Gegevens van record 141
Nummer | 141 |
---|---|
Datum | 1-4-1960 |
Soort | notulen |
Kenmerk | Ministerraad |
Opschrift/Bijlage(n) | |
Verzender(s) | |
Ontvanger(s) | |
Plaats van opmaak |
Den Haag |
Plaats van bestemming | |
Bewaarplaats | Nationaal Archief |
Bestand | archief van de Ministerraad en onderraden |
Dossiernummer | doos 618 |
Trefwoorden |
ambtenaren(zaken) Garantiewet, zie ook ambtenarenzaken Karel Doorman, Hr. Ms. marine-aangelegenheden NAVO/Noord-Atlantische Verdragsorganisatie NG, bestuurlijk NG, bezoeken aan/missies naar - NG, defensie van - onderwijsaangelegenheden/opleidingen spijtoptanten toelatings-/asiel-/uitwijzingsbeleid/reisdocumenten, Nederland vlootbezoek/vlootbeweging/vlagvertoon |
Annotatie |
inleidende noot bij 2f: Op 31 maart had staatssecretaris Van Houten ten behoeve van de SG, Van Tuyll, onder no 76 het volgende gememoreerd: 'In de late namiddag van 28 dezer ontving ik van de chef van de Marinestaf de telefonische mededeling dat publicatie van de reis van Hr. Ms. Karel Doorman niet lang meer zou kunnen worden uitgesteld, aangezien door het treffen van voorbereidende maatregelen dit nieuws toch zou uitlekken. Admiraal Brouwer las mij de concepttekst voor en voegde hieraan toe, dat de minister-president en staatssecretaris van Binnenlandse Zaken zich hiermede verenigden. Ik wees er admiraal Brouwer op, dat a) het tijdstip voor de publicatie mij rijkelijk vroeg voorkwam en dat b) de Nato langs de gewone routineweg zou moeten worden ingelicht. De admiraal herhaalde hierop zijn bovenvermeld argument dat veel langer uitstel niet wel mogelijk was. In de morgen van 29 dezer belde de admiraal mij opnieuw op om mij ervan op de hoogte te stellen, dat de Nato zou worden ingelicht op de gewone manier. Hij voegde hieraan toe, dat echter jhr. De Ranitz ook hiervan in de Raad mededeling zou moeten doen en dat hij daarom van plan was hem tevens in te lichten. Ik heb hiertegen geen bezwaar gemaakt en heb jhr. De Ranitz doen opbellen om hem mede te delen, dat het gewenst was ook in de Raad deze mededeling zo onopvallend mogelijk te doen. Ook aan admiraal Brouwer drukte ik dit zeer speciaal op het hart. Op mijn vraag aan de admiraal, wanneer de publicatie zou plaatsvinden, deelde hij tot mijn verbazing mede, dat in overleg met de minister-president de publicatie reeds had plaatsgevonden. Ik heb daarop de minister-president opgebeld en hem de mededeling van admiraal Brouwer vermeld. Minister De Quay zeide daarop dat hij inderdaad verlof tot publicatie had gegeven op grond van de mededeling van admiraal Brouwer dat deze kwestie toch niet langer geheim zou kunnen worden gehouden. Ook minister De Quay ging akkoord met een mededeling aan Nato langs de gewone routineweg. Tot mijn verbazing vernam ik hedenmorgen, dat de Marinestaf "de gewone routineweg" zo heeft opgevat, dat een door minister Visser ondertekend telegram aan de Standinggroup is gezonden, een procedure die de verbazing en ontstemming van minister Visser in Parijs schijnt te hebben opgewekt. Minister Visser was dus kennelijk van de inhoud van dit telegram niet van te voren op de hoogte gesteld.' Archief BZ, GS 1955-1964 no 2056. Bij de woorden: 'ontstemming van minister Visser' in de laatste alinea tekende Van Tuyll op 4 april aan: 'Neen, bepaald niet, minister Visser vond het een redelijk telegram.' |
Zie ook |
140:
Ministerraad
4477: Biza NNG 2448 geheim |
transcriptie (17 KB) |