13 - 06 - 1629
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
Conform het verzoek in de brief van het stadsbestuur van
Amsterdam d.d. 12 juni, verlenen HHM schipper
Barent
Jacobsz.
voorschrijven aan de
koning van
Denemarken om restitutie van zijn schip en zijn
lading.
2
Ontvangen is een brief van orateur
Haga d.d. Constantinopel [Istanbul] 20 dec. 1628, met enkele
bijlagen en
een nieuwe cijfercode die hij denkt te gaan gebruiken.
Raadpensionaris
Duyck zal de essentiële punten uit de brief en bijlagen
halen en
hierover
rapporteren.
3
Van commissaris
Cracou zijn brieven met berichten ontvangen d.d. Elseneur
[Helsingør] 19/29 mei respectievelijk 24 mei/3juni.
Er wordt geen resolutie genomen.
4
HHM lezen het gisteren opgemaakte advies van de RvS op een rekest met een ingevoegd paspoort, daags tevoren bij HHM ingediend door de pachters van de visserij te
Geertruidenberg,
Sliedrecht en
Drimmelen.
Conform het advies wordt het verzoek om vis naar vijandelijk gebied te mogen uitvoeren afgewezen, aangezien de uitvoer van etenswaren verboden is. Toestemming zou fraude met vis in de hand werken.
5
HHM lezen de commissie d.d. 23 mei van de ridderschap en de steden in de
Staten van Overijssel
voor
Henrick ter Culen, burgemeester van Zwolle, als gedeputeerde naar de
vergadering van HHM. Hij zal met de andere gedeputeerden adviseren
en
besluiten over alle voorvallende zaken in dienst van het
land.
HHM heten Ter Culen welkom, die zitting heeft genomen.
6
Op verzoek van de pachters van de konvooien en licenten over 1627, schrijven HHM nogmaals aan de
Admiraliteit in Zeeland
, om het restant van 1.600 gld. te betalen dat hun nog toekomt voor het onderhoud van hun ambtenaren.
7
HHM lezen het herhaald verzoek (het eerste rekest dateert van 26
mei) van
Michiel de Haze c.s., om teruggave van het
schip De Duve, dat op 2 juni verbeurd
is verklaard door de
Admiraliteit te Amsterdam
.
Gebeurt dit niet, dan zien de supplianten zich genoodzaakt zich te
wenden tot
de
koning van
Frankrijk,
wiens
onderdanen zij zijn.
HHM sturen dit rekest voor onderzoek en advies naar de genoemde Admiraliteit, met de vraag of de confiscatie nadelig kan zijn voor de inwoners van dit land.
8
Noortwijck en
Vosbergen rapporteren
dat zij
conform de resolutie d.d. 11 juni ambassadeur
Soranzo en diens secretaris
ieder een
gouden keten hebben aangeboden. De ambassadeur heeft HHM
hiervoor bedankt en heeft verklaard dat hij de keten aanneemt als
blijk
van
goede wil en verstandhouding tussen beide republieken.
HHM bedanken beide gedeputeerden.
9
Majoor
Hessel die commandant
Dyden
vervangt, vraagt in een missive d.d. Emmerik 10
juni of de
sluiting van de licenten ook geldt voor de
Rijn en
de
IJssel.
HHM antwoorden Hessel dat beide rivieren niet onder het verbod vallen. Verder wordt besloten de sluiting op de vastgestelde voet te verlengen tot en met 1 juli.
10
De
Admiraliteit te Dokkum
vraagt HHM in een missive d.d. 29 mei naar aanleiding van de missive van HHM d.d. 10/20 mei of naast de uitvoer van tarwe, rogge en het meel daarvan, ook die van gerst verboden is.
HHM bevestigen het eerste, maar omdat HHM merken dat er gebrek aan tarwe en rogge dreigt, geldt met onmiddellijke ingang een generaal uitvoerverbod voor tarwe, rogge, gerst, haver, bonen, blauwe, grauwe en witte erwten, spelt, boekweit en het meel van al deze soorten. Dit zal op de bestemde plaatsen bekend worden gemaakt. Het recht van de bewoners van het platteland onder contributie om hun gewas naar beide zijden van de grens te brengen - zoals vastgelegd in hun sauvegardes - wordt niet aangetast.
11
Lochteren en andere gedeputeerden rapporteren dat zij conform de
gisteren genomen resolutie met
Elias
Trip,
Joost Willemsz. Nieukercken en
andere kooplieden
op
Moskovië, gesproken hebben. Zij hebben hun
meegedeeld
dat HHM op 6 juni hebben besloten een gezantschap naar de
grootvorst van Moskovië te
sturen
op
commissie
van
het land,
ter
bevordering
van de vrije korenhandel in diens landen. Als voorwaarde stellen
zij dat het gezantschap wordt betaald door de handelaars
zelf, die op hun beurt terugbetaald zullen worden uit de opbrengst
van
de ingevoerde granen.
