07 - 06 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De
Gedeputeerde Staten van Friesland
nomineren d.d. Leeuwarden 27 maart dr.
Jeltinga als raad in de
Admiraliteit te
Amsterdam
.
Jeltinga legt de eed af en HHM depêcheren zijn commissie.
2
HHM verlenen de door de
Gedeputeerde Staten van Friesland
d.d. Leeuwarden 3 mei gecommitteerde
Jelte van Eysinga recht van zitting.
3
HHM ontvangen een brief van de gezanten in
Engeland d.d. Londen 15/251.
HHM laten de aan hen gezonden en nog in het schip van kapitein
Emmekens berustende brieven en bijvoegsels dupliceren. Daarnaast
verzoeken zij hun gezanten alles in het werk te stellen om de
Engelse
getuigen in de zaak
Amboina
[Ambon]
hierheen
te laten sturen voor verhoor en confrontatie. Anders verzoeken zij
Z.M.
de
fiscaal te gelasten om in deze
zaak te concluderen. HHM sturen
een
expresse pink met deze stukken naar Engeland.
4
De ambtman, schepenen en burgemeesters van
Zaltbommel klagen d.d. 24 mei over de op repartitie van
Zeeland
staande en in hun stad
garnizoen houdende compagnieën
oude
Fransen. Deze hebben ruim vijf
maanden geen soldij ontvangen en vragen het stadsbestuur hen te
onderhouden.
HHM schrijven de Staten van Zeeland de genoemde compagnieën hun achterstallige soldij te betalen en daarover te berichten aan de magistraat van Zaltbommel.
5
Daniel Roelandt, koopman te Amsterdam, verzoekt betaling van een vervallen
en aangenomen wisselbrief. Resident
Aissma heeft deze wissel ter
waarde
van 10.300
rijksdaalder getrokken op bevel van HHM.
In een memorie verzoekt ook
Joost Brasser, koopman te Amsterdam, betaling van een vervallen en
aangenomen wisselbrief. Deze wissel van 10.000 rijksdaalder heeft
commissaris
Hoogenhouck eveneens
op
bevel van HHM getrokken.
HHM vragen ontvanger
Doublet waarom de wissels niet zijn betaald. Hij verklaart daarvoor
geen geld in kas te hebben noch te kunnen lenen.
HHM verzoeken de
Staten
van Holland
de twee
wisselbrieven te
betalen in mindering van hun quote in het subsidie voor
Denemarken, maar zij weigeren dit.
6
HHM resumeren het op 30 mei door de RvS opgestelde advies aangaande de brieven van
Ernst Casimir en de
graaf van Anholt.
Na overleg met Z.Exc. laten HHM Ernst Casimir terugschrijven aan Anholt dat het door schipper
Jan Pietersz. vervoerde volk in goede overeenstemming en met vliegende
vaandels uit
Fürstenau is gekomen. Bovendien
mochten zij niet naar hun
koning
gaan zodat men hen hier
tenminste moest laten inschepen. Daarmee menen HHM echter niet
tegen de
neutraliteit te hebben gehandeld.
Inzake de burger uit
Damme zien HHM niet in waarom uit
Bremen
komende Nederlandse kooplieden gehinderd worden in hun handel.
Ernst
Casimir moet erop blijven aandringen zowel deze als de anderen vrij
te
laten. Daarbij moet hij echter geen dreigementen voegen en zeker
geen
retorsie toestaan. Ernst Casimir moet juist proberen Anholt te
vriend
te houden opdat het land hier voordeel van heeft.
Aangaande het tegengaan van de door de graaf beklaagde toevoer vanuit de Republiek naar
Oost-Friesland, hebben HHM reeds eerder een besluit genomen. Daar blijven
zij voorlopig bij.
7
De afgevaardigden van de
Grote
en
Kleine Visserij
compareren en melden dat ongeveer tweehonderd haringschepen en een aanzienlijk aantal kleine vissers op de
Maas klaarliggen. Voor de bescherming van deze kleine vissers is
geen enkel oorlogsschip beschikbaar terwijl van de voor
konvooiering
van de grote visserij bestemde schepen slechts drie schepen gereed
zullen zijn, waaronder een klein scheepje met acht gotelingen. Dit
komt doordat de twee nieuw gekochte schepen te
Amsterdam en het voor de Admiraliteitstimmerwerf
te
Rotterdam gelegen schip van
Engebrecht Pietersz. niet op tijd klaar zijn.
Bovendien is één van de te huren schepen ondanks veel moeite nog
niet
ingehuurd. Verder verklaren de afgevaardigden voor de huur van het
ene
schip veel geld en voordelige voorwaarden te hebben moeten
toezeggen:
gedurende vijf maanden 1.350 gld. per maand, waarbij het land het
risico moet dragen en het schip ter waarde van 20.000 pond
dient te vergoeden indien het door de vijand wordt genomen of
vernietigd.
Tegen
betaling van 1.650 gld. per maand blijft het risico bij de
eigenaars.
Daarnaast hebben de eigenaars twee maanden huur contant bedongen,
te
ontvangen voordat het schip vertrekt.
De afgevaardigden verzoeken HHM hierom voor een korte periode het voor het kruisen tussen
Texel en de Maas bestemde eskader oorlogsschepen te laten
gebruiken voor konvooiering en bescherming van de grote en kleine
visserij. Anders zullen de reders en de varenslieden niet bereid
zijn
met een gering konvooi in zulke gevaarlijke tijden op zee te gaan.
Tevens verzoeken de afgevaardigden een verklaring inzake het
genoemde
risico voor het gehuurde schip en betaling van de door de eigenaars
bedongen twee maanden huur.
HHM sturen iemand naar Amsterdam om de twee nieuw gekochte schepen zo spoedig mogelijk te laten vertrekken. Daarnaast verzoeken zij de
Admiraliteit te Rotterdam
dag en nacht aan het schip van Engelbrecht Pietersz. te laten werken.
HHM achten het niet mogelijk de verzochte eskaders voor een ander doel te gebruiken, maar zullen dit met Z.Exc. bespreken.
HHM nemen het risico van het schip conform de voorwaarde op kosten van het land. Zij gelasten de Admiraliteit te Rotterdam onmiddellijk de twee maanden huur aan de verhuurders te betalen.
8
Antwerpen en
Aelbertsz. berichten over
het zuiveren van de 129 loquaturs op de twintigjarige
rekening van de
VOC
. Na
verschillende besprekingen tussen de opnemers en de
VOC-bewindhebbers
is het aantal loquaturs teruggebracht naar negen waarover de
partijen het
niet eens konden worden. De beslissing hierover laten zij over aan
HHM.
HHM vragen Antwerpen en Aelbertsz. te adviseren over de overgebleven loquaturs.
9
De
Bewindhebbers van de VOC
rapporteren over de situatie in
Oost-Indië naar aanleiding van hun nieuwste berichten hierover.