13 - 01 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Eck deelt in het bijzijn van de
RvS
mee
dat Z.Exc.
uit
Brabant vernomen heeft dat er als gevolg van
wanbetaling
en achterstallige soldij grote beroering is
ontstaan onder
het vijandelijke garnizoen te
Breda. Ter
voorkoming van muiterij zijn twee
compagnieën ruiters te 's-
Hertogenbosch
gelicht en naar Breda gestuurd. De dorpen in de
Baronie van
Breda
worden verplicht bovenop hun
contributie de ene dag geheel en de andere
dag
voor het grootste deel extraordinaris op te brengen, voor het
onderhoud van elk van de ritmeesters van de twee
compagnieën 8 rijksdaalder, voor de onderofficieren navenant en
voor
elke ruiter 1 rijksdaalder.
Conform het advies van de RvS verbieden HHM de dorpen uit de Baronie bij te dragen aan het onderhoud van de twee compagnieën. Verder zal aan de dorpen in de
Meierij van 's-Hertogenbosch geschreven worden dat zij het nodige moeten doen om de dorpen
in de Baronie van de buitengewone contributie te ontlasten en ze
vrij te stellen voor hetgeen ze al hebben betaald. Indien
zij
dit niet doen, krijgen zij een even grote contributie opgelegd door
HHM, te betalen aan de ontvanger aan deze zijde.
Verder besluiten HHM het vijandelijke garnizoen te Breda en de vijandelijke
garnizoenen elders de overwinning op 8 sept. 1628 en de behouden terugkeer van admiraal
Pieter Hein bekend te maken. De gouverneurs en commandanten van
de
grenssteden zullen worden aangeschreven om na direct na ontvangst
van de brief kanonnen af te vuren als teken van blijdschap over de
overwinning.
2
De
RvS
deelt ter vergadering mee dat de nieuw aangestelde kolonels en onderofficieren uit
Frankrijk,
Engeland en
Schotland, die
conform de resoluties van HHM volgens de laagste voet betaald
worden,
hun betalingsakten niet komen ophalen. De RvS denkt dat zij hun
traktementen op een ongelegen moment volgens de oude voet zullen
komen
eisen. De RvS vraagt HHM om advies.
HHM laten de beslissing aan de RvS.
3
De
RvS
brengen HHM tevens op de hoogte van het nieuws dat agent
Bilderbeeck geschreven heeft d.d. 6 jan. Hij meldt dat de
hertog van Palts-Neuburg om
soldaten van deze zijde uit zijn landen te houden, de koninklijke
gage van de Spaanse
oversten,
ritmeesters, luitenants en kornetten in zijn en aangrenzende landen
heeft verhoogd en ze bovendien in de afgelopen maanden voor
elk paard haver heeft verstrekt, op jaarbasis ongeveer tienduizend
malder.
De RvS moet zich nader over het schrijven laten informeren en als het inderdaad zo is, de hertog schrijven dat deze daad als een schending van diens neutraliteit gezien wordt. Van hem zal een gelijke contributie worden verwacht aan deze zijde als hij aan de vijand betaalt.
4
Op voorstel van
Eck zullen HHM (onverlet de eerder
genomen
resolutie over het afschieten van het kanon in hun grenssteden)
aan
alle provincies, geassocieerde landschappen, steden en plaatsen
schrijven om in alle openbare kerken dank
te laten zeggen voor de overwinning van
Pieter
Heyn op de Spaanse zilvervloot en zijn aankomst in het
Goereese Gat en naar beste gelegenheid tekenen
van blijdschap
te tonen. De
Gecommitteerde Raden van Holland
nemen de taak op zich
morgen in alle
openbare kerken van 's-
Gravenhage dank te laten
zeggen en zorg te dragen voor het branden van pektonnen.
5
HHM stemmen, na onderzoek van eerdere resoluties in dergelijke gevallen, niet in met het verzoek van
Jacob Jansz. van Noij en
Cornelis van Neck c.s.
om hun gekaapte schepen in
Duinkerke terug te kopen.
6
Pieter van Herten, drossaard te Huissen in Kleef 1en monstercommissaris van
HHM, schrijft dat men hem namens de
keurvorst
van
Brandenburg heeft verzocht te vertrekken uit zijn
functie. Hij
verzoekt
HHM
hem als monstercommissaris te handhaven, waaraan hij zich door
middel van een eed heeft verplicht.
HHM vragen advies aan de RvS.
7
Ambassadeur
Soranzo dringt aan op vrijstelling van
de konvooien en licenten bij het lossen van drie voor hem bestemde
pakken en een kastje met drie stukken machaier uit het schip van
Cornelis Pietersz., afkomstig uit
Venetië.
HHM blijven bij hun resolutie van de voorgaande dag.
8
HHM lezen de repliek van
Joost Brasser in de zaak tussen hem en
Gunter2 .
Noortwyck,
Brunincx en
Schaffer
wordt verzocht de zaak nader te onderzoeken.
9
HHM volgen het advies van de RvS d.d. 23 dec. 1628 op het verzoek van de
hertog van Bouillon om een traktement als kolonel van een regiment van vier
ruitercompagnieën.
Eck
zal Z.Exc. het oordeel meedelen van de RvS dat hieraan geen
gevolg moet
worden gegeven.
