1 1
Noortwijck en
Beaumont
(
Essen is
afwezig) hebben conform de resolutie d.d. 6 feb. de aanspraken
van de
douairière van Putlitz en
het antwoord van de
regering van de
keurvorst van
Brandenburg d.d.
27
jan. nader onderzocht. De gedeputeerden rapporteren dat zij na
lezing van de documenten tot de slotsom komen dat de
suppliante
volgens de gesloten rekening nog 32.469 gld. en 14 st. aan
achterstallige
soldij tegoed heeft. Daarnaast heeft ze krachtens een commissie van
de
genoemde keurvorst recht op 40.065 gld., wat het totale tegoed op
72.534 gld. 14 st. brengt. Op 28 feb. 1628 heeft de suppliante in
mindering van dat bedrag reeds een assignatie van 2.000
rijksdaalder
ontvangen, maar deze assignatie noch de rest van de som is haar
uitbetaald, ondanks haar herhaald aandringen. Het bevel van de
keurvorst d.d. 28
april
1628,
dat speciaal vanuit
Koningsbergen
[Kaliningrad] aan de genoemde
regering is verstuurd, noch de tussenkomst van HHM hebben het
beoogde effect gehad. Door dit alles is de suppliante verplicht
geweest
een aanzienlijk deel van haar goederen te gebruiken om de schulden
van
haar overleden echtgenoot te voldoen.
Op grond van de brief van de keurvorst verleent de vergadering de suppliante een assignatie van 16.234 gld. 17 st., de helft van de liquide som, op de restanten van de contributies, de domeinen alsmede andere omslagen die vervallen zijn voordat de alliantie met de genoemde keurvorst werd afgesloten. Dit geld is immers geconsenteerd voor de betaling van de soldaten en de traktementen van de legerofficieren, waaruit het tegoed van de suppliante voortkomt. Wanneer betaling uitblijft, machtigen HHM controleur
Retzer om de douairière 16.234 gld. 17 st. te betalen
uit de lopende contributies, op voorwaarde dat de betaling van de
soldaten en de cavaleristen in dienst van de keurvorst geen
vertraging
oploopt en dat in ieder geval het geld uit de genoemde
achterstallige contributies en domeinen alsmede andere omslagen,
weer
wordt aangevuld.
Van deze resolutie wordt nog geen extract uitgegeven, noch van de machtiging voor Retzer, want HHM willen de
Kleefse stadhouder en raden in
Emmerik
[Emmerich] eerst
met alle denkbare
argumenten schriftelijk vermanen om
alsnog het tegoed aan de suppliante te voldoen. Gebeurt dit niet,
dan zien HHM zich genoodzaakt
het belang van de douairière als ingezetene van de Republiek te
verdedigen en
haar
aan haar recht te helpen.
07/03/1629, 1
1
Deze resolutie is
door een klerk ingeschreven in S.G. 3906.