14 - 04 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De
Admiraliteit te Amsterdam
schrijft in haar brief d.d. Amsterdam 13 april dat kapitein
Van der Haept door een storm twee ankers en twee touwen heeft
verloren.
De vergadering antwoordt de Admiraliteit de kapitein zo snel mogelijk twee ankers en twee touwen te bezorgen. Als dat gebeurd is, moet hij naar
Leith in
Schotland varen en het overbrengen van
het nieuw gelichte Schotse regiment begeleiden.
2
Luitenant-admiraal
Pieter Heijn compareert en legt de vergadering zijn commissie van Z.Exc.
d.d. 26 maart
voor, waarbij hij werd aangesteld tot luitenant-admiraal van
Holland. Tevens vraagt hij HHM een besluit te
nemen over
de hierna geïnsereerde punten.
De vergadering laat de commissie en de daarbij gevoegde eed registreren in de griffie.
Huigens,
Bas,
Vosbergen,
Ploos,
Veltdriel,
Haersolte en
Schaffer zullen
de
punten onderzoeken en met de richtlijnen voor de beveiliging van de
zee vergelijken. Zij moeten deze punten ook aan Z.Exc. en de
aanwezige gedeputeerden van de Admiraliteiten
voorleggen.
Bovengenoemde gedeputeerden van HHM wordt bovendien gevraagd met de
genoemde gedeputeerden van
de
Colleges ter Admiraliteit te beraadslagen over de nadere
beveiliging van de
zee en wat daarop betrekking heeft. Zij moeten er verslag van
doen.
I De luitenant-admiraal vraagt absolute volmacht op zee om kapiteins en andere officieren die niet voldoen te mogen ontslaan en vervangen door bekwame personen. Indien hij dat nodig acht, wil hij de krijgsraad ervoor bijeenroepen.
II Heijn wil zo snel mogelijk in zee gaan, met name voor de kust van
Vlaanderen of elders waar HHM het nodig
vinden.
III Hij vraagt HHM de nodige maatregelen te nemen voor de snelle betaling van de oorlogsschepen, zodat hij op zee over een bekwame en gehoorzame bemanning kan beschikken.
IV Hij vraagt HHM de matrozen 10 à 11 gld. per maand te betalen en de officieren een bedrag dat daarmee in verhouding staat. Op die manier kan het land over sterke en ervaren manschappen beschikken. Hij stelt tevens voor de onervaren mannen die het land geen dienst kunnen bewijzen af te danken en de bemanning van de schepen van honderd naar tachtig man te verlagen.
V HHM moeten volgens Heijn een generaal pardon afkondigen voor overlopers die op de
vloot van de vijand dienen.
VI In plaats van kostgeld te geven aan de kapiteins, moeten de schepen geproviandeerd worden door de Generaliteit. Een andere oplossing is de uitbetaling van kostgeld op te schorten wanneer een schip aan land ligt, met uitzondering van de 25 man die het dan bewaken. HHM kunnen de kapiteins ook 7 st. per dag per man geven voor de tijd wanneer een schip op zee is en deze opschorten wanneer het in de haven ligt voor bevoorrading, onderhoud en andere taken.
VII De luitenant-admiraal vraagt de bevoegdheid om deze maatregelen zo nodig aan te passen aan de omstandigheden als hij op zee is.
VIII Er moeten regels vastgesteld worden aangaande het bevoorraden en binnenlopen van de schepen, opdat ze niet tegelijk binnenvallen waarvan de vijand kan profiteren om schepen te veroveren.
IX HHM moeten Heijn een secretaris, fiscaal en een raadsman toewijzen die
verstand hebben van de zeeregels om hem bij te staan.
X De luitenant-admiraal is van mening dat HHM enkele roeisloepen en donderbussen moeten aankopen, en meer uitvindingen, door de Schotse kapitein
Douglas toegepast, zoals handgranaten en ander vuurwerk.
De uitrusting van de chirurgijns moet eveneens verbeterd
worden.
3
De
WIC ter Kamer Amsterdam
schrijft in een
ongedateerde missive dat zij het nodig vond de
Heren
Negentien
op 18 april bijeen te roepen en vraagt HHM hun
gedeputeerden te sturen om deze vergadering bij te wonen.
De vergadering committeert
Eck,
Van der Dusse,
Bruninx
en
Schaffer.
4
De soldaten van de nieuwe lichting hebben nog geen bandeliers en musketten.
De RvS wordt verzocht bij de
Gecommitteerde Raden van Holland
aan te dringen op de snelle uitrusting van de soldaten.
5
HHM lezen het rekest van mevrouw
Houthain, de magistraat van
Sluis in Vlaanderen en
de kerkenraad van die stad. De
supplianten vragen toestemming om in de Republiek een collecte te
mogen houden voor het herstel van het gasthuis waar de armen en
zieke
soldaten van de stad en het
Vrije van Sluis
verzorgd
worden.
