Nederlands-Indonesische betrekkingen 1950-1963

 
English | Nederlands

Gegevens van record 1773

Nummer 1773
Datum 22-10-1950
Soort codetelegram(men)
Kenmerk Van Roijen 267
Opschrift/Bijlage(n)
Verzender(s) Roijen, J.H. van (info)
Ontvanger(s) Stikker, D.U. (info)
Plaats van opmaak Washington
Plaats van bestemming Den Haag
Bewaