06 - 03 - 1630
Presentielijst:
Gelderland: |
|
Holland: |
|
Zeeland: |
|
Utrecht: |
|
Friesland: |
|
Overijssel: |
|
Groningen: |
|
Resoluties:
1
De overscheppers, hoofdmeester en scheppers van de zijlvesten
Aduard,
Winsum en
Delfzijl wordt kopie verleend van het
schriftelijke antwoord dat de
hoofdmannen
van
Groningen en Ommelanden hebben
gezonden op hun remonstrantie.
2
Willem Cornelisz. Amelant, koopman te Amsterdam, verzoekt op een
paspoort dat hem op 26 mei 1621 is verleend, alsnog tweehonderd
schippond touwwerk ten dienste van de
koning
van
Zweden te mogen uitvoeren.
3
De dekens en de suppoosten van de lakenkopers ofwel wantsnijders te 's-
Hertogenbosch verzoeken om aldaar de tarra te mogen vaststellen van het
Engels laken dat door hen wordt gekocht van de Merchant
Adventurers.
Het advies van de RvS zal hierover worden ingewonnen.
4
De zeepzieders te 's-
Hertogenbosch klagen ten eerste hoger in de belasting op traan
te worden aangeslagen dan enkele ingezetenen van
Hollandse steden, ten tweede dat de konvooimeester
van
de uitgaande zeep vijandelijk licent ontvangt ondanks het feit dat
de zeep
voor
het merendeel wordt vervoerd naar neutrale landen, ten derde dat de
tollenaar aldaar zonder onderscheid of ze vrij zijn of niet, tol
heft
van de omringende dorpen en ten vierde dat de pachter van de
waag
van elke ton 3½ of 4 st. als recht ontvangt in plaats van
2
blanken. De supplianten verzoeken HHM op deze punten toe te zien
en
de situatie te verbeteren.
Deze remonstrantie zal de RvS voor advies ter hand worden gesteld.
5
HHM lezen het verzoek van de ouders en de naaste vrienden van
Melten Dircksz., geboren van Lamuyden, en
Jan
Hermensz.
van Amsterdam, bootsgezellen, gevangen gehouden op een galei van
Lissabon, genaamd Sinte Magdalena. Zij
waren eerder in de
uitwisseling van de wederzijdse gevangenen te water begrepen.
Verzocht
wordt om een bevel tot vrijlating.
HHM besluiten
Berckel te laten schrijven aan de
heer van
Merquette van vijandelijke zijde, op een wijze
die
hij bevorderlijk acht voor de vrijlating van de gevangenen.
6
Vice-admiraal
Hillebrant Quast verzoekt om een verhoging van zijn gage vanwege zijn
commando over de kust.
Alvorens te besluiten wordt het advies van de
Admiraliteit in het Noorderkwartier
ingewonnen.
7
Johan Dreysschoir ontvangt geloofsbrieven om zijn functie
als notaris te kunnen uitoefenen
in
het gebied van
Brabant onder HHM. Hij legt daarop
de eed
af.
8
Wouter Adriaensz. van den Biesheuvel, wonend te Veen in het Land van Heusden, wordt de uitvoer
van twee werkpaarden toegestaan ten behoeve van zijn boerenbedrijf.
Hij hoeft daarover geen rechten te betalen. Wel
moet
hij borg stellen dat de paarden naar vijandelijke noch neutrale
landen zullen worden vervoerd.
9
Ontvangen is een brief van de president en de
Raad van Vlaanderen
d.d. Middelburg 30 nov. 1628, met advies inzake het op 25 okt. 1628 bij HHM ingediende verzoek van vrouwe
Franceline degli Affettadi. De suppliante zou opheffing van het beslag
op de
Gistelarepolder, gelegen bij
Breskens,
moeten worden verleend. De polder is door ambtlieden van de
Generaliteit in
verband met de oorlog in beslag genomen om daarop te verhalen
hetgeen
zij op het sterfhuis van Affettadi's
vader
die aan
vijandelijke zijde is
gesneuveld, nog tegoed hebben. De
suppliante,
wonend aan deze zijde, zou voor het aflopen van het Bestand de
deugdelijkheid van haar uitstaande schuld kunnen bewijzen en ook
dat de
polder
haar vader toekwam en naderhand in het bezit was van haar broer, de
heer van Gistel, wonend aan deze
zijde.
HHM besluiten de RvS het rekest met dit advies voor onderzoek en advies ter hand te stellen.
10
Ontvangen is een brief met berichten van
Joachimi d.d. Chelsea 13 februari.
Er wordt geen besluit genomen.
