13
Bas en
Beaumont rapporteren dat
kapitein
Cleuter nog voor het versturen van
de brief door HHM op 10 maart van
Amsterdam naar
's-
Gravenhage
is gereisd. Daar hebben zij in aanwezigheid van Z.Exc. met hem
gesproken over het voorgenomen plan. De kapitein heeft gezegd
dat
zijn schip en dat van de
Admiraliteit in
Zeeland
in
Vlissingen gereedligt.
Hij achtte het raadzaam het jacht van de
Maas en het schip uit het
Noorderkwartier zo snel mogelijk naar de
Wielingen te sturen. Als voorwaarde voor het
welslagen
van
het plan zouden elk schip en het jacht naast hun gewone boot
uitgerust
moeten worden met een walvisvaarderssloep. In deze drie schepen en
het
jacht was voor niet langer dan vier maanden
mondvoorraad geladen. Het was dus niet mogelijk om naast de
bevrijding van de gevangenen in
Algiers,
Tunis en
Palermo de schepen voor
andere doeleinden in te zetten.
HHM bepalen dat de schepen alleen mogen worden ingezet voor de voorgenomen plannen of voor onvoorziene omstandigheden op de kusten van
Spanje en
Portugal. Daarvoor
zal Cleuter
als commandeur over de vier schepen van Z.Exc. een instructie en
commissie krijgen. HHM zullen de
Admiraliteit
te
Rotterdam
en
die
in het Noorderkwartier
schrijven hun schepen naar de Wielingen te laten varen. Alle
Admiraliteiten wordt gevraagd
de schepen en het jacht te voorzien van een
walvisvaarderssloep.