03 - 05 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De heren van
Friesland en
Groningen verzoeken de door hen
voorgestelde fortificaties en bijbehorende zaken te hervatten en
af te
handelen nadat de bespreking hiervan op 29 april is uitgesteld.
Zij
sommen de punten op en verzoeken een besluit daarop.
De heren van
Holland vragen de punten op schrift met het op 28
april vastgestelde advies van de RvS daarover om deze te
onderzoeken en erover te adviseren.
2
HHM resumeren het verzoek van die van de
Grote Visserij
om ondersteuning van twee niet opgetuigde schepen ter bescherming van hun visserij aangezien zij het afgelopen jaar drie schepen hebben verloren.
Aangezien die van de Grote Visserij eerder het land hebben gesteund door schepen te lenen en zij drie schepen hebben verloren, lenen HHM hun de verzochte schepen met geschut, want, kabels, ankers en touwen. Zij moeten deze voor eigen rekening van proviand en bemanning voorzien en de schepen na de visvangst teruggeven aan de
Admiraliteit te Rotterdam
. Volgend jaar moeten zij andere schepen regelen, want de lening is eenmalig en vormt geen precedent.
Bleiswyck en twee te nomineren afgevaardigden van de Grote Visserij
zullen hiertoe twee geschikte schepen met geschut en toebehoren
kopen.
Deze
worden betaald van de door
Holland
over dit jaar betaalde subsidie à 320.000 gld.
Aangaande de Kleine Visserij vragen HHM de Admiraliteit te Rotterdam morgen nader te berichten over de staat van hun schepen.
3
De Bie,
Noortwijck en
Ploos hebben
Carleton zijn brieven en de gouden
keten
overhandigd. Zij berichten dat hij ontevreden is over het laatste
antwoord aangezien dit niet duidelijk weergeeft wat HHM doen
wanneer
Franse en Spaanse schepen gezamenlijk actie tegen
Engeland zouden ondernemen. Carleton verzoekt de
woorden "hun schepen zullen
zeker niet nalaten
zich te verdedigen tegen degene die hen zou willen aanvallen" te
veranderen in
"in
geval van een aanval op de koninkrijken en gebieden van
Z.M. zullen
wij
van deze Verenigde Provincies zeker niet nalaten hun schepen en
legers
te verdedigen tegen degene die deze zou willen aanvallen".
In plaats van de eerste woorden in het antwoord laten HHM schrijven: "Wanneer de schepen van de
koning van Spanje de koninkrijken van Z.M. wil aanvallen, zullen hun schepen
en legers niet nalaten bijstand te bieden conform de inhoud van het
bondgenootschap".
Volgens De Bie, Noortwijck en Ploos verzoekt Carleton de conform de resolutie van 28 april verleende verklaring inzake de door de Engelsen gevreesde confiscaties van hun laken aan te passen. Hij vraagt of erin gesteld kan worden "zonder van deze zijde gelegenheid te geven tot overtredingen of overtredingen te begaan".
HHM stemmen niet in met deze aanpassing.
Ook heeft Carleton voorgesteld dat HHM de door hem naar
Stade gezonden maar niet de stad binnengekregen levensmiddelen met
een evenredige waarde van 22.000 gld. voor
Glückstadt
bestemmen.
HHM weigeren dit.
Wel gaan HHM akkoord met de verzochte uitvoer van achthonderd complete corseletten, tweehonderd wapens met toebehoren voor karabijnen, vijfduizend wapens voor piekeniers, vijfduizend musketten met bandeliers en steunvorken, twintig zadels en tweehonderd paar pistolen, mits er 's lands belasting over wordt betaald.
Het verzoek van kapitein
La Rocque, vuurwerker, om enige tijd met Carleton naar Engeland mee
te
gaan, bespreken HHM met Z.Exc.
De Bie, Noortwijck en Ploos melden dat Carleton de geschonken gouden keten voor hem te groot en voor zijn meester te klein vond. Aangezien koningen geëerd worden in de personen van hun ambassadeurs zal hij in
Delft tapijtwerk voor een kamer kopen en in Engeland opdracht
geven
dit daarheen te vervoeren.
HHM laten dit zogenaamd ongemerkt geschieden.
De secretaris van Carleton heeft de medaille geweigerd. Tegen klerk
Verburch heeft hij gezegd bij twee gelijksoortige gelegenheden in
Frankrijk een gouden keten van 1.000 gld. te
hebben
gekregen. Ook zei hij te weten dat de secretarissen van
Du Maurier en de Venetiaanse
ambassadeurs meer hebben gekregen.
HHM laten de zaak hierbij en geven de medaille terug aan de
ontvanger.
4
Na audiëntie te hebben gevraagd compareert luitenant-admiraal
Dorp. Hij verzoekt de voor het kruisen bestemde schepen naast de
andere onder de vlag naar de kust te sturen. Vervolgens kan
hij
de schepen dan in eskaders verdelen.
HHM houden vast aan hun resolutie van 21 april die Dorp heeft gekregen.
Op zijn andere verzoek om tien tot vijftien mannen meer op ieder schip te mogen hebben, nemen HHM nog geen besluit.
5
Ernst Casimir schrijft d.d. Groningen 19/29 april over het overlijden van
de
graaf van Oost-Friesland. De
luitenant van overste
Gallas heeft
hem
onder zijn oog gestoken waardoor hij is gestorven.
6
Huninga verzoekt d.d. Emden 17/27 april gezien de
huidige situatie ondersteuning van een gedeputeerde van
HHM.
Ook vraagt hij een besluit te nemen over de uitvoer naar de
keizerlijke
troepen.
HHM vragen hierover advies aan de RvS.
7
Een brief van resident
Aissema d.d. Hamburg 12 april behoeft geen resolutie.
8
Op herhaald verzoek van
D'Espesses stemmen HHM in met de uitvoer voor zijn
koning van 88 koperen stukken
geschut
voor de schepen van de koning en
koningin-moeder, vijftig door kardinaal
Richelieu in dienst van de koning
te laten gieten stukken geschut, masten voor twaalf schepen,
negentig
kabels en dertig kleine kabels, negentig ankers, twintig last teer
en
tien last pek. Alleen de stukken met de wapens van de koning mogen
vrij
worden uitgevoerd.
9
Haersolte en
Schaffer berichten dat
kanselier
Van der Meden
dringend
verzoekt de 34.000 rijksdaalder voor
de
bevoorrading van
Krempe te betalen.
HHM stellen een besluit hierover uit.
10
Aangaande het verzoek van de burgers van
Breda om betaling van het door hen tijdens het
beleg verschafte geld vragen HHM
Schot hoe de heren van
Zeeland
tegenover deze zaak staan. Ook schrijven zij
Friesland
de achterstallige betalingen op te
brengen.
Omdat
Abraham Adriaenssen van Langendonck, een van de burgers van Breda, ernstig klaagt over zijn
grote armoede, laten HHM commies
Van der
Haer hem van zijn ontvangst 600 gld. betalen. Dit bedrag
wordt
afgetrokken van Van Langendoncks tegoed en Van der Haer krijgt het
terugbetaald uit het geld dat de provincies nog schuldig zijn.