11
HHM lezen het concept van de instructie waarop
Vosbergen in plaats van
Dona in
ambassade
naar de
keurvorst van Keulen zal gaan.
HHM besluiten het concept in aanwezigheid van Z.Exc. en de RvS te resumeren. Agent
Van der Veken mag op zijn verzoek in het gezelschap van
Vosbergen naar de keurvorst reizen om zijn
zaken en
die van
zijn meester af te handelen.
12
Eustathius Swartius Palatinus is door de
schoolopzieners te 's-
Hertogenbosch
met algemene instemming genomineerd voor het aldaar
vacante rectorschap. Hij verzoekt HHM de nominatie goed te keuren
en
te bekrachtigen, en hem van een goed traktement te voorzien.
HHM besluiten dit verzoek ter hand te stellen aan de gedeputeerden die naar 's-Hertogenbosch zullen vertrekken, met de serieuze aanbeveling eraan mee te werken dat de suppliant met voorrang wordt behandeld en wordt aangesteld als rector.
13
HHM lezen de remonstratie van controleur
Ludolff van Lintzenich met verschillende
overdenkingen
inzake de fraude die wordt gepleegd op het punt van de in het leger
dienende schepen.
HHM besluiten de remonstrantie ter beschikking te stellen aan de RvS.
14
Ontvangen is een brief van de burgemeesters, schepenen en de raad van de stad
Nijmegen d.d. 18 feb. o.s. Hij schrijft dat de kerkenraad niet kan
instemmen met de uitlening van predikant
Leoninus
Leo aan 's-
Hertogenbosch.
Er wordt geen
besluit genomen.
15
Van
Adriaen Jansz. de Hooch,
Servaes Goijerts,
Michiel
Jansz.,
Imert Adriaensz. van
Wijfflidt
en
Jan Petersz. Francq, inwoners van
het dorp
Veen in het Land van Heusden, verzoeken de vier eerstgenoemde
supplianten ieder twee paarden en de vijfde een paard
te mogen uitvoeren zonder de rechten van het land te betalen.
HHM honoreren dit verzoek, op voorwaarde dat afdoende borg wordt gesteld dat de paarden niet naar vijandelijk of neutraal gebied worden vervoerd.
16
Gehoord wordt de verklaring van de gedeputeerden van
Holland over de alliantie met
Zweden.
HHM zullen de propositie van
Camerarius alsmede zijn felicitiaties met de
overwinning resumeren.
17
Brunincxs laat weten niet in de gelegenheid te zijn om namens HHM de
vergadering van de
Heren
Negentien
van de
WIC
naast
Veltdriel bij te wonen en
voor te
zitten.
HHM besluiten in zijn plaats
Eck te verzoeken, die zich echter ook verontschuldigt.
Uiteindelijk wordt
Arnhem bereid
gevonden.
18
Ontvangen is een brief d.d. 20 feb. van
Jan Clantier, aangewezen als ontvanger van konvooien en licenten te
Wezel.Hij schrijft dat schipper
Jan van
Lendt
aldaar twee zwarte harnassen (voorzien van
zwarte nagels, zonder handschoenen) had gebracht, geadresseerd aan
Maria Cruijpenninck, weduwe van
Isaacq
Aux
Brebis. Deze moesten bezorgd worden bij
Cesar
Volpij, woonachtig te Keulen. Cruijpenninck had verzuimd
de harnassen
aan te geven.
Clantier
verzoekt
HHM om orders waarnaar hij zich in deze kan richten.
Naar aanleiding hiervan en het verzoek van Maria Cruijpenninck aan HHM om zo genadig te zijn haar haar misstap te vergeven,
besluiten HHM het verzoek van de suppliante te sturen aan
Tinco van Oenema, raad van State
en momenteel te
Wezel, en hem te machtigen om de twee harnassen
aan de
suppliante te restitueren, indien de inhoud van haar verzoek met de
waarheid overeenstemt.
19
De gedeputeerden van
Zeeland hebben ter vergadering van HHM een remonstrantie ingediend
van
de participanten van de
VOC ter Kamer
Zeeland
, die eerder aan de
Staten van
Zeeland
was gepresenteerd. Daarin worden de Staten van
Zeeland verzocht de Staten-Generaal te bewegen de
Bewindhebbers
van de
VOC
op te dragen voortaan direct nocht indirect
aandeel te nemen
in
de goederen die worden gecontracteerd. Bij de
aankoop van goederen moeten zij zich gedragen zoals HHM de
Admiraliteiten en de
Bewindhebbers van de
WIC
in artikel 31 van het octrooi van de WIC hebben opgedragen.
