Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 1852

Nummer 1852
Datum 5-2-1951
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Lamping 762
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Lamping, A.Th. (info)
Ontvanger(s) Maarseveen, J.H. van (info)
Plaats van opmaak Djakarta
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1951
Dossiernummer 1
Trefwoorden begrotingen
benoemingen
Djuanda, minister van Verkeer tot 7/'53; minister-president 4/'57-'58; vanaf '58: eerste minister onder 'premier' Sukarno
Hoge Commissariaat/Dipl. Vertegenwoordiging te Den Haag; zie ook diplomatieke en consulaire betrekkingen Ned.-Ind. vanaf februari '56
Indonesië, politieke/bestuurlijke aangelegenheden in -
kabinet/-scrises/-sformaties, Indonesische -
leningen, Nederlandse garantie voor Indonesische -
Masjumi, Madjelis Sjura Moslimin Indonesia
Nederlanders in Indonesië, houding/(veiligheids)positie van -
Sjafruddin Prawiranegara (Masjumi), minister van Financiën '51, president van de Bank Indonesia '51-58, hoofd van de PRII
Annotatie slotnoot:
In reactie op dit telegram seinde Van Maarseveen  op 12 feb. 1951 onder no 470 'geheel accoord' te gaan met Lampings zienswijze op het uitstel van de benoeming van een nieuwe Indonesische HC. Hij vroeg zich voorts af 'of dralen niet mede verklaard zou kunnen worden door het feit dat de Indonesische Regering, hangende kwestie herziening der RTC-overeenkomsten, niet vooruit wil lopen op eventuele omzetting Hoge Commissariaat in Ambassade. Verder geeft voortduring van niet-bezetting van de post ongetwijfeld aan Indonesische Regering de mogelijkheid te zeggen dat zij een zekere reserve ten aanzien van de betrekkingen met Nederland handhaaft.' NA, archief Minkol., codetel. 1951, 5.
      Hierop antwoordde Lamping op 15 feb. onder no 781: 'Ook ik geloof dat beide overwegingen - Uw 470 - wel een rol spelen, niet zozeer voor het Kabinet - met name voor Rum - maar tegenover de publieke opinie, die de benoeming van een HC inderdaad zou kunnen interpreteren als aanwijzing dat de commissie Supomo niet ernstig is bedoeld, maar eigenlijk alleen maar is ingesteld om de gemoederen rustig te houden.'  NA, archief Minkol., codetel. 1951, 1.
       Op 13 maart seinde Lamping onder no 804 voorts o.m. dat hij die dag Rum gevraagd had 'naar de benoeming van de HC in Den Haag. Rum antwoordde dat men nog steeds naar de goede man zocht. Mij lijkt deze onveranderlijke reactie een hoffelijk excuus. Ik kan niet te weten komen - ik wil mij uiteraard niet bloot geven - in hoeverre hierbij speelt tegenzin om door benoeming van een HC formeel weer het Uniestatuut te erkennen.' T.a.p.
Zie ook
PDF afbeelding (178 KB)