Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 1263

Nummer 1263
Datum 29-9-1950
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Lamping SP 24
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Lamping, A.Th. (info)
Ontvanger(s) Maarseveen, J.H. van (info)
Plaats van opmaak Djakarta
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1950
Dossiernummer 16
Trefwoorden Amerika, houding/positie van -
Ceram
Doolittle, Amerikaans lid van de UNCI
gratie/amnestieverlening
Korps (Corps/Regiment) Speciale Troepen (KST/RST)
Leimena-missie naar Ambon
Molukken, Zuid-Molukken, Ambon
Molukkenopstand/RMS, Republik Maluku Selatan
Rehatta/ - missie naar Ambon
Soumokil, Chr. R.S., PG te Makassar; RMS-leider
Verenigde Naties, UNCI/Milobs
Annotatie slotnoot:
In zijn voor Rookmaker bestemd memorandum van 30 sept. vestigde Kwantes n.a.v. dit telegram de aandacht 'op het opmerkelijke feit, dat de Indonesische regering zich weinig of niets van de UNCI aantrekt, ofschoon men uit de activiteit van de heer Doolittle, welke in scherpe tegenstelling staat tot de passiviteit van zijn voorganger, de gevolgtrekking moet maken dat de USA thans geïnteresseerd zijn in de vreedzame oplossing van het Ambonprobleem. Deze houding kan mogelijk verklaard worden uit het volgende:
1. Indonesië voelt zich internationaal sterk omdat het beseft, dat geen enkele mogendheid het risico van een slechte verstandhouding met Indonesië wil lopen, terwille van een zaak, welke in het kader van het wereldgebeuren bezien, van ondergeschikte betekenis is.
2. Het intensieve verkeer tussen HC en UNCI blijft uiteraard niet verborgen voor de Indonesiërs. Men legt stellig verband tussen het optreden van de UNCI in de Ambonkwestie en dit contact.
3. Het reeds t.o.v. de Nederlandse bedoelingen bestaande wantrouwen, wat de Nederlandse activiteit op en rond Nieuw-Guinea betreft, wordt mogelijk versterkt door de in Indonesische kringen levende overtuiging welke eerder tot uiting kwam, dat
a. Ambon van grote strategische waarde voor Amerika is;
b. Australië een verschuiving van het defensiescherm in westelijke richting (gaarne) zou zien.' Archief BZ, GS 1945-21954, 190.

Eveneens op  29 sept. berichtte Lamping bij tel. no SP 25: 'In mijn SP 22 [in annotatie van recordnummer 1252] meldde ik U dat Soumokil met groen en rood Baretten uit Ambon zich in Midden-Ceram zou bevinden en dat APRI tegen hen 2 compagnieën zou hebben ingezet. Heden bereiken mij uit NG op intercepten gebaseerde berichten, welke bovenstaande bevestigen. Volgens deze nieuwe berichten zouden commando's van RMS APRI-basis Amahai (Zuid-Ceram) aanvallen, waarbij hevige en bittere gevechten geleverd. Van Ambon naar Amahai zouden belangrijke eenheden middels motorboten en prauwen overgebracht worden, waardoor men in NG de indruk kreeg dat RMS bezig was het voedselarme hoofdeiland Ambon prijs te geven en het sagorijke Ceram als laatste redoute te beschouwen. De Noordkust van Ceram met het centrum Wahai zou nog volledig in handen van de Republiek Zuid-Molukken zijn. Men schat de totaal sterkte van het RMS-leger op ca. 3000 man, bestaande uit groen en rood Baretten, andere ex-KNIL-eenheden, politie en Pemuda's. Mij lijkt die schatting rijkelijk hoog. Volgens bedoelde intercepten zou invasie van Ambon in de loop van October zijn beraamd en waarschijnlijk vrij snel slagen ingevolge APRI-overmacht. Op Ceram zou een vrij langdurige guerillastrijd waarschijnlijk zijn.
Ik teken hierbij aan:
1. Mede volgens het oordeel van de generaals is de bezetting van de om Ambon en Uliassers gelegen eilanden militair-technisch een normaal onderdeel van de voorbereiding van een aanval op Ambon. De APRI is daarmede reeds enige maanden geleden begonnen. Voortgaan met die bezetting, ook al impliceert zulks gevechten, behoeft er dus niet op wijzen dat de RI dubbel spel speelt en de nieuwe missie Leimena slechts een schijnmanoeuvre is. Giebens indruk uit zijn besprekingen met Natsir, is, dat de missie Leimena door de RI bepaald ernstig bedoeld is.
2. Gezien uit het gezichtspunt van onze moeilijkheden met de Ambonese militairen op Java, zou verplaatsing van de strijd van Ambon naar Ceram geen nadeel zijn. De Ambonezen op Java zijn vooral verontrust door de mogelijkheid van een aanval op Ambon en de Uliassers, welke eilanden zij speciaal als hun vaderland beschouwen. Voor wat bv. op Ceram gebeurt hebben zij veel minder belangstelling.' NA, archief Minkol., codetel. 1950, 16.
Zie ook 1252: Gieben SP 21
1266: Lamping SP 26
1268: Lamping SP 27
PDF transcriptie (11 KB)