07/06/1629

 
English | Nederlands

07 - 06 - 1629

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Op verzoek van Camerarius, resident van de koning van Zweden, committeren HHM Rantwyck, Noortwyck en Vosbergen om diens voorstel te horen en er rapport over uit te brengen.

2 Gerrardt van Berckel schrijft vanuit het leger in Vught d.d. 6 juni dat de ruiters van ritmeester Du Haume 14.000 gld. vragen als vergoeding voor Christoffel de Bon Ours, kapitein reformé, en Symon Grosfils, burger van Namen, die beiden te land gevangen zijn genomen en vastzitten in Geertruidenberg. De vijand wil hen inbegrijpen in de gevangenenruil. Aangezien dit bedrag teveel afwijkt van hetgeen HHM de gedeputeerden te velde toegestaan hebben voor de gevangenen aan de ruiters te betalen, vraagt Berckel wat hem te doen staat.
HHM blijven bij hun besluit inzake de gevangenenruil van 2 juni en bij de daarin aan de gedeputeerden te velde verleende toestemming voor de vergoeding voor de twee gevangenen. Hij moet zich daaraan houden.

3 De gedeputeerden van Holland leggen de vergadering een gisteren geschreven missive van de officier van Haarlem voor, waarin deze meldt dat hij elf Engelse soldaten heeft aangehouden, die in Amsterdam samen dienst hadden genomen om naar Zweden te trekken.
HHM zullen de officier schrijven de gevangenen onder bewaking naar de provoost-generaal te sturen. Daar zal door de krijgsraad onderzocht worden of zij in dienst van het land zijn, waarna een beslissing zal worden genomen. Indien er soortgelijke soldaten op de Voorpoort vastzitten, moeten deze met hetzelfde doel naar het leger gestuurd worden.

4 De Nederlandse gevangenen in Sint Winoksbergen [Bergues] schrijven d.d. aldaar 1 juni dat de vijandelijke gevangenen die in Rotterdam en Enkhuizen vastzaten, ontsnapt zijn. In ruil daarvoor zouden de gevangenen uit Rotterdam en Enkhuizen die aan vijandelijke zijde gevangenzitten, ook moeten worden vrijgelaten.
Er wordt geen resolutie genomen.

5 De voormalige pachters van een kwart van de konvooien en licenten van het eerste jaar, vragen om de hangende liquidatie met de Admiraliteit in Zeeland over de inkomsten van dit College, af te maken.
HHM willen de supplianten hierover horen.

6 President Veltdriel deelt mee dat de Staten van Friesland besloten hebben door Claude Fonteijne de Friesche Historie van hun geschiedschrijver Winshemius te laten drukken.1 Hij vraagt HHM toestemming hun privilege daarop te stellen, zoals op het concept dat getoond wordt.
HHM zullen het boekje eerst bestuderen en er rapport over uitbrengen.

7 De Admiraliteit te Rotterdam antwoordt in een missive d.d. 5 juni op de missive van HHM d.d. 2 juni dat zij niet in staat is een oorlogsschip ter beschikking te stellen om ambassadeur Soranso te begeleiden naar Engeland.
Er wordt geen resolutie genomen.

8 Koopman Nicolaes Budier, koopman en burger te Calais, c.s., verzoeken om teruggave van een schip en de lading die door schepen van vice-admiraal Quast op zee in beslag zijn genomen en die te Enkhuizen zijn opgebracht. Ze vragen HHM hierover inlichtingen in te winnen.
HHM sturen het rekest naar de Admiraliteit in het Noorderkwartier en verwachten hierover bericht nadat de partijen zijn gehoord.

9 Naar aanleiding van het verzoek om met het privilege van HHM het boek Radices Linguæ Latinæ Belgice Versae2 te mogen drukken, wordt besloten het nut van dit boek te laten onderzoeken door een professor in de schone letteren van de universiteit te Leiden en HHM hierover te berichten.

10 Op het rekest van Maerten Aldertsz. Duyn voor hemzelf en Pieter de Wit, schout van Kralingen uit naam van Pieter Teunissen van Boerum, staan HHM de supplianten de uitvoer van 75 paarden naar Frankrijk toe, op voorwaarde dat de dieren tegen borgstelling naar Rouen of Parijs gebracht worden. Binnen zes weken na vertrek moeten de supplianten daarvan een bewijs leveren om de borg te zuiveren.

11 Naar aanleiding van diens afscheid, besluiten HHM ambassadeur Soranso een gouden keten van 84 once te geven. Diens secretaris krijgt een gouden ketting van elf once. Tot het maken van de ketens zal opdracht worden gegeven.

12 Raadpensionaris Duyck brengt de vergadering op de hoogte van zijn ontmoeting vanochtend met de graaf van Schwarzenberg, die zich omstandig en formeel beklaagde over diverse beslissingen van HHM, die, naar hij zei, niet bijdroegen aan voortzetting van de goede verhoudingen met, maar eerder tot vervreemding van de keurvorst van Brandenburg. Om een ban of acht-verklaring van de keizer te vermijden, zouden manifesten moeten worden uitgegen teneinde zijn onschuld in deze aan te tonen opdat hij en de keurvorst niet van land en lieden worden beroofd. In brieven van de keurvorst d.d. 13 april waarvan de raadpensionaris een afschrift toont, wordt de graaf opgedragen om komende maandag te vertrekken, of hij nu een antwoord op zijn verzoeken had gekregen of niet. Hij wacht nu immers tien weken op een antwoord, maar heeft nog niets ontvangen. De graaf vraagt een positieve of een negatieve beslissing, om onherstelbare schade voor de keurvorst te vermijden. De stenden en de ridderschap van het Land van Berg hebben bovendien gezanten naar de keizer gestuurd om over de laatste executie in hun vorstendom te klagen, met het verzoek hier iets tegen te doen. De keurvorst moet de keizerlijke verklaring voor zijn om het gevaar af te wentelen. Raadpensionaris Duyck wilde HHM deze informatie niet onthouden, om hierover later geen verwijten te krijgen.
HHM zullen de stukken betreffende de keurvorst morgen behandelen.

1 Het betreft Pierius Winsemius' in 1629 te Leeuwarden verschenen Historiarum ab excessu Caroli V cæsaris; sive rerum sub Philippo II per Frisiam gestarum liber I et II.
2 Nadere gegevens over dit werk ontbreken.