26/04/1630

 
English | Nederlands

26 - 04 - 1630

1

Presentielijst:

Gelderland:
Holland:
Zeeland:
Utrecht:
Friesland:
Overijssel:
Groningen:

Resoluties:

1 Op verzoek van Schaffer wordt de RvS aangezocht decharges te depêcheren op Groningen over de quote van deze provincie in de 72.575 gld. voor de maand soldij ten behoeve van de ingekwartierde troepen onder graaf Willem van Nassau.

2 Beaumont, Schaffer en de RvS committeren Sommelsdijck, Raesfelt en de thesaurier-generaal om de Staten van Holland te verklaren dat het in landsbelang is en ook het plan van Z.Exc. is om afbreuk te doen aan de vijand. Hoewel de koning van Spanje in Italië oorlog voert en niet in de gelegenheid is iets te ondernemen, ontslaat dit de provincie niet van de verplichting de quote in de maand soldij voor de troepen van graaf Willem te verschaffen, idem in de 400.000 gld. als voorschot op de legerkosten en consent te dragen voor de lichting van zesduizend waardgelders. Zeeland en de andere provincies hebben hun quote in de genoemde maand soldij reeds verschaft en op de twee andere punten consent gedragen.
De commissie laat weten dat de Staten van Holland gisteren al over de genoemde maand soldij hebben besloten en opdracht hebben gegeven tot het opbrengen ervan. Over de 400.000 gld. en de waardgelders zal prompt en positief worden besloten.

3 HHM lezen het verzoek van de Gecommitteerde Raden in het Noorderkwartier d.d. 17 april om voorgoed geëxcuseerd te worden van de betaling van de vrachtgelden waarom de kooplieden verantwoordelijk voor het vervoer van het regiment van overste Rosencrantz, meermalen hebben verzocht.
De gedeputeerden van Holland wordt verzocht deze zaak en het ongelijk van de Gecommitteerde Raden aan de Staten van Holland voor te leggen en er namens HHM bij de Gecommitteerde Raden op aan te dringen uit de 12.000 gld. die ze ten onrechte van de WIC hebben ontvangen, deze kooplieden en schippers voorlopig te betalen.

4 De cherchers van de wachten van de konvooien en licenten ressorterend onder de Admiraliteit in het Noorderkwartier verzoeken akte van approbatie over de verhoging van hun traktement van 200 naar 300 gld. door het College anno 1625. Tegen deze post op de rekening van de ontvanger wordt nu door de Generaliteitsrekenkamer bezwaar gemaakt. Ook wordt de aanbevelingsbrief van de Admiraliteit d.d. 18 april gelezen.
HHM zullen eerst de Rekenkamer verzoeken de lijst van traktementen van de cherchers van alle Admiraliteiten toe te sturen, om na deze te hebben gezien ...2

5 HHM lezen de verklaring van de gedeputeerden van de synode van de Franse kerken met de bijgevoegde stukken, conform de mondelinge propositie van gisteren over de bediening van de kerk te 's- Hertogenbosch door Lazarus Baijard of Mardocher Suffrein.
HHM houden vast aan hun verkiezing van Mardocher Suffrein als predikant te 's-Hertogenbosch, maar alvorens hij in dit ambt kan treden moet Marchocher zich vervoegen bij de synode van Franse kerken, om akte van getuigenis uit te brengen dat hij goed in de leer is en een stichtelijk leven leidt, zoals een gereformeerd kerkdienaar betaamt.

6 De gedeputeerden van Zeeland tonen een uittreksel van een brief van Pieter Adriaensen, admiraal van de vloot onder generaal Loncke. De brief geeft nadere bijzonderheden over de verovering van Pernambuco en de stad Olinda op 17 feb., alsmede van het kasteel te Recife op 2 maart.
Noortwijck en Beaumont worden benoemd om dit bericht aan de koning van Bohemen mee te delen en aan de ambassadeurs van Frankrijk, Groot-Brittannië, Zweden en Venetië.

7 Adriaen Maes, Joris Verheiden en Pauwels Douchet, zijdenlakenkopers te 's-Hertogenbosch en voormalige pachters van de impost op gouden en zijden laken aldaar, tonen de geringe ontvangsten van deze pacht. Ze verzoeken te mogen volstaan met de betaling van 300 gld. aan rentmeester Du Fresne of om een andere regeling. Dit verzoek gaat voor advies naar de RvS.

8 Ontvangen is een brief van de Admiraliteit te Amsterdam d.d. 22 april. Daarin wordt bericht over de klachten van de Zweedse ambassadeur, dat door kapitein Brouwer een schip uit of nabij de haven van Göteborg met geweld is weggevoerd. Dit schip hoorde thuis in Amsterdam, is door Duinkerkers genomen en aan Zweden verkocht. Brouwer was gelast door de [oorspronkelijke] eigenaars het genoemde schip op zee aan te vallen en te berechten. De kapitein heeft buiten de rivier liggen wachten op het uitlopen van het schip, zonder vijandelijke intenties te hebben gehad in de haven of binnen de jurisdictie van Zweden. Daarom heeft de kapitein volgens de Admiraliteit niets strafbaars gedaan.
HHM verzoeken de Admiraliteit nader bericht over de omstandigheden waaronder het schip is bemachtigd en weggevoerd. Beaumont zal dit aan ambassadeur Camerarius meedelen en verklaren dat als de kapitein iets onoorbaars in de haven van de koning of op de rede heeft aangericht, dit is gebeurd zonder last of voorkennis van HHM, daar zij dit zouden afkeuren. Overtredingen zullen worden bestraft. Maar zoals gezegd moet de gebeurtenis eerst nader worden onderzocht.

9 HHM lezen een brief van de koning van Denemarken d.d. 27 maart, met daarin een uitgebreide verhandeling over het proces dat door zijn onderdaan Johan Braem gevoerd is voor het Hof van Holland tegen de Groenlandse Compagnie te Amsterdam. Aangezien het hof hem (zoals de koning volhoudt) ten aanzien van zijn eis ten onrechte in het ongelijk heeft gesteld, verzoekt hij langs andere weg zijn schade vergoed te zien. Anders zal de koning genoodzaakt zijn de geleden schade op de Groenlandse Compagnie te verhalen. De gedeputeerden van Holland hebben deze brief gekopieerd ter bespreking met hun principalen .
Het overleg hierover wordt opgeschort.

10 Kapitein Jan Pellecoorn verzoekt weer op zijn schip te worden aangesteld op zijn eerdere wachtplaats aan de beek aan de Rijn. De suppliant zal conform de eerdere resolutie opnieuw een aanbevelingbrief gegeven worden, bestemd voor de Admiraliteit te Amsterdam .

1 De resoluties van deze zittingsdag zijn door een klerk ingeschreven in S.G. 55. Voorafgaand aan de tekst wordt Nobel als afwezige aangemerkt, maar dat is ook op 24 en 25 april al het geval.
2 De tekst is in zowel S.G. 55 als S.G. 3189 afgebroken.