28 - 04 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Gelezen zijn de op 26 april door de commiezen-generaal van de konvooien ingediende punten.
HHM besluiten ze de gedeputeerden van de Colleges ter Admiraliteit ter hand te stellen voor onderzoek en advies.
2
Brouwer en
Welhouck,
gecommitteerden van de Heren
Zeventien, compareren en herhalen hun verzoek om snel een resolutie
te nemen op
hun
gisteren ingediende propositie, conform het voorstel van de
Staten van Holland
. Deze
propositie had
betrekking op het uitrusten van vijf oorlogsschepen voor de
bescherming
van de schepen van de
VOC
die in
de
komende
zomer terugkeren uit
Oost-Indië.
De gedeputeerden van alle gewesten, op
Holland na, verklaren dat zij hiertoe niet gelast zijn,
maar
zij zeggen gunstig te zullen adviseren bij hun respectievelijke
principalen. De gedeputeerden twijfelen er
niet aan dat dezen zich
hier
positief over zullen uitspreken. Ze gaan er verder mee akkoord dat
de
Compagnie de verzochte uitrusting al ter hand neemt.
3
De
administrator van Maagdenburg legt, conform de resolutie d.d. 25 april, de declaratie van
zijn lopende schulden voor, met de namen van de diverse
crediteuren en de specificatie van hun respectievelijke
achterstallen. Het totaalbedrag
is
20.211 gld.
In overeenstemming met de genoemde resolutie, stelt de vergadering de voormalige ontvanger-generaal
Doublet de declaratie ter hand, met de opdracht de schuldeisers toe
te
zeggen dat hij namens HHM de schulden zo snel mogelijk zal
aflossen.
Tevens moet hij de administrator snel 2.500 gld. uitkeren. Te
Amsterdam moet de ontvanger 4.789 gld. ter
beschikking
stellen en te
Stockholm een wissel van 1.000
rijksdaalder. Van dat totaalbedrag van 30.000 gld. zal de RvS
Doublet
een
ordonnantie verlenen. Diezelfde 30.000 gld. zullen verrekend worden
met
het secours voor de
koning van
Denemarken. De administrator heeft beloofd ervoor te
zorgen dat de Deense koning dit bedrag als betaling op het secours
zal
laten gelden.
De vergadering besluit daarnaast aan de
Admiraliteit te Amsterdam
te schrijven dat zij
de administrator met
een
goed oorlogsschip dat ter konvooiering naar de Oostzee gaat, naar
Zweden moeten brengen. De
Admiraliteit moet zo snel mogelijk antwoorden wanneer dit schip
klaar
is.
4
HHM lezen het rekest van de drost, burgemeesters en schepenen van
Steenbergen,
Kruisland en
De Heen.
De supplianten schrijven dat de bewoners van het platteland aldaar
steeds
vrij geweest zijn om in de steden aan beide zijden inkopen te doen
en deze
zonder
licent naar het woonplaats te vervoeren. Het gaat onder meer om
handwerken, eetwaren,
vlas en
andere goederen die nodig zijn voor hun onderhoud, spinnerij en
fabricage, zoals blijkt uit een akte van de RvS d.d. 8 maart 1622.
Door
de sluiting van de licenten van de kant van HHM verviel deze
toestemming, maar nu deze heropend zijn, verzoeken de supplianten
opnieuw van dit
voorrecht
te mogen genieten.
De vergadering stelt de RvS het rekest ter hand voor onderzoek en advies.
5
Raadpensionaris
Duyck legt de vergadering een missive van resident
Aissma d.d. Hamburg 8/18 april
voor, waarin hij
meldt
dat in
Lübeck naar alle waarschijnlijkheid een verdrag
gesloten zal worden tussen de
keizer en de
koning van Denemarken. De keizer
biedt de
teruggave van
Jutland en
Holstein
aan zonder enige compensatie of slechts tegen een kleine
vergoeding. De koning van
zijn kant
doet afstand van de bisdommen en alle andere zaken die te maken
hebben
met aangelegenheden van de Kreits. Er is tevens sprake van enkele
geheime
bepalingen, maar daarover heeft de resident nog geen zekerheid. De
kanselier en iemand van de stenden zijn naar
Denemarken
vertrokken. Omdat hij merkt dat de vredesgesprekken te Lübeck op
hun
einde lopen, verzoekt Aissma een paspoort om
daarheen te gaan.
