29/12/1628, 10

 
English | Nederlands

10 Guilliame van Couwenburch, kamerbewaarder van HHM, verzoekt HHM in verband met zijn ziekte hem door zijn zoon in zijn ambt te laten assisteren of hem dit naast hem te laten uitoefenen, om hem, Guilliame, na zijn dood in het ambt te mogen opvolgen.
HHM besluiten dat Pauwels van Couwenburch zijn vader mag assisteren in zijn ambt en hem na zijn dood mag opvolgen, met de bepaling dat Pauwels zolang zijn vader nog leeft, geen gage ontvangt van het land. Samen met zijn vader zal hij de emolumenten voor het kamerbewaarderschap samen met mede-kamerbewaarder Jan van Herdersum moeten delen.
Hierop heeft Pauwels de eed afgelegd.