27 - 12 - 1628
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De
koning van Groot-Brittannië beveelt per brief d.d. Westminster 30 nov. de
graaf van Oxford aan als
ritmeester
van een vacante compagnie paarden van wijlen ritmeester
Carrie.
De brief wordt aan Z.Exc. voor een besluit gegeven.
2
HHM lezen de memorie van resident
Camerarius ondersteund door brieven van zijn
koning d.d.
Kalmar 9
november. Zij klagen over de harde toon van twee brieven, d.d. 2 en
7
sept.
door HHM aan de koning geschreven over de klachten van
Joost Willemsz. Nieukercken.
HHM verzoeken
Bruninxs en
Beaumont om de memorie
en de brief van de koning te vergelijken met de twee brieven van
HHM
en daarover te rapporteren. HHM besluiten daarna.
3
HHM resumeren de brieven met bijlagen van hun gezanten in
Engeland geschreven d.d. Londen 14 dec. en ontvangen op 23
december.
HHM laten
Eck,
Noortwyck,
Duyck,
Beaumont,
Ploos,
Eysinga,
Haersolte en
Schaffer de genoemde brieven met
bijlagen onderzoeken en de belangrijkste overwegingen daaruit
destilleren,
met name met betrekking tot de zaak
Amboina
[Ambon]. HHM
zullen ook aan de bewindhebbers van de
VOC
ter Kamer Amsterdam
schrijven van hun gezanten uit Engeland brieven te hebben
ontvangen met de mededeling dat de
kwestie
Amboina aldaar hard gespeeld wordt. Zij moeten daarom een of twee
personen uit hun midden naar Engeland afvaardigen. Zij dienen
voorzien
te zijn van
alle documenten over de zaak waarvan de gedelegeerde
rechters geen duplicaat is geleverd, met name de door gouverneur
Speult nagelaten stukken die
tezamen dienen ter
verdediging en rechtvaardiging van de kwestie Amboina.
Verder schrijven HHM de
bewindhebbers zo snel mogelijk te laten weten
hoe het met de voorgenomen deputatie naar Engeland staat. Deze moet
in allerijl voortgang vinden, opdat HHM en
Z.Exc. ontlast worden van de beloften die namens hen aan de
koning van Groot-Brittannië
zijn gemaakt, dat enkele gedeputeerden van de
VOC
daarheen
zouden vertrekken
om de misverstanden uit de weg te ruimen die tussen de beide
compagnieën zijn gerezen, op voorwaarde dat de drie
Oost-Indiëvaarders worden
vrijgegeven die geruime tijd geleden te
Portsmouth
zijn gearresteerd. Een duplicaat van deze
brief zal worden
gestuurd
aan
Bas met het verzoek om als
lid
van de vergadering van HHM de zaak in goede banen te leiden en
te
helpen bevorderen dat de verzochte stukken inzake Amboina met HHM
worden gecommuniceerd en de deputatie naar Engeland voortgang
vindt.
4
De burgemeesters en raad van
Stralsund verzoeken d.d. 11 nov. hen met raad en daad bij te
staan, maar ook van buskruit te voorzien.
Er wordt geen resolutie genomen.
5
Baron van
Gent meldt d.d. Soest [in Westfalen] 13 dec. dat overste
Haetsfelt het vijandelijke
garnizoen dikwijls
bezoekt. Ten tweede maakt hij de boeren onwillig tot het betalen
van de
contributies door ze te verzekeren hen daarvan te zullen bevrijden.
Ten
derde beledigt hij HHM. Gent verzoekt een machtiging om Haetsfelt
in
hechtenis te nemen.
Deze brief gaat naar de RvS om na overleg met Z.Exc. hierover te adviseren.
6
Naar aanleiding van de remonstrantie van commissaris1
Hartman worden
Bruninx en
Clant gecommitteerd om hem te
horen
en hierover te rapporteren.
7
Johan de Moor, burgemeester te Vlissingen, en
Pieter
Adriaensz., admiraal over het eskader van de WIC, wordt
op
hun verzoek een voorschrijven verleend aan de ordinaris en
extraordinaris ambassadeurs in
Engeland om de
geborgen goederen terug te krijgen van een Spaanse bark die bij
Ierland op zee was vergaan, nadat deze eerder door
het
schip De Witte Leeuw op de Portugezen
was
veroverd.
8
Isaac Imants,
Pieter Basselier en
Robert le
Lobure, kooplieden en ingezetenen van Middelburg,
ontvangen
op hun verzoek een voorschrijven aan de gezanten in
Frankrijk, opdat door hun bemiddeling een proces
dat
de supplianten hebben uitstaan door het parlement van
Rennes mag worden afgehandeld.
