07/07/1628

 
English | Nederlands

07 - 07 - 1628

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Op een nabij Texel geschreven brief van vice-admiraal Quast d.d. 3 juli antwoorden HHM dat hem voor deze keer is toegestaan om op 25 of 26 juli met zijn eskader op Texel aan wal te gaan. Hij mag daar levensmiddelen inslaan mits deze bij zijn aankomst gereedstaan en hij binnen veertien dagen met zijn eskader naar zee terugkeert. Daarna zal hij zich moeten houden aan de voor de kruisers beraamde instructie omtrent het bevoorraden. Het Admiraliteitscollege zal hem deze opsturen.

2 HHM hervatten het gisteren gedane rapport van de aanwezige afgevaardigden van de Admiraliteitscolleges inzake het door de Fransen veroveren van op Engeland handelende Nederlandse schepen en het schoonmaken en bevoorraden van de tot bescherming van Het Kanaal ingezette schepen.
Aangaande het eerste punt schrijven HHM hun gezanten in Frankrijk. Zij moeten hierover klagen bij de koning en behalve een regeling voor de toekomst ook om herstel van eerdere voorvallen vragen. Ter ondersteuning gelasten HHM agent Mibaissen alle informatie en bewijzen van de inbeslagnames te achterhalen en zo spoedig mogelijk naar de gezanten te sturen.
Aangaande het tweede punt is de onderstaande regeling beraamd.1 Alle voor het kruisen en voor de kust van Vlaanderen bestemde schepen moeten in vier tot vijf maanden volledig bevoorraad worden. Voortaan worden schepen van de vier kruisende eskaders niet afzonderlijk worden bevoorraad en schoongemaakt, maar moet een geheel eskader aan wal komen, inclusief de vice-admiraal die moet zorgen dat het eskader goed bevoorraad spoedig weer op zee gaat. Dit moet als volgt gebeuren:
Het eerste tussen de Hoofden [Nauw van Calais] en de Seine kruisende eskader van Zeeland zal binnen drie maanden binnenkomen om bevoorraad te worden. Het mag slechts acht tot tien dagen aan land blijven. Daarna moet het eskader weer naar zijn bestemming vertrekken, behalve indien het door slecht weer wordt tegengehouden. De Admiraliteit of haar afgevaardigden moet hierover oordelen. Langer aan wal blijvende kapiteins worden gestraft en zullen geen kostgeld over deze periode ontvangen. De vice-admiraals moeten regelen dat de eskaders binnen de vastgestelde termijn op zee zijn.
Het tweede tussen de Hoofden en de Maas kruisende eskader van Rotterdam zal binnen drie en een halve maand binnenkomen om bevoorraad te worden en mag niet langer dan bovengenoemde periode aan land blijven.
Het derde tussen de Maas en Texel en Flamborough Head kruisende eskader van het Noorderkwartier zal binnen vier maanden binnenkomen, worden bevoorraad en de genoemde periode aan wal blijven.
Het vierde tussen Texel, Het Vlie en het Rif van Skagen en Noorwegen kruisende eskader van Amsterdam zal binnen vier en een halve maand binnenkomen om te worden bevoorraad en op bovengenoemde voorwaarden weer op zee gaan.
Aangaande het schoonmaken en bevoorraden van de voor de kust van Vlaanderen bestemde negentien schepen, vijf fregatten en twee jachten zullen de Admiraliteitscolleges zich moeten houden aan de op 13 nov. 1627 vastgestelde regels voor de maritieme beveiliging. Deze schepen hoeven niet aan land te komen, aangezien de bemanning dan zou kunnen deserteren. Daarom worden op kosten van het land schepen gehuurd waarmee de levensmiddelen langs de kust aan boord worden gebracht. HHM laten luitenant-admiraal Dorp naar de kust van Vlaanderen gaan om daar alles in acht te nemen.

3 Inzake het op 23 mei ingediende rekest van de op de rivieren dienende scheepskapiteins schrijven HHM de Admiraliteit te Rotterdam . Deze moet de supplianten overhalen nogmaals geduld te betrachten totdat de consenten te water uit Friesland zijn binnengekomen.

