Gegevens van record 287
Nummer | 287 |
---|---|
Datum | 19-5-1952 |
Soort | notulen |
Kenmerk | Ministerraad |
Opschrift/Bijlage(n) | |
Verzender(s) | |
Ontvanger(s) | |
Plaats van opmaak |
Den Haag |
Plaats van bestemming | |
Bewaarplaats | Nationaal Archief |
Bestand | archief van de Ministerraad en onderraden |
Dossiernummer | doos 396 |
Trefwoorden |
arbeidsaangelegenheden Blitar/Talisse-affaire CRAMS, Comité Rechtspositie Ambonese Militairen en Schepelingen handels(politieke) betrekkingen Nederland-Indonesië Internationaal Gerechtshof Molukkers in Nederland, houding/positie van - Molukkers in Nederland, repatriëring van - Nederlanders in Indonesië, arrestatie/rechtspositie van - Nederlandse Militaire Missie (NMM) in/Nederlandse militaire steun aan Indonesië ondernemersorganisaties rechtspraak; zie ook APRA-arrestanten, (rechts)positie van -; Nederlanders in Indonesië, arrestatie/rechtspositie van en NG, (rechts)positie gevangenen op - staatsburgerschaps-/warga negaraschapskwesties Supomo, leider missie Supomo '51-52; vanaf '56 ambassadeur van Indonesië te Londen '54-'56 Suriname/Suriname Nederlandse Antillen (SNA) toelatings-/uitwijzingsbeleid/reisdocumenten, Indonesië Westerling, R./Westerlingaffaire(s) |
Annotatie |
slotnoot bij 3: Op 20 mei seinde Blom Lamping onder no 378 o.m. dat 'de Ministerraad 19 dezer [beslist had], dat het in verband met mogelijke consequenties van arrestatie Hamm en met het oog op de onwaarschijnlijkheid nog iets te zijnen behoeve te kunnen ondernemen indien de arrestatie eenmaal is geschied, noodzakelijk is te pogen deze arrestatie te voorkomen. Daartoe ware door U op de meest geschikt geachte wijze (ik denk aan vertrouwelijk overleg met Hatta, de Sultan of Rum, die avant de soevereiniteitsoverdracht direct betrokken waren bij de toenmalige afspraken) te wijzen op U ter ore gekomen gerucht, dat men voornemens zou zijn één of wellicht meer Nederlanders te arresteren wegens hun optreden als ambtenaar of militair in de periode avant de soevereiniteitsoverdracht. U kunt er op wijzen, dat Nederland en Indonesië zich steeds over en weer verplichtten zich van represaillemaatregelen te zullen onthouden (vide proclamaties van 3 Augustus 1949), al ware het slechts omdat het principieel onjuist is personen achteraf verantwoordelijk te stellen voor hetgeen zij avant de soevereiniteitsoverdracht in het kader van de hun van hogerhand opgedragen taak hebben verricht. U kunt ervoor waarschuwen, dat het inslaan van die weg door Indonesië in Nederland zoveel verontwaardiging zou wekken, dat het voor de Nederlandse Regering bijzonder moeilijk zou worden om verlening van medewerking aan de opbouw van Indonesische strijdkrachten in de vorm van NMM te blijven verdedigen tegen alsdan te verwachten heftige critiek. Het antwoord op de vraag, of terzake een stap ware te doen zou afhankelijk kunnen worden gesteld van hoger bedoeld overleg. Te vrezen valt, dat indien Hamm eenmaal zou zijn gearresteerd, er een conflict zal ontstaan, waarbij kans op een bevredigende oplossing vrijwel uitgesloten te achten zal zijn. Het is bovendien niet uitgesloten dat het hier om plannen van lagere machthebbers gaat, waarvan men in hogere regionen onkundig is. Indien men U onverhoopt zou vragen, of en zo ja in hoeverre de Nederlandse houding in het onderwerpelijke geval prejudicieert op de te nemen beslissing inzake uitleveringseis aanziens Westerling, ware te antwoorden, dat dit laatste geval thans wordt behandeld overeenkomstig de wettelijk voorgeschreven procedure. Dit impliceert onder meer inschakeling van rechtbank als adviesinstantie, waardoor een objectieve behandeling gewaarborgd is, doch anderzijds oordeelvorming thans over onzerzijds te nemen beslissing uitsluit.' NA, archief Minkol., codetel. 1952, 9. slotnoot bij één na laatste alinea van punt 6: Op 15 mei had Lamping machtiging verzocht deze zaak 'ondershands' te mogen opnemen teneinde deze zaak 'geruisloos af te wikkelen'. NA, archief Minkol., codetel. 1952, 6. |
Zie ook |
291:
Ministerraad
306: Ministerraad 2047: Minuor kab C44 86 geheim |
transcriptie (23 KB) |