Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 709

Nummer 709
Datum 27-1-1950
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Hirschfeld 107
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Hirschfeld, H.M. (info)
Ontvanger(s) Götzen, L. (info)
Plaats van opmaak Djakarta
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1950
Dossiernummer 1
Trefwoorden Bandung
Darul Islam
desertie/deserteurs
Hatta, Moh.*
Koninklijk Nederlands-Indonesisch Leger (KNIL), liquidatie van het -
Mononutu (PNI), A.J., minister van Voorliching van Indonesië '49-'53
pers/publieke opinie, algemeen
Sultan van Djokja, Hamengku Buwono IX, minister van Defensie 12/'49-9/'50, 4/'52-8/'53
voorlichting/propaganda/publicatie/verklaring/communiqué, Indonesische
voorlichting/propaganda/publicatie/verklaring/communiqué, Nederlandse
Westerling, R./Westerlingaffaire(s)
Annotatie inleidende noot:
Met betrekking tot dit communiqué had Hirschfeld eerder die dag onder no 106 aan Götzen, 'mede voor Stikker' geseind: 'Naar aanleiding van berichten van buitenlandse correspondenten als zou de RIS het omroepen over de radio van mijn communiqué over de Westerlingaffaire hebben verboden, bracht De Beus deze zaak terloops bij een beleefdsheidsbezoek aan Mononutu ter sprake, waarbij hij zeide, dat het hem bekend was, dat het geenszins het standpunt van de RIS-Regering was om publicatie van communiqués van HC te bemoeilijken, doch wees op de onjuiste indruk, die door deze berichten zou kunnen zijn gevestigd. Mononutu zeide, dat men het communiqué wegens zijn afwezigheid en die van de Secretaris-Generaal niet had durven omroepen, doch dat de RIS uiteraard in beginsel generlei bezwaar had tegen publicaties van HC. Onzerzijds werd uiting gegeven aan de satisfactie dit nogmaals bevestigd te horen, temeer waar de Nederlandse Regering harerzijds uiteraard ook volledig hetzelfde recht toekende aan de Indonesische HC. Wel wees Mononutu op de noodzaak om in een land met politiek weinig geschoolde openbare mening van regeringszijde grotere terughoudendheid te betrachten ten aanzien van wat men wel of niet kan publiceren en zulks gold ook voor de particuliere pers. Ook wees hij op de grote wenselijkheid een openbaar debat met HC in de vorm van communiqués te vermijden, hetgeen onzerzijds van harte werd beaamd onder toevoeging van de suggestie, dat het wellicht nuttig zou zijn, indien binnenkort terzake ook eens een gemeenschappelijk communiqué van HC en RIS werd uitgegeven. Mononutu zeide hiervan voorstander te zijn.' NA, archief Minkol., codetel. 1950, 1.
Zie ook
PDF transcriptie (12 KB)