4 In een remonstrantie verzoekt secretaris Gunter HHM om Brasser te gelasten te reageren op zijn voorstellen. Tevens vraagt hij Brasser zich met een akte van indemniteit van HHM tevreden te stellen, waarmee hij eerder in zijn brief aan thesaurier-generaal Van Goch van 12 mei heeft ingestemd. Als Brasser weigert, dan zouden HHM de 18.021 gld. 17 st. 8 d. moeten aanvullen en dus de volledige 50.000 pond betalen.
HHM laten Noortwijck en Schaffer alles doen om Brasser over te halen te berichten over zijn voorstellen en hem tevreden te stellen met een akte van indemniteit inzake het met Vosbergen gesloten contract. Indien dit niet lukt, moeten Noortwijck en Schaffer proberen Gunter een andere overeenkomst met Brasser te laten sluiten over de 18.021 gld. 17 st. 8 d.
Ten tweede verzoekt Gunter commissaris Hoogenhouck in Glückstadt te bevelen de krijgsraad van de koning van Denemarken bij te staan en het beloofde subsidiegeld te besteden aan de door deze raad te bepalen posten. Gunter heeft aanwijzingen dat Hoogenhouck geweigerd heeft verschillende krijgsofficieren en andere noodzakelijkheden te betalen.
De afgevaardigden van HHM zullen Gunter verzoeken expliciet aan te geven welke posten Hoogenhouck in Glückstadt heeft geweigerd te betalen. HHM menen namelijk dat de betaling is geweigerd om ten dienste van Z.M. geld te besparen.
Ten derde vraagt Gunter een duplicaat van de lijst met door HHM naar Glückstadt te sturen levensmiddelen, waarover hij zijn koning moet berichten.
HHM zullen Gunter dit duplicaat verstrekken.

5 Gerrardt van Brouchoven c.s. verzoeken nogmaals een spoedige en gunstige afhandeling van hun op 23 juni ingediende rekest.
HHM blijven bij hun gisteren hierover genomen besluit.

6 In een rekest meldt mr. Franchois Guarier door enkele ruiters van Bergen op Zoom met zijn bagage te zijn aangehouden. In een vonnis heeft de RvS deze aanhouding voor onrechtmatige buit verklaard. Guarier kan onder ede verklaren dat de bagage voor hemzelf en gebruik tijdens zijn reis was bestemd en dat het verder 250 gld. van zijn reisgeld betrof. Het vonnis en dit voorstel zijn aangezegd aan de gouverneur en ruiters van Bergen op Zoom, maar zij hebben dit geweigerd en Guarier in Bergen op Zoom zelfs gevangengezet. De suppliant verzoekt HHM hem en zijn bagage tenminste op borgtocht vrij te laten en hem meer tijd te gunnen om zijn zaken in de Republiek te regelen.
HHM geven het rekest voor advies aan de RvS.

7 In een rekest berichten Wijrich van Berrsau toe Bellinckhoven, drost van Bislick, c.s. dat de drost en 24 etten van Drenthe ondanks het door HHM op 28 april verleende uitstel hem een decreet hebben gegeven. Daarbij hebben zij verklaard dat de door de suppliant aangevoerde wraking onterecht is, zodat de heer van Ruinen zijn gestarte procedures voortzet. De suppliant verzoekt HHM het decreet te verklaren als een attentaat zonder waarde en de heer van Ruinen te verbieden zijn procedures voort te zetten.
HHM verzoeken de drost en 24 etten te berichten waarom zij het decreet ondanks het gegeven uitstel hebben verleend.

8 Naar aanleiding van de declaratie van kamerbewaarder Jan van Herdersum verlenen HHM voor hem ordonnantie van 44 gld. 13 st.

9 De ontvanger-generaal en commies Verhaer compareren. Zij vragen of het niet nuttig zou zijn in plaats van de originele kwitanties van de aan de vier regimenten Engelsen verstrekte 181.000 pond een nauwkeurig, rechtsgeldig overzicht van de uitgaven aan hun gezanten in Engeland te sturen, veronderstellende dat het geld in de Republiek zal worden betaald. Indien HHM vasthouden aan hun gisteren genomen besluit hierover, zou de ontvanger ordonnantie verleend moeten worden van een evenredige waarde als de genoemde som.
HHM houden vast aan hun gisteren genomen resolutie inzake het opsturen van de originele kwitanties. Zij zullen van de 181.000 pond op de ontvanger-generaal ordonnantie verlenen.

10 Op nader verzoek van Cornelia Rooswijck verlenen HHM haar voorschrijven aan de koning van Denemarken om enkele in Kopenhagen namens Nicolaes Snoeckert in beslag genomen tapijten los te krijgen.

