moeten de op hen gerepartieerde compagnieën van de nieuwe lichting van tienduizend man bewapenen conform de regels en het kaliber van het land. Deze wapens moeten zij sturen naar de kapiteins in hun verzamelplaatsen die hiervoor een ontvangstbewijs teruggeven.
10
De heren van de
RvS
overhandigen het advies van hen en Z.Exc. inzake de remonstrantie van
Friesland
en
Groningen
over het bouwen van
enkele fortificaties.
I
Leerort dient te blijven zoals het is. Het oude werk richting
Leer moet echter worden gerepareerd opdat het niet
door
kanonschoten kan worden geraakt. Achter het kasteel moeten twee
halve
bolwerken worden ingevoegd. Indien HHM besluiten meer te doen, kan
men
een hoornwerk laten maken van honderddertig à honderdveertig
roeden en
zes voet hoogte met een borstwering erop en aan de buitenzijde een
inspringende
hoek.
II Men dient een nieuwe schans te plaatsen.
Ernst Casimir of heren in zijn plaats moeten bepalen of deze beter tussen
de oude
Boneschans en de
Bellingwolderschans
[Oudeschans] of
op
de locatie van de oude Boneschans of in de omgeving daarvan moet
worden
gebouwd.
Als de schans zo groot wordt als de heren van Friesland en
Groningen in
hun memorie verzoeken, dan zou deze met inspringende hoeken,
poorten,
een
sluis, hutten en corps de gardes gebouwd moeten worden voor een
geschat bedrag van 55.400 gld.
III De sluis en het aardwerk van
Bellingwolderzijl moeten voor 3.000 à
4.000 gld. hersteld worden.
IV De gevraagde nieuwe werken aan
Bourtange kan men voorkomen door de oude te herstellen. Een nieuw
hoornwerk van honderddertig à honderdveertig roeden zou echter
3.000 à 4.000 gld. kosten.
V De schans te
Avereest, slechts een vierkante redoute, kan desgewenst worden
uitgebreid met vier bolwerken en twee flanken. Ook moet men de weg
vanuit
Hasselt aanpassen opdat er wagens en paarden
overheen
kunnen rijden. Dit kan voor 3.000 gld. gedaan worden, maar de
gedeputeerden zouden nader kunnen onderzoeken of het verstandig
is.
Het hiervoor benodigde geld kan op dezelfde manier beschikbaar
worden
gesteld als de betaling voor de fortificatiewerken van
Bergen op Zoom en de
IJssel: door
de
provincies een petitie te vragen van 150.000 tot 200.000 gld. (het
totaalbedrag voor Bergen, de IJssel en deze werken is 500.000
gld.). Het geld moet beschikbaar zijn om de werken spoedig te
kunnen laten
bouwen. Het land zou het tegen de penning zestien kunnen lenen
en
later met het geld uit de petitie verrekenen. Men kan Friesland en
Groningen verzoeken het geld geregeld te
betalen
terwijl het land de rentekosten draagt.
De heren van
Holland stellen de bespreking hiervan uit tot morgen.