Gegevens van record 1867
Nummer | 1867 |
---|---|
Datum | 24-10-1950 |
Soort | codetelegram(men) |
Kenmerk | Von Balluseck 101 |
Opschrift/Bijlage(n) | |
Verzender(s) |
Balluseck, D.J. von
(info)
|
Ontvanger(s) |
Stikker, D.U.
(info)
|
Plaats van opmaak |
New York |
Plaats van bestemming |
Den Haag |
Bewaarplaats | Nationaal Archief |
Bestand | archief Minkol., codetel. 1950 |
Dossiernummer | 21 |
Trefwoorden |
Amerika, houding/positie van - Austin, Warren R., vertegenwoordiger van de VS in de Veiligheidsraad Molukken, Zuid-Molukken, Ambon Molukkenopstand/RMS, Republik Maluku Selatan Palar, N.L., vertegenwoordiger van Indonesië bij de VN '50-'52; ambassadeur te New Delhi '52-'56 regeringsverklaring, Nederlandse Sovjetunie, houding/positie van -; zie ook Oostbloklanden Verenigde Naties, UNCI/Milobs Verenigde Naties, Veiligheidsraad van de - |
Annotatie |
inleidende noot: Bij tel. no 100 van 23 okt. had Von Balluseck met betrekking tot de gang van zaken in de Veiligheidsraad de mogelijkheid geopperd van 'een felle verdediging van Indonesië door Rusland met aanvallen op Nederland en Anglo-Amerikanen, hetgeen voor ons niet ongunstig is, aangezien de Westerse mogendheden daardoor in de tegenovergestelde hoek zouden gedrongen worden en Indonesië daarenboven geschaad zou worden bij de Amerikaanse publieke opinie. In een op 21 October plaats gehad hebbend onderhoud met Palar refereerde hij naar deze mogelijkheid, die hij ongunstig achtte voor Indonesië. Ofschoon derhalve een effectieve actie van de VR tegen Indonesië weinig waarschijnlijk is, zou, indien buiten de VR om geen inschakeling van de UNCI of einde van het bloedvergieten kan worden bereikt, niet-behandeling door de VR van het rapport van de UNCI veel bedenkelijker zijn dan een inconclusieve behandeling in de VR. Practisch zou het het einde van de taak van de UNCI onder de RTC accoorden betekenen - - -. Hieronder volgt een redenering, dezerzijds speciaal ontwikkeld ten opzichte van de Amerikanen alhier. Nederland is in het conflict niet direct partij. Dit zijn Indonesië, Ambon en/of de UNCI. Wel is Nederland bij de kwestie belanghebbende mogendheid: a. Sentimenteel; b. Materieel in verband met onze verantwoordelijkheid ten aanzien van nog niet gedemobiliseerde Ambonezen in Indonesië; c. Juridisch als gevolg van de RTC-accoorden, waaronder de taak van de UNCI om toe te zien onder andere op het recht tot zelfbeschikking, zodat Nederland in het geval van Ambon terzake een beroep op de UNCI kon doen. De Amerikanen werden gewezen op de implicatie van het niet op de agenda plaatsen, en wel: 1. Austin als voorzitter zou in feite op soortgelijke wijze als Malik handelen door saboteren van een voor de VS onwelkom punt op de agenda; 2. De Nederlandse openbare mening zal er een hernieuwd bewijs in zien van de onwelwillendheid der VS ten aanzien van Nederland; 3. Aan een orgaan van de Verenigde Naties wordt de doodsteek toegebracht; 4. De VS helpen mede de RTC-accoorden te verzwakken. Washington ingelicht.' NA, archief Minkol., codetel. 1950, 21. noot bij 'Uw 205': vervat in recordnummer 1942. slotnoot: Naar aanleiding van de slotzin van dit telegram vestigde Blom in zijn op 26 okt. onder no 215 verzonden telegram er de aandacht op 'dat het regeringsstandpunt is dat wij, ook al zou Palar beschuldigingen uiten, geen plaats aan de Raadstafel wensen, doch slechts zullen deelnemen indien wij daartoe tegen onze wens zouden worden uitgenodigd, bijv. op aandrang van Palar. Eventuele beschuldigingen van laatstgenoemde op zichzelf zullen U dus geen aanleiding mogen geven om zelf toelating te verzoeken.' - - - T.a.p. |
Zie ook |
1907:
Von Balluseck 113
1942: Stikker 332 2043: Stikker 218 |
transcriptie (52 KB) |