De RvS wordt gevraagd advies uit te brengen op mogelijke manieren om het gasthuis te herstellen.
6
HHM lezen het advies van de RvS d.d. 13 april op het op 9 april bij HHM ingediende verzoek van
Jan Reindertsz., bode in Gelderland, ondersteund door een missive
van het
Hof van Gelderland
. De
suppliant
vroeg
vergoed te worden voor de schade die hij heeft geleden door het
afgraven van zijn land voor de
fortificaties
bij
IJsseloord.
Conform het advies besluit de vergadering het verzoek niet toe te staan omdat hierdoor een te groot precedent geschapen zou worden.
7
Pieter van Beveren, generaal van de Munt, verzoekt van ontvanger-generaal
Doublet 200 pond
Vlaams te
ontvangen als voorschot op de declaratie die hij zal indienen en
die al zeven maanden verlopen is.
De vergadering staat dit verzoek toe en zal hem ordonnantie verlenen van het gevraagde bedrag, dat van zijn declaratie moet worden afgetrokken.
8
De vergadering resumeert het op 3 april ingediende rekest van kapitein
Jan Jansz. Kerchoff en de
weduwe van Claes Jorisz.
Bontenburch, waarin zij verzochten om de
betaling
van de proviand van verschillende Engelse slaven. Dezen
hadden zij op bevel van admiraal
Reael in
Salé en
Anfa
[Casablanca] aan boord
genomen
en naar
Wight in
Engeland
gebracht.
Het rekest en de bijbehorende stukken worden naar de
Admiraliteit te Rotterdam
gestuurd, met de aanschrijving de supplianten 1.060 gld. 2 st. 8 p. uit te betalen. Ambassadeur
Joachimi wordt schriftelijk aangemaand om bij de
koning van Groot-Brittannië of
elders
het nodige te doen
voor de terugbetaling van
dit
bedrag en andere uitgaven van de Colleges ter Admiraliteit in
soortgelijke zaken.
9
De vergadering verleent
Casper Aelbertsz., wapenmaker te Utrecht, c.s. voorschrijven aan de
burgemeesters en vroedschappen van
Utrecht aangaande het handhaven van zijn octrooi
om
donderbussen te maken.
10
De vrijheer van
Swartsenburch, heer van Ondersum,
krijgt voorschrijven aan de
koning
van
Denemarken. Hij wil diens tussenkomst bij de
grootvorst van Moskovië met het
oog op een octrooi om drie of vier schepen met rogge
van
Archangel naar
Denemarken of de
Republiek te
kunnen sturen.
11
Joost Robyn en
Jan Berck, soldaten in de
garde van
Z.Exc., schrijven in een rekest dat zij in september 1628 elk vijf
bemanningsleden gevangen hebben genomen, afkomstig van het schip
dat commandeur
Quast had doen stranden. Hiervoor
hebben zij 36
gld. uitgegeven, welke zij nu terugbetaald willen zien met een
toeslag
voor de moeite.
Een beslissing wordt aan de RvS overgelaten.
12
De voormalige ontvanger-generaal
Johan Doublet wordt in de vergadering ontboden. Hij belooft onmiddellijk
1.442 pond te betalen aan
Hans
Vries voor het
uitbreiden van een redoute te
Groin
buiten
Rees, waartoe op 4 dec. 1628 ordonnantie was
verleend.
13
De
administrator van Maagdenburg vraagt om financiële steun in deze moeilijke tijden en zegt
te zullen bewerken dat het bedrag gekort kan worden op het
secours
aan de
koning van Denemarken.
Een beslissing wordt uitgesteld.
14
De vergadering weigert het verzoek toe te staan van
Hendrick van Nassau om een maandelijks traktement te ontvangen naar verhouding
van hetgeen
Z.Exc. ontvangt uit het markizaat van
Bergen op
Zoom.
15
Luitenant-overste
Johan de Mario verzoekt een lening van 600 pond om zich zoals
gebruikelijk van twee paarden en daarbij benodigde zaken te
voorzien, in
afwachting van zijn promotie.
De vergadering is bereid hem 400 gld. te lenen, waarvan hem ordonnantie verleend zal worden. Het bedrag zal afgehouden worden van zijn eerste traktement als hij gepromoveerd is.