10
Noortwyck en
Eijsinga rapporteren dat
zij ambassadeur
Carlisle hebben bericht over de
schenking van
8.000
gld. Hij is van plan deze te besteden aan lijnwaad.
HHM danken Noortwyck en Eijsinga.
Ontvanger-generaal
Doublet wordt ontboden en opgedragen 8.000 gld. te betalen
voor het lijnwaad dat ambassadeur
Carlisle heeft doen kopen.
11
Willem Hendricxsz. en
Gysbert Jansz., beiden
postmeester
van de Generaliteit, verzoeken om een salarisverhoging of een
redelijke toeslag waarvan ze kunnen leven. Het rekest gaat voor
onderzoek en advies naar de RvS.
12
Johan Angelius Werdenhagen klaagt over het veelvuldig onrecht dat hem
door de magistraat van
Hamburg is aangedaan. Ter
schadeloosstelling verzoekt hij HHM om represaillebrieven tegen
de
inwoners
van Hamburg.
HHM zullen hierop de retroacta nazien en hem de brieven toesturen.
13
Charles de Latfeur en compagnie vragen de wisselbrief van 3.000 gld. die
door ambassadeur
Lier in
Venetië
is getrokken,
te aanvaarden en op de vervaldatum uit te betalen.
HHM gelasten de gedeputeerden van
Holland de wisselbrief te aanvaarden en uit te betalen, in
mindering op hun gewone of buitengewone
consenten.
14
Gysbrecht Tebbes Popta,
Adriaen Claesz. van der
Graeff,
Gillis Maes en
Abraham
Hogenhouck
c.s. vragen om 5.025 realen van achten, ter
terugbetaling van de obligatie van 3.330 gelijke realen die door
dr.
Pynacker
in
Algiers bij
Jan Arentsz.
Delff zijn opgenomen.
Nobel,
Brunincx,
Aelbertsz.
en thesaurier-generaal
Van Goch
worden
gecommitteerd
voor nader onderzoek en advies.
15
Willem Jansz., korporaal in de compagnie van ritmeester
Lindener heeft een proces in cas
d'appèl
uitstaan tegen
Henrick van Beeck en
Bernardt
Braem, beiden wijnhandelaar te Wezel. HHM verlenen
Jansz. op diens verzoek
een mandement van relief van een verstek dat in zijn nadeel is
verleend en verwijzen naar de
Hoge Raad
. Ze staan
hem toe
zich in het proces te verdedigen.
16
Jan Brustens, scheepskapitein uit Gorinchem, verzoekt HHM de
Admiraliteit te Rotterdam
te
bevelen de
som
van 2.733 gld. 12 st. 4 p. aan kostgeld te betalen, waar hij
blijkens vijf
ordonnanties recht op heeft.
Dit verzoek gaat voor informatie en advies naar de betrokken Admiraliteit.
17
Johannes van den Brouck en compagnie hebben in 1624 een octrooi van HHM
gekregen
om twaalf jaar
lang het tussen
Tunis en
Algiers
gelegen
Stora te mogen
bevaren, op voorwaarde dat
hij
daarmee in de eerstvolgende twee jaar zou aanvangen. Van den Brouck
en
compagnie vragen HHM ervoor te zorgen dat zij door
het octrooi van de compagnie van
assurantie
geen schade ondervinden, aangezien deze compagnie gevraagd
heeft de
handel op de Afrikaanse havens tussen de
kreeftskeerkring en
Tripoli te
mogen
verzorgen, waarin Stora begrepen is.
HHM zullen bij het opstellen van het octrooi voor de compagnie van assurantie rekening houden met dit verzoek.
18
Henricus Hondius verzoekt om op de door
zijn
zoon vervaardigde kopergravure met
het portret van
Pieter
Heijn,
generaal van de WIC, het eerder aan de suppliant verleende
privilege te mogen zetten.
HHM besluiten conform.
19
Ter vergadering brengt resident
Aissma verslag uit over de toestand in
Duitsland en de zeehavens aan de
Oostzee en
Noordzee die in
keizerlijke
handen zijn.
Er wordt geen resolutie genomen.
20
Namens orateur
Haga is een remonstrantie ingediend aangaande het
consulaat in
Aleppo en het recht dat hij daarop
meent
te hebben.
HHM voegen de remonstrantie bij de stukken van consul
Witsen, om er later over te kunnen beslissen.
21
Van Santen en
Ingelsz., raden
ter
Admiraliteit te Rotterdam, informeren naar het voornemen van HHM
bij de verdeling van het geld uit de verkochte lading van een uit
Duinkerke afkomstig boeierschip. Dat was door
kapitein
Engebrecht van der Zee gekaapt en
te
Rotterdam opgebracht. De officieren en de matrozen
maken aanspraak op de helft van de opbrengst.
HHM zijn van oordeel dat de kapitein met zijn matrozen en officieren inderdaad recht hebben op de helft van de opbrengst krachtens een plakkaat d.d. 22 juli 1625 en de interpretatie van dat plakkaat d.d. 27 aug. 1625, want onder smokkelaars zijn zowel personen te rekenen die uit als naar verboden plaatsen of havens hun goederen vervoeren.