De kooplieden hebben daarop geantwoord dat zij het geld
voor het gezantschap niet kunnen voorschieten. Zij weten tenslotte niet of
zij
Moskovisch graan mogen uitvoeren en moeten voor veel geld schepen huren. Wel gaan ze ermee akkoord de
kosten voor het gezantschap extraordinaris te betalen uit het uit
Moskovië ingevoerde graan. Voor deze keer zouden HHM de
korenhandel op Moskovië voor alle Nederlanders open moeten
stellen.
De kooplieden verwachten problemen vanwege de schaarste aan tarwe en rogge in het land. Met het oog hierop stellen ze voor een commissaris naar de
koning van Frankrijkof - als hij afwezig is - de
koningin-moeder, en een
andere naar de
koning van
Zweden te sturen om in naam van deze staat om de uitvoer
van een grote
hoeveelheid
graan te verzoeken. Beide koninkrijken hebben
immers de
graanuitvoer verboden.
HHM besluiten het gezantschap naar Moskovië te sturen op commissie en instructie van het land, en de kosten te verhalen op het ingevoerde graan. Zo snel mogelijk moet worden besloten wie de gezant naar Moskovië zal worden, en wie - op kosten van de handelaars en op voordracht van Trip en Nieuwkercken - de commissarissen naar
Frankrijk en
Zweden.
Noortwyck en
Vosbergen zullen de
ambassadeur
van Frankrijk en de
resident van
Zweden verzoeken de uitvoer van graan bij hun
principalen te bepleiten.
12
Krachtens de resolutie d.d. 11 juni wordt de instructie nagekeken waarmee
Rantwyck en
Pauw gelast zijn geweest
de
koning van Groot-Brittannië
te manen tot
betaling van het aan de
Deense
koning beloofde subsidie.
Enkele gedeputeerden zullen deze instructie resumeren om te bepalen welke last ambassadeur
Joachimi zal worden gegeven ter bevordering van deze subsidie, het
herstel van de situatie in het Duitse
Rijk en de bevrijding van de
Oostzee.
HHM committeren met dit doel Rantwyck,
Noortwyck,
Vosbergen en
Sommelsdyck.
13
Resident
Schultetus compareert en dient namens de
koning
van
Denemarken eerst mondeling en naderhand schriftelijk, een
door hem ondertekende en op 11 juni gedateerde propositie in.
1
Hoewel toenmalig president
Beaumont de inhoud van de resolutie van HHM op de brief van de koning
d.d.
24 maart en het op 7 mei door Schultetus ingediende memoriaal
reeds op
pinksterdag mondeling aan de resident heeft
meegedeeld, heeft deze dit nog niet
gerapporteerd
aan de koning om hem niet te ontstemmen. Hij wilde
precieze informatie afwachten over hoeveel geld
overgemaakt zou worden voor het onderhoud van
Glückstadt. Van
Paul de
Wilm
heeft
de resident vernomen dat deze onlangs een wissel van 32.000
rijksdaalder en kort daarop nog één van 11.500
rijksdaalder heeft
overgemaakt aan de koninklijke commissarissen in
Hamburg. Het verzoek om
twee
maanden subsidie herhaalt hij, in het bijzonder omdat de koning hem
dit heeft
gevraagd en opgedragen in een schrijven d.d. Kopenhagen 17 mei.
Schultetus wil duidelijk maken dat de onderhandelingen te
Lübeck niet
in hun eindfase zitten, zoals hier te lande gezegd wordt. De
voorwaarden over en weer worden niet door keizerlijke gezanten,
maar goedmenende particulieren ter sprake gebracht. De koning is
eerder
geneigd tot voortzetting van de oorlogsvoorbereidingen en
heeft
generaal
Morgan al het bevel
gegeven zich naar
de
Eider te verplaatsen en behoedzaam voorbereidingen
te treffen, terwijl hijzelf van plan is vanaf de
Oostzee
tegen
Jutland te strijden. Hij wil zijn hoop niet
vestigen op
een onzekere vrede. Uit het voorgaande blijkt duidelijk de wil
van
de koning om de oorlog voort te zetten. Met het geld dat al naar
Hamburg gestuurd werd voor het onderhoud en het tevreden stellen
van de
officieren van Glückstadt, kan die stad behouden worden. Met
zijn
verzoek vraagt de koning niets uitzonderlijks, maar blijft hij
binnen
de bepalingen van de alliantie. Binnenkort wil de resident naar de
koning afreizen omwille
van
enkele belangrijke zaken en kwesties die het algemeen belang
aangaan,
nadat hij de belegeringswerken van
's-
Hertogenbosch is
gaan bekijken.
HHM laten de voormalige ontvanger-generaal
Doublet een staat opmaken van hetgeen zij de
Deense koning aan subsidie schuldig zijn en van de reeds verrichte
betalingen. HHM willen weten of zonder te bekorten op de
steun
voor het
garnizoen
in Glückstadt en het herstel van de
fortificaties aldaar, de gevraagde twee maanden
subsidie - door de koning elders in zijn rijk te besteden - kunnen
worden betaald.