Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 37

Nummer 37
Datum 24-4-1950
Soort notulen
Kenmerk Ministerraad
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s)
Ontvanger(s)
Plaats van opmaak Den Haag
Plaats van bestemming
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief van de Ministerraad en onderraden
Dossiernummer doos 394
Trefwoorden ambtenaren(zaken)
Australië, houding/positie van -
benoemingen
deelstaten/federatie/VSI, opheffing van de -
geldwezen
Hoge Commissariaat/Dipl. Vertegenwoordiging te Djakarta; zie ook: diplomatieke en consulaire vertegenwoordiging/vertegenwoordigers Nederland-Indonesië vanaf feb. '56
Hood, J.D.L., ambassadeur van Australië te Jakarta en PV van Australië bij de VN
Koninklijk Nederlands-Indonesisch Leger (KNIL), liquidatie van het -
Menado/Minahassa/Noord-Celebes
ministerie van (Uniezaken en) Overzeese Rijksdelen en opvolgers, taak/positie/organisatie van -
ministerie van Binnenlandse Zaken (Biza), taak/positie/organisatie van het -
Molukken, Zuid-Molukken, Ambon
Molukkenopstand/RMS, Republik Maluku Selatan
Molukkers, overbrenging naar Nederland van -
NG, defensie van -
NG-kwestie, algemeen (= conflict over de status van NG tussen Nederland en Indonesië)
onderwijsaangelegenheden/opleidingen
repatriëring, regeringsbeleid inzake -
Spender, Sir Percy C., minister van Buitenlandse Zaken van Australië tot medio '51; ambassadeur van Australië te Washington
subsidies/fondsen/beurzen
Sumatra, Oost -/Medan
Verenigd Koninkrijk, houding/positie van -
Verenigde Naties, UNCI/Milobs
Verenigde Naties, Veiligheidsraad van de -
zelfbeschikkingsrecht
Annotatie inleidende noot bij 3a: zie recordnummers 1521 en 1059

noot bij de onder 3a vermelde benoeming van Hood:
Op 21 april seinde Teppema desgevraagd onder no 99 m.b.t. deze benoeming: 'Ik stond versteld van het door mij via de radio vernomen bericht over Hood enige uren na gesprek met Burton en na onderhoud met Spender een dag tevoren zonder dat door hen met een woord van bezetting Djakarta werd gerept. Ik ben geneigd deze benoeming te beschouwen als typerend voor de bekende Australische onbehouwenheid en gebrek aan tact met volkomen verwaarlozing van elementaire beleefdheid. Nu ik de tegenwoordige Regering enige tijd heb kunnen observeren, wil het mij voorkomen dat wij niet noodzakelijkerwijs verband dienen te leggen tussen uiterlijke vormen en de Australische houding in principiële kwesties, welke Nederland raken. Ik zou derhalve enerzijds in de benoeming van Hood geen opzettelijke onvriendelijkheid jegens Nederland willen zien, anderzijds dienen wij ons niet te laten misleiden omtrent Australië's wezenlijke bedoelingen door een vriendschappelijk gebaar als de verheffing tot Ambassades - - -. In feite is Spenders optreden nog ondoordachter en is hij in bepaalde aangelegenheden nog feller dan Evatt en dan Burton (vergelijk de NG-kwestie, die naar ik reden heb aan te nemen meer door hem wordt gedreven dan door Burton).'- - - NA, archief Minkol., codetel. 1950, 20.

slotnoot bij 3c:
Op 27 april seinde Van Maarseveen daarop onder no 235 aan Hirschfeld en Fockema Andreae: 'Het probleem van de overkomst naar Nederland van KNIL-militairen, die zelf of wier gezinnen zich in de Nederlandse samenleving niet of moeilijk zullen kunnen invoegen, baart ons veel zorg. In de Ministerraad, die Zondag a.s. gehouden wordt, zal waarschijnlijk over de uitkering van een belangrijke gratificatie (vijfduizend gulden Nederlands courant) aan hen, die in Indonesië willen blijven, beslist worden. Het is echter niet uitgesloten, dat Zondag de beslissing nog niet kan vallen. Intussen acht ik het nodig, dat U weet, dat de Minister van Wederopbouw verklaard heeft zelfs geen voldoende kampruimte voor de betrokkenen beschikbaar te hebben. Het is dus wel zeer gewenst, dat U met alle thans reeds beschikbare middelen een gaan naar Nederland van de betrokken categorieën afremt.' NA, archief Minkol. codetel. 1950, 12.

slotnoot bij 3h:
Op 27 april werd vanuit Hollandia onder no Van Waardenburg ongenummerd aan Götzen hierover geseind: 'Bij aankomst alhier bleek dat Haentjes aan Lieftinck gerapporteerd had over militaire organisatie NG, waarbij hij een sterke voorkeur heeft kenbaar gemaakt voor bezetting alleen door marine. De voornaamste argumenten waren:
A. KNIL-troepen welke ter aflossing KL-bataljon nodig zijn zullen buiten werking art. 54 lid 2 landmachtovereenkomst komen te vervallen en dan geheel ten laste van de Rijksbegroting komen op grond van uw telegram 24 aan Van Waardenburg (met name sub 1), van welk telegram volgens Haentjens Lieftinck geen kennis draagt.
B. Kosten huisvesting KNIL-militairen met gezinnen zouden zeer hoog zijn (Haentjens noemde een bedrag van Hfl. 2.000.000).
Ten aanzien van sub A merk ik op dat dit argument naar mijn mening zeker niet van toepassing is op KNIL-personeel dat gedurende reorganisatieperiode in Indonesië verblijft en eerst na beëindiging van de reorganisatie als KL, dus in Nederlandse overheidsdienst, naar NG wordt gedirigeerd. Wat sub B betreft kunnen de kosten van huisvesting KNIL, welke door Haentjens te hoog geschat zijn, bij nadere berekening gesteld worden op Hfl. 1.100.000). Een belangrijk argument voor stationering KNIL in NG ter vervanging KL is, dat hierdoor een groot gedeelte van de groep Indo-Europese mindere militairen, waarvoor in KL-organisatie in Nederland geen plaats is, kunnen worden opgevangen. Dit is ook steeds de toezegging geweest van de staatssecretaris van Oorlog. Ik wijs erop dat wanneer deze gewezen KNIL-militairen niet naar NG kunnen zij wel recht op opzending naar Nederland hebben en dan een grote sociale belasting voor Nederland zullen vormen wegens het feit dat zij aldaar niet in het leger kunnen worden geplaatst. In verband met het vorenstaande moge ik erop aandringen het definitieve rapport van de gouverneur van NG, waaraan thans wordt gewerkt, af te wachten.' NA, archief Minkol., codetel 1950, 24.
Zie ook 31: Ministerraad
38: Ministerraad
39: Ministerraad
40: Ministerraad
1059: Hirschfeld 63
PDF transcriptie (23 KB)