9
Aangezien HHM zijn bericht dat enkele compagnieën infanterie en cavalerie zijn verzwakt, verzoeken en machtigen zij Z.Exc. en de RvS de kolonels, luitenant-kolonels, ritmeesters en kapiteins aan te schrijven de compagnieën onder hun gezag voor eind februari compleet te hebben om dienst te doen. Zij moeten dan ook present zijn bij hun compagnie.
10
HHM besluiten over de op 16 dec. ingediende punten van
Joachimi na overleg met Z.Exc.
als volgt:
I Ter voldoening van de
besproken
voorwaarden voor het ontslag van de drie in
Engeland gearresteerde Oost-Indiëvaarders, zal worden
geschreven
aan de
VOC ter Kamer Amsterdam
om de
gedecreteerde deputatie daarheen te laten doorgaan. Er is
al
opdracht gegeven om voor Joachimi commissie en een geloofsbrief aan
de
koning van Groot-Brittannië te
depêcheren, om namens HHM de gerezen misverstanden tussen de
VOC
en de Engelse Compagnie.
II De kwestie
Amboina
[Ambon] zal nader worden onderzocht
door
Eck,
Noortwyck,
Duijck,
Beaumont,
Ploos,
Eysinga,
Haersolte en
Schaffer.
III HHM willen niet ingaan op de
vergoeding van de brandschade
aan
de meubelen van Joachimi in zijn logement te
Londen, om het land niet
met deze uitgaven te belasten.
IV Aangaande het vuurbaken op
Lizard
Head gelasten HHM ambassadeur Joachimi hun eerst
nauwkeurig te
informeren over de ordonnantie, de voet en de order waarop het
recht
daarvan wordt geïnd. Hij moet doorgaan met de
restitutie van de 650.000 pond op obligatie van
Carleton, geleend op het verzoek
van
de koning van
Groot-Brittannië, en ook van het geld dat verstrekt is aan de
vier regimenten. Indien enige opening wordt geboden tot de
reële teruggave, dan moet hij Z.Exc. daarvan bijtijds
verwittigen. Daarna zullen HHM op zijn advies handelen naar
goeddunken.
V Aangaande de malversaties in de verkoop van de buit in het
buitenland door vrijbuiters schrijven HHM aan de
verschillende Admiraliteiten dat zij voor het uitvaren
van
deze kapiteins conform de regel van het land borg moeten
laten
stellen voor hun trouw en het inbrengen van hun buit, en
deze
ook van tijd tot tijd moeten zuiveren. Desondanks mag de
ambassadeur in
de belangrijke zeehavens in Engeland iemand gelasten scherp
toezicht te houden op het handelen van de vrijbuiters. Zodra zij
kennisnemen van malversaties, moeten deze HHM daarvan op de hoogte brengen.
VI Over de geschenken voor de commissarissen van
Southampton zullen de retroacta worden nagezien. Het
punt van de twaalf of veertien naar
Frankrijk
gezonden valken wordt in beraad gehouden.
VII Aangaande de klachten
over
de onbeschaamdheden van het bootsvolk en vissers uit deze landen
begaan in
Schotland zullen uittreksels worden
gemaakt van de plakkaten die daartegen zijn uitgevaardigd. De
ambassadeur zal deze
aan de
kanselier van
Schotland overhandigen. Ook zullen de
Admiraliteits- en de Visserijcolleges worden bevolen het
scheepsvolk te vermanen deze onbeschaamdheden achterwege te
laten of
er zullen conform de plakkaten straffen volgen.
VIII Aangaande de
nieuwe akte van machtiging om aan
Willem
Engelbrecht
100 mark te verschaffen, zal met Joachimi nader worden
gesproken.
IX Aangaande de punten om erop te letten dat de
Sont,
de
Eider, de
Elbe, de
Wezer, de
Jade en de
Eems
niet onder de Spaanse macht komen of binnen het gebied van degenen
die
aan de Spanjaarden het gebruik van deze stromen niet zouden kunnen
of
willen verbieden of
daartegen optreden, worden
Eck,
Bas,
Bruninxs,
Beaumont,
Ploos,
Eysinga,
Haersolte en
Clant gecommitteerd. Zij moeten
deze punten
nader onderzoeken en voorbereiden met het oog op een
schikking tussen de
kroon van
Frankrijk en van Groot-Brittannië. De ordinaris en
extraordinaris ambassadeurs van HHM bij de twee kronen worden
volkomen
gelast en geïnstrueerd.
X Aangaande de geruchten van de
vredesonderhandelingen met
Spanje
dringen HHM er bij ambassadeur Joachimi op aan dit scherp in het
oog te
houden en te protesteren tegen alles wat in strijd is met het
traktaat
van
Southampton. Hij moet HHM en Z.Exc. van tijd
tot
tijd op de hoogte brengen, om afhankelijk van de situatie daarin
te
kunnen optreden.
XI De rekesten van Sir
Francis
Willougby
en van weduwe
Francque Sprey zijn
op 14 dec. voor advies
aan de RvS gegeven.