16
Thesaurier-generaal
Van Goch heeft krachtens de resolutie d.d. 12 april de declaratie
onderzocht van
Rantwijck en
Heemstede,
gewezen extraordinaris ambassadeurs bij de koning van
Groot-Brittannië. Hij verklaart dat de declaratie in totaal 42.951
pond
bedraagt, waarvan alleen de volgende uitgaven in aanmerking komen:
de
karos die Heemstede gebruikt heeft na het
ongeluk met de brand, de vergoeding voor de ceremoniemeester bij
het
vertrek uit
Engeland, de nieuwjaarsgiften die in
afwezigheid van ambassadeur
Joachimi uitgedeeld
werden en wat HHM willen toekennen aan de
officiers
en de dienaars van de legatie. Van de declaratie moeten de
opgelden van de wissels en de kosten van het
inlossen van de wissels gesepareerd worden.
Rode en
Veltdriel worden
gecommitteerd om met
de thesaurier-generaal de punten die een resolutie vereisen te
bespreken.
17
Gehoord is het rapport van thesaurier-generaal
Van Goch, die krachtens de resolutie d.d. 12 april de uiteenzetting
van
Heemstede over het ongeluk
dat hem door
een
brand overkomen is, heeft onderzocht. Van Goch
verklaart niet goed te weten wat hij moet adviseren.
De vergadering committeert
Bruninxs,
Vosbergen,
Roode en
Veltdriel om de uiteenzetting en
de bijbehorende
stukken te onderzoeken en er na overleg met Z.Exc. over te
adviseren.
18
De vergadering bespreekt de declaratie van
Sommelsdyck en
Vosbergen, gewezen
extraordinaris
ambassadeurs bij de
koning van
Frankrijk.
De vergadering kent de dienaars van de ambassadeurs tijdens dit gezantschap elk 30 gld. toe. De afhandeling van de overige punten van deze declaratie en de vergoeding van de officiers worden uitgesteld.
19
De
Gedeputeerde Staten van Groningen
verzoeken in hun brief d.d. Groningen 28 maart de provincie zitting te geven in de
Admiraliteit in Zeeland
en dientengevolge commissie te verlenen aan
Barent Schaffer uit Losdorp, die door de Staten reeds als raad genomineerd
is.
Bij meerderheid van stemmen wordt de provincie
Groningen
zitting verleend zolang zij bijdraagt aan de extraordinaris subsidie van
2.000.000 gld. voor de oorlog te water. Er wordt een commissie
uitgevaardigd voor Schaffer, die daarop de eed dient af te leggen.
20
HHM beslissen in
Engeland een nieuw Schots regiment in dienst te nemen voor vier
maanden.
Dit regiment stond vroeger onder bevel van de
graaf van
Morten, maar staat nu onder diens opvolger kolonel baron
Kienfaunes.
De vergadering besluit een commissie uit te vaardigen voor de genoemde baron Kienfaunes, die geacht wordt de eed af te leggen in handen van HHM.
Secretaris
Junius wordt hiervan op
de hoogte
gebracht, met het verzoek de baron zich met de akte van Z.Exc. bij
HHM te laten vervoegen.
21
Kapitein
Fredrick van der Heyden verzoekt om de uitbetaling van 3.618 gld. 19 st. Dit is
het resterende bedrag van de 10.104 gld., die HHM
schuldig waren voor de vier maanden dat hij en zijn compagnie in
1625
in dienst van de
koning van
Denemarken geweest
zijn. Voormalig ontvanger-generaal
Doublet meldt dat bijna alle provincies nog geld
verschuldigd zijn in de 64.500 gld. ter voldoening van de
afrekening
van het regiment van wijlen overste
Merwen, waaruit de suppliant betaald moet
worden.
De vergadering schrijft vermanende brieven aan alle provincies met achterstallige betalingen in het genoemde bedrag.
22
Er wordt de vergadering een uittreksel uit het register van de resoluties van de RvS voorgelegd, waarin de laatste ontwikkelingen in de zaak van de fortificatiegelden opgelegd aan de dorpen en kerspels bij
Antwerpen. Op 1 feb. hebben beide ontvangers,
Johan de
Bergaigne
en
Hendrick de Bergaigne, elk een
lijst met dorpen ontvangen waarvan zij deze contributie
moeten
eisen, met de opdracht deze te korten op de ordinaris
contributies.
Dit besluit is toen met medeweten van HHM genomen.
De
vijand neemt nu retorsiemaatregelen tegen deze gerechtvaardigde
fortificatiegelden, die het land al dertig of veertig jaar eist.
De
RvS stelt voor om deze retorsie met retorsie te beantwoorden en
voorlopig ontvanger
Ommeren
op
te dragen dezelfde fortificatiegelden te eisen in het
kwartier van
Roermond of er toch minstens mee te
dreigen om
te
zien of de vijand tot rede te brengen is.
De vergadering committeert
Eck,
Noortwyck,
Vosbergen
en
Haersolte om deze zaak volledig
met Z.Exc. te
bespreken en er verslag van te doen.