Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 361

Nummer 361
Datum 25-6-1951
Soort notulen
Kenmerk Ministerraad
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s)
Ontvanger(s)
Plaats van opmaak Den Haag
Plaats van bestemming
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief van de Ministerraad en onderraden
Dossiernummer doos 395
Trefwoorden kabinet/-scrises/-sformaties, Indonesische -
Molukkers in Nederland, houding/positie van -
parlement, Indonesische -
parlement, Nederlandse -
Stichting Door De Eeuwen Trouw
Supomo, leider missie Supomo '51-52; vanaf '56 ambassadeur van Indonesië te Londen '54-'56
Uniehof van Arbitrage
unieverhouding/RTC-akkoorden, (Haags) overleg '51-'52 ter herziening/beëindiging van de -
Annotatie slotnoot bij laatste alinea van 3b:
Op 17 april had Lamping hieromtrent onder no 21 aan Peters, 'mede voor Stikker' geseind, 'dat parlementaire behandeling van regeling voor het Uniehof hier inderdaad voorshands en misschien wel definitief zal uitblijven. Minister van Justitie zond regeling in Februari jl. weliswaar aan commissie van overleg van parlement maar slechts om te vernemen of parlement genegen zou zijn regeling te behandelen en met advies zijnerzijds om hiervan "om psychologische en politieke redenen" voorlopig maar af te zien. Bedoelde commissie heeft dit schrijven van Wongsonegoro tot nu toe onbeantwoord gelaten.
Bij deze stand van zaken meen ik aanhangigmaking van onderhavige regeling bij Staten-Generaal bepaaldelijk te moeten ontraden, vooral in tijdsgewricht waar Unie en RTC inzet geworden bij huidige Kabinetscrisis en een der punten waarop worden aangevallen de Masjumi en andere groepen, die betrekkingen met Nederland niet meer dan politiek onvermijdbaar willen aantasten. Aanhangig maken bij Staten-Generaal zou oppositie tegen Unie hier versterken omdat deze stap door ons weinig welgezinde politici zou geïnterpreteerd, als staving van hier zo algemeen verbreide gedachte dat de Unie pactum leoninum te onzen gunste zou uitmaken.
Mocht nieuwe Regering optreden, die tot opzegging van Unie  zou overgaan en zou zulks gebeuren tijdens of juist na goedkeuring in Nederlands parlement, dan zou dit voor Nederland prestigeverlies impliceren. Ik overweeg hierbij nog, dat het Hof met huidige voorlopige regeling van rechtsgang en organisatie wel voort kan, zodat ook uit dit oogpunt niet urgent, dat gemeenschappelijke regeling kracht van "wet" verkrijgt.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 2.
Zie ook 277: Ministerraad
278: Ministerraad
PDF transcriptie (13 KB)