11 Pierre des Martyn, Fransman, verzoekt paspoort voor hem en zijn dienaar om een jaar lang via Vlaanderen of Brabant de Republiek in en uit te gaan. Hij wil twaalf kassen gouden leren tapijten en acht à tien koffers met Chinese curiosa en goederen voor de koningin-moeder en twee kassen met tapisserieën voor de grootzegelbewaarder vrij naar Frankrijk uitvoeren.
HHM laten de suppliant bewijzen dat de genoemde goederen voor de koningin-moeder en de grootzegelbewaarder bestemd zijn en een nauwkeurige lijst inleveren van alle goederen. Als HHM deze hebben gezien, zullen zij er nader over besluiten.

12 Op het namens de reders van het schip Goliath ingediende verzoek van Cornelis Hobbe uit Amsterdam verlenen HHM hem voorschrijven aan hun gezanten in Engeland opdat de supplianten een bij Ierland geconfisqueerd schip terugkrijgen.

13 HHM resumeren nogmaals het verzoek van luitenant-kolonel Asteleij om het traktement van zijn voorganger te krijgen, aangezien de RvS dit krachtens de resolutie van 22 april 1624 wil verminderen.
HHM laten de Raad het rekest zodra mogelijk in het bijzijn van al zijn leden behandelen.

14 In een rekest bericht Jacob Leuw uit Amsterdam op 26 maart 1624 een pak met Brabants en ander geld ter waarde van 946 gld. 8 st. 8 d. naar Brabant te hebben verzonden. De wachtkapitein voor Lillo, Cornelis Servaesz. Lantschot, heeft dit in beslag genomen en naar de Admiraliteit in Zeeland gestuurd. Daar is het pakje vrijgegeven, maar bij ontvangst bleek het leeg te zijn. De suppliant heeft hierover een proces voor het Admiraliteitscollege gevoerd, maar zijn eis en conclusie zijn afgewezen. Hij verzoekt HHM het College te gelasten de 946 gld. 8 st. 8 d. terug te geven.
Voordat HHM een besluit nemen, vragen zij het Admiraliteitscollege hierover te berichten.

15 HHM lezen het rekest van Maria Huijgens, weduwe van Esauw van Riviere en voogdes van haar kinderen, als erfgenaam van haar broer Jacob Huygens. In diens nagelaten boedel is een notitie gevonden waarin hij schrijft dat overste Walraven van Gent hem 1.379 gld. 12 st. schuldig is. Gent zou de nog resterende 595 gld. weigeren terug te betalen. De suppliante verzoekt enkele afgevaardigden om deze zaak onderling mee af te handelen.
HHM wijzen dit verzoek af.

16 Kapitein Pieter de Grave en zijn reders, officieren en matrozen, eisers in cas van revisie, verzoeken HHM om reviseurs aan te stellen die zo spoedig mogelijk met de Admiraliteit in Zeeland moeten spreken. Ook moet het College worden geschreven om een datum vast te stellen waarop de reviseurs ter plaatse kunnen compareren.
HHM stemmen in met dit verzoek. Bentingh, Kelffken, Van den Hoonaert, Reigersbergen, Wingerden, Dedel en raadsheer Ploos te Utrecht zijn aangesteld als reviseurs.

17 Johannes Retzer heeft in handen van de president de eed afgelegd als controleur-generaal van de ontvangst van de contributies in het Land van Berg, Mark, Ravensberg, Kleef en Ravenstein, alsmede van de in Kleef en Mark geheven licenten en het hoorngeld. HHM hebben hem hiertoe op 30 juni aangesteld.

18 Luchteren en Bas hebben het rekest van commies Croon en het op 5 juli opgestelde advies van de Generaliteitsrekenkamer onderzocht. Zij vinden dat de Rekenkamer goed advies heeft gegeven. Desondanks menen zij dat ontvanger Houffyser de door Croon in 1627 van de Admiraliteit te Amsterdam ontvangen 250 pond zonder gevolgen in rekening kan passeren. Dit onder nadrukkelijke verklaring dat hierdoor de punten van het reglement niet worden geschaad of dat deze gratificatie niet tot voorbeeld mag dienen.
HHM nemen dit over.

19 Luchteren en Bas berichten over het rekest van Jan Gerridtsz. Wobma, zoon van Gerridt Jansz., chercher van de konvooien te Amsterdam, en het op 5 juli opgestelde advies van de Generaliteitsrekenkamer hierover. Zij vinden het advies in orde en zien geen reden om daarvan af te wijken.
HHM sluiten zich hierbij aan.

1 De regeling is door een klerk ingeschreven in S.G. 53.