Ten tweede verzoeken de participanten van Zeeland in de goederen
die niet door middel van een vastgestelde prijs of
een openbare veiling worden verkocht, maar waarvan verkoop
bij
contract voordelig wordt geacht, te mogen participeren voor een
vierdedeel of minder indien zij minder geld willen besteden.
HHM besluiten de remonstrantie te sturen naar de vergadering van de Heren Zeventien te
Amsterdam met de ernstige vermaning en aanbeveling de participanten
genoegen te doen. Indien zij tegenargumenten hebben, worden zij
verzocht die aan HHM te schrijven.
20
In de vergadering verschijnt advocaat-fiscaal
Sille die rapporteert zich conform de resolutie van
HHM d.d. 4 maart te hebben vervoegd bij
Vane,
ambassadeur van de koning van Groot-Brittannië. Hij heeft
Vane toestemming verzocht de Engelse getuigen
in
de zaak
Amboina
[Ambon] te verhoren, om
ze naar
goeddunken van de gedelegeerde rechters in deze zaak ten aanzien
van
de beschuldigde rechters te confronteren met de artikelen en
deposities. De ambassadeur heeft hierop verklaard niet van
plan
te zijn de Engelse getuigen ooit door de genoemde rechters te
laten
horen,
tenzij dit gebeurt op de voorwaarden en met de restrictie die hij
noemt in zijn memorie, die op 28 nov. bij de gedeputeerden van
HHM
is ingediend.
HHM besluiten de gedelegeerde rechters hiervan in kennis te stellen en van de memorie een kopie te sturen. Na bestudering door de rechters en na het horen van de fiscaal hierover zal nader worden geadviseerd of men blijft bij het eerder gegeven advies.
21
Na bespreking wordt besloten ordonnantie te depêcheren voor 42.000 gld., op 1 maart toegekend aan
Z.Exc. in verband met de grote kosten die hij verleden jaar te
velde heeft gemaakt. De som zal door de
ontvanger-generaal op de oude voet
gerepartieerd
worden over de provincies van de gouvernementen van Z.Exc.
22
Ook wordt ermee ingestemd ordonnantie te depêcheren voor een som van 15.000 gld., op dezelfde datum en om dezelfde reden toegekend aan graaf
Ernst van Nassau. Ook deze som zal op de oude voet door de
ontvanger-generaal gerepartieerd
worden over
diens
gouvernementen.
23
Griffier
Musch rapporteert zich conform de resolutie van HHM
van 28 feb. door de thesaurier van Z.Exc. op de hoogte te hebben
laten
stellen over de omvang van het jaarlijkse inkomen uit de domeinen
in
de stad
Breda die Z.Exc. nu moet missen. Deze
domeinen brachten volgens de rekeningen en de staat van de jaren
1619,
'20, '21, '22 en '23 gemiddeld 24.989 pond, 14 st. 4 d. op.
HHM besluiten deze staat te onderzoeken en hun standpunt in deze zaak te bepalen.
24
Ingegaan wordt op de memorie van ambassadeur
Camerarius, die zoals andere ambassadeurs van koningen en van de
republiek Venetië op kosten van het land van logies wenst te
worden
voorzien.
Op
Holland na stemmen alle provincies hiermee in. De
Staten
van Holland
zal worden geschreven hun gedeputeerden
te
gelasten zich bij het oordeel van de andere provincies aan te
sluiten.
25
Secretaris
Huijgens compareert ter vergadering. Hij deelt HHM mee dat de
RvS met Z.Exc.
de punten heeft besproken, op basis waarvan HHM de RvS gisteren
heeft verzocht gezamenlijk de
vergadering van de
Staten van
Holland
bij
te
wonen. Z.Exc. gaf HHM echter in overweging gedeputeerden van HHM
en de
RvS zich hiervoor samen te laten inspannen, zoals verleden jaar ook
met
succes is gebeurd. Men zou de vergadering behalve van de genoemde
punten ook op de hoogte moeten stellen van de versterking van de
vijftig compagnieën die in het jaar 1628 zijn gelicht en waartoe
de
meeste provincies al zijn overgegaan, alsmede tot de lichting van
zesduizend
waardgelders indien de toestand van het land dat zou vereisen.
HHM besluiten
Rantwyck,
Vosbergen,
Rode,
Eysinga,
Terculen en
Schaffer te verzoeken om naast de
gecommitteerden
van de RvS een en ander morgen in de vergadering van de Staten van
Holland te bevorderen. Secretaris Huijgens wordt
door de president opgedragen dit aan de RvS te rapporteren.