De vergadering antwoordt Aissma naar Lübeck te gaan om daar de gebeurtenissen rond de
vredesonderhandelingen op de voet te volgen. Tevens wordt aan de koning van
Denemarken geschreven dat hij krachtens het zevende artikel van de
alliantie tussen hemzelf, de
kroon van
Groot-Brittannië en de Republiek overleggen moet met HHM over de aangeboden
bepalingen alvorens zijn
commissarissen daarop daadwerkelijk mogen antwoorden. HHM zijn van
mening dat zij
daartoe gerechtigd zijn, aangezien zij de punten van het genoemde
verdrag steeds opgevolgd hebben en, ondanks hun penibele situatie,
steeds regelmatig het beloofde secours hebben betaald. Indien de
koning
van plan is zonder voorafgaand overleg met HHM vrede te sluiten,
dan moet hij
er
oog voor hebben dat er geen voor de Republiek nadelige punten
worden
opgenomen in het verdrag.
6
HHM verlenen
Jan Harmansz. Pot uit Amsterdam een octrooi van tien jaar met de gewoonlijke
bepalingen op de door hem uitgevonden bruggen of schuiten.
7
Ontvangen is een missive van commissaris
Hoogenhouck d.d. Glückstadt 12 april, waarin hij meldt dat hij van de
40.000 rijksdaalder die krachtens het contract met
Paul de
Willem en
Cornelis van
Leeuwen in
Hamburg uitbetaald moesten worden, niet meer dan
de
helft ontvangen heeft. Met die 40.000 rijksdaalder kan normaal
zonder
gevaar acht weken soldij betaald worden, waarvan op 12 april al
drie
weken uitgegeven waren. Er is ook geld nodig voor de fortificaties.
De
kapiteins van
Glückstadt dringen bovendien aan op
het
geld dat hun volgens de gemaakte rekening toekomt.
De vergadering besluit aan de genoemde kooplieden te schrijven dat zij zo snel mogelijk het resterende bedrag van de 40.000 rijksdaalder moeten overmaken. De gewesten worden aangeschreven snel hun achterstallen in het secours voor de
koning van Denemarken op te brengen om daarmee de noodzakelijke betalingen in
Glückstadt te doen. De missive van Hoogenhouck
wordt
de RvS ter hand gesteld om op de verdere inhoud advies uit te
brengen.
8
De burgemeesters en raad van de stad
Keulen antwoorden in hun rescriptie d.d. 19 april op de missive van
HHM d.d. 26 maart
aangaande de
zaak van
Abraham van Ellempt.
HHM verklaren dat de suppliant HHM heeft misleid met zijn kennisgeving. Indien hij geen verdere inlichtingen geeft, wordt deze zaak hierbij gelaten.
9
Op verzoek van
Abraham Berrerwijns, koopman te Venetië, die een proces heeft lopen tegen zijn
neef
Jan de Wael c.s., eveneens
woonachtig in die stad, verlenen HHM de suppliant voorschrijven aan
de heer van
Oosterwyck. De
ambassadeur wordt
verzocht
tussenbeide te komen en de genoemde Jan de Wael c.s. ervan
te
overtuigen het geschil voor te leggen aan onpartijdige deskundige
kooplieden.
10
HHM lezen het advies van de RvS d.d. 14 april op de klachten van de verdreven predikanten uit het Land van
Berg. De supplianten verzochten om door middel van de
reversalen van
de
keurvorst van Brandenburg en de
hertog van Palts-Neuburg de
gereformeerde kerk te laten handhaven. De RvS heeft de
reversalen en andere overeenkomsten nagekeken die bij het
aanvaarden van het bezit van het Land van
Gulik
[Jülich], Berg en de
daarvan
afhankelijke gebieden en later in
Xanten,
gesloten zijn. Aan de ene kant zou het vreemd zijn en
tegen de
maximes van de Republiek ingaan zich in te laten met het bestuur
van andere staten, zowel wat de religie als de
staatsinrichting aangaat, in het bijzonder als dit tegen wil en
dank van
de
betrokken regering is. Aan de andere kant blijkt uit de genoemde
reversalen dat beide vorsten aan de betrokken landen beloofd
hebben de bestaande godsdienst te handhaven en toe te staan en
niemand omwille van zijn geweten of religieuze praktijk te storen.
Het
traktaat van Xanten stipuleert tevens dat beide vorsten volgens de
plakkaten van
Dortmund en
Halle
moeten handelen. Ze beloofden daarnaast de reversalen en de
privileges van de landen te respecteren en de eventuele
aantastingen
te herstellen. HHM hebben van hun kant samen met beide koningen en
de
verenigde vorsten van Duitsland wat betreft deze en andere artikels
van het
genoemde traktaat beloofd de keurvorst en de paltsgraaf in hun
bezit te
respecteren. Dit traktaat is door beiden goedgekeurd en alleen door
toedoen van de vijand niet uitgevoerd. De RvS is bijgevolg van
mening
dat HHM bevoegd zijn om de hertog van Palts-Neuburg schriftelijk te
vermanen
zijn procedures stop te zetten en in geval van weigering retorsie-
en
andere gepaste maatregelen te nemen, om zo de traktaten en de
gereformeerde kerk te doen handhaven. Het zou tevens nuttig zijn de
graaf zu Schwarzenberg hiervan op
de hoogte te
brengen en hem te verzoeken in zijn brieven de keurvorst te
vermanen
ervan af te zien. Zo wordt beide zijden duidelijk gemaakt dat HHM
niet
geneigd
zijn
de bescherming
van de
godsdienst tegen de traktaten in te verlaten, noch goed te vinden
dat de
reversalen
door afzonderlijke regeringen worden opgegeven.
De vergadering houdt dit advies in beraad en kent de aanwezige predikanten uit het Land van Berg een viaticum van 300 gld. toe, waarvan hun ordonnantie verleend zal worden.
11
HHM lezen het gisteren opgemaakte advies van de gedeputeerden van de Colleges ter Admiraliteit op het daags te voren ingediende rekest van
François de Lattre c.s. Op het eerste punt zijn de gedeputeerden van mening dat
het de supplianten als neutralen vrij staat schepen te kopen die
door
de kapers van
Duinkerke en andere vijanden
veroverd
zijn. Dergelijke schepen werden echter door HHM in de
resolutie d.d. 23 nov. 1626 tot goede buit verklaard. Wat het
tweede
punt betreft, namelijk dat het schip met een lading zout in een
haven
in
Vlaanderen zou zijn binnengelopen, daarmee zal
de
Admiraliteit te Amsterdam
, waar
deze zaak
behandeld zal worden, rekening houden als zij daartoe reden
zien.
De vergadering stelt de verdere afhandeling uit.
12
Na beraad besluiten HHM kapitein
Emmekens te Rotterdam te schrijven dat hij met zijn schip geen reizen
naar
Engeland of
Frankrijk meer mag
ondernemen zonder drie dagen van tevoren persoonlijk of door zijn
plaatsvervanger zijn vertrek aan te kondigen bij de president of de
griffier
van HHM. In geval van nalatigheid zal hij hiervoor
vervolgd worden.
13
De vergadering verleent
Dirck Jansz. Laegerlandt uit Delft op diens verzoek ordonnantie van 300 gld. voor
een jaar
proviand van
Laurens de
Maerschalck, één van
de
voormalige rechters te Amboina,
welke kosten op 16
april
vervallen zijn. Tevens wordt de suppliant ordonnantie van nog eens
300 gld. verleend voor het geld dat hij aan dezelfde
Maerschalck voorgeschoten heeft,
op voorwaarde dat hij
hiervan bewijs levert. Vervolgens zal nagegaan worden waarop deze
en andere dergelijke
kosten verhaald moeten worden.
14
De gecommitteerden van de
Admiraliteit te Amsterdam
compareren en delen mee dat de vier schepen en het jacht die op
Friesland
gerepartieerd staan, in de afgelopen vijf maanden noch soldij
noch
kostgeld hebben ontvangen. Zij verzoeken HHM de nodige maatregelen
te
nemen. Tevens vragen zij HHM Z.Exc. ertoe te brengen,
overeenkomstig de regels voor de beveiliging van de zee, de schepen
voor de
bewaking van de kust van
Vlaanderen en het kruisen
in
Het Kanaal van soldaten te voorzien.
De vergadering besluit de provincie Friesland schriftelijk te vermanen de betaling van de vier schepen en het jacht te doen. De gedeputeerden in dat gewest,
Rantwijck,
Clant en
Olphert
Barentsz., wordt verzocht dit schrijven zo goed mogelijk
te ondersteunen.
HHM
vragen Z.Exc. de musketiers die op de genoemde schepen moeten
dienen,
deels naar
Zeeland en deels naar
Texel te sturen, zoals gesteld in de memorie van
de
supplianten.
15
HHM lezen en keuren het antwoord op de op 25 april bij HHM ingediende propositie van
baron van Spieringh goed.
Noortwyck en
Beaumont wordt verzocht dit
antwoord aan de
baron
te bezorgen.
16
President
Gerestein rapporteert dat hij krachtens de resolutie d.d. 25 april
agent
Van der Veecke ontboden
heeft. Hij heeft
hem
gezegd dat HHM kunnen instemmen met de komst van de
hertog van Palts-Neuburg naar de
Republiek
indien hij niet in dienst
is
van de
koning van Spanje. De agent
heeft daarop
geantwoord dat de paltsgraaf enkele jaren geleden in
Madrid aan het hof van de koning is geweest en dat
hij
daar tot raad van state is benoemd. Op dit moment is hij echter
niet in
zijn dienst en ontvangt hij geen soldij.
De vergadering verleent de paltsgraaf toegang tot de Republiek indien hij geen eed aan de koning van Spanje heeft afgelegd, noch op diens loonlijst staat. Als dat wel zo is, moet hij HHM daarvan op de hoogte brengen, zodat zij er nader over kunnen beraadslagen.