17
Nieustadt, raad ter Admiraliteit te Rotterdam, compareert en dient het
rapport1
in over de door hem en raad
Van
Eck gehouden besprekingen naar aanleiding van de
resolutie
van 6 juni.
Pauwels van der Nieustadt en Arent van Eck zijn conform de genoemde resolutie aangesteld de kapiteins en matrozen van vier op de
Waal patrouillerende oorlogsschepen te betalen en vervolgens met
hulp van de afgevaardigden van de RvS de op 1 mei genomen resolutie
van
de Raad en het Admiraliteitscollege uit te voeren. Daartoe moeten
zij
het volk van de schepen overbrengen naar de voor de beveiliging van
de
Waal gemaakte redoutes. Nieustadt en Van Eck zijn hiertoe naar
Nijmegen gereisd en vandaar naar het voor
Kekerdom gelegen oorlogsschip. Na
het nemen van informatie hebben zij het volgende ondervonden:
De redoute te Kekerdom is bezet door negen of tien soldaten en heel klein van omvang. Er kunnen geen voorzieningen worden getroffen om bederf van proviand te voorkomen. Verder ligt de redoute erg ongelegen om de sloepen in veiligheid te houden. Aangezien de aangrenzende kil tot in de Waal droog staat en nog dagelijks verder verzandt, ligt de sloep momenteel te ver van de redoute om bij een noodsituatie van dienst te zijn.
Redoute De Vogelesanck, stroomafwaarts gelegen op ongeveer twee musketschoten afstand, is hetzelfde bemand en in eenzelfde staat als de bovengenoemde. De redoute ligt dicht tegen de Waaloever aan, terwijl de rivier daar diep genoeg is om veilig sloepen te kunnen leggen. Deze situatie is onderzocht door de eveneens aanwezige
ambtman van Nederbetuwe, afgevaardigde van de RvS. Hij stelt voor de redoute van
Kekerdom gereed te maken en te bezetten met de soldaten en de op De
Vogelsanck aanwezige matrozen.
De overige redoutes vanaf de
Lotwaard bij
Oosterhout onder Nijmegen tot en met
één van de twee boven
Tiel gelegen redoutes zijn allemaal in dezelfde
vorm
gebouwd.
Na de troepen van kapitein jonkheer
Brienen te hebben betaald, vonden de raden 21 man geschikt om op de
redoutes te dienen, onder wie de kapitein en luitenant. Hierdoor
heeft
hij twaalf man nodig. Deze zijn hier niet te vinden dus zullen
in
de steden in het zuiden moeten worden aangenomen.
Het volk van de eveneens betaalde kapitein
Aelbert van Velsen bestaat uit 21 man en deze kunnen op de redoutes worden
gebruikt. Ter aanvulling moeten er nog zeven mannen worden
aangenomen.
Aangaande het scheepsvolk van kapitein
Broer Jaep en de schipper
Henrick Coenen de
Gruys
kan nog niets worden vastgesteld, aangezien de raden hun schepen
niet
hebben bezocht. Wel hebben de raden vernomen dat zij vrezen dat een
groot
aantal mannen zal afvallen omdat zij ongeschikt zijn of omdat het
tegen de
regel is hen in dienst te houden.
Verder hebben de raden gehoord van de door kapitein Brienen geopperde moeilijkheid inzake de levensmiddelen voor het volk op de redoute te Kekerdom, gelegen op ongeveer vijf uur afstand stroomopwaarts van
Slijk-Ewijk. Daar is hij bevolen te verblijven. De raden stellen voor
het volk van redoute De Vogelsanck na het gereedmaken hiervan onder
de
luitenant van kapitein Brienen te plaatsen. Tevens zal hij de kost
van
de voor deze redoute bestemde matrozen verzorgen.
Wanneer alles conform de genomen en nog te nemen resolutie zou gebeuren, zou het op de redoutes te leggen volk twee derde delen vuurroers en een derde deel springstokken moeten krijgen in plaats van de momenteel op schepen gebruikte en op de sloepen totaal ongeschikte musketten. Anders zouden de sloepen en het volk geen dienst kunnen doen.
HHM geven het rapport aan de RvS om het met de raden van de
Admiraliteit te Rotterdam
te bespreken.
1
Het rapport is geïnsereerd in S.G.
3187.