Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 1763

Nummer 1763
Datum 16-10-1950
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Van Roijen 246
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Roijen, J.H. van (info)
Ontvanger(s) Stikker, D.U. (info)
Plaats van opmaak Washington
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1950
Dossiernummer 23
Trefwoorden Amerika, houding/positie van -
China, Chinezen, houding/positie van -
Egypte, houding/positie van -
Lacy, W.S.B., Officer Indonesian Desk St. Dept.
Molukken, Zuid-Molukken, Ambon
Molukkenopstand/RMS, Republik Maluku Selatan
O'Sullivan, James, Officer Indonesia Desk, Department of South West Pacific Affairs St. Dept.
Scott, Joe W., Officer Swiss/Benelux Affairs St. Dept.
Sovjetunie, houding/positie van -; zie ook Oostbloklanden
Verenigde Naties, UNCI/Milobs
Verenigde Naties, Veiligheidsraad van de -
Wainhouse, David D., Director Office of United Nations Political and Security Affairs St. Dept.; vanaf '54 Assistant Secretary International Organizations Affairs
Annotatie slotnoot:
Op 18 okt. seinde Van Roijen onder no 255 dat Scott in aansluiting op het in tel. no 246 weergegeven gesprek nog het volgende aan De Beus had medegedeeld: 'De Amerikaanse Regering heeft gedurende het weekend te Djakarta een beroep gedaan op de Indonesische Regering om 'conciliatory gesture' te maken inzake Ambon. De reactie was echter volkomen negatief voorzover dit gebaar zou kunnen bestaan in tegemoetkoming aan het initiatief van de UNCI. Men had nog een kleine hoop op een gebaar tegenover Ambon, doch Cochran was ook in dit opzicht weinig optimistisch gestemd. Ten aanzien van de behandeling in de VR werd er nogmaals op gewezen, dat de Amerikaanse gedelegeerde geenszins geweigerd had het onderwerp op de agenda te brengen, doch slechts gezegd had dat deze voor de lopende week en volgende reeds zeer vol was. Bij bespreking in de VR viel uiteraard te rekenen op felle tegenwerking van de Russen. Omtrent de houding van China en Egypte verkeerde men in het onzekere, doch van laatstgenoemd land verwachtte men eerder tegenwerking. In het gunstigste geval vielen dus, afgezien van de voorzitter, zeven verklaringen te verwachten ter ondersteuning van het UNCI-initiatief, waarna de voorzitter zijnerzijds een statement kon afleggen. Verduidelijkt werd, dat met dit 'statement' niet bedoeld werd een 'presidential ruling', doch slechts een verklaring, waarin de door de meerderheid der leden geuite gevoelens ten aanzien van de aanbeveling van de UNCI werden samengevat. Opgemerkt werd, dat hiertoe zeven min of meer gelijkgerichte verklaringen noodzakelijk waren, waartoe wij het onze zouden moeten verrichten.' T.a.p.
Zie ook 1941: Blom 329
1942: Stikker 332
PDF transcriptie (60 KB)