13
Johan van Brouchorst te Huessen schrijft in een rekest dat hij en zijn mede-erfgenamen een
leen in het vorstendom
Kleef geërfd hebben van
hun voorouders. Dit
leen,
Rodenholt genaamd, ligt bij
Emmerik
[Emmerich]
in het kerspel
Till. De familie van de suppliant
bezit dit leen al meer dan honderd jaar, zonder dat er ooit enige
problemen geweest zijn. De Kleefse regering heeft hen onlangs
echter in
deze rechten aangetast. De suppliant verzoekt voorschrijven aan de
hofraden van Kleef en vraagt hierover met de
graaf zu Schwarzenberg te spreken, om in de
toekomst in het bezit
van
het leen gehandhaafd te blijven.
De vergadering verleent de suppliant het gevraagde voorschrijven.
Noortwyck wordt gecommitteerd om hierover met de genoemde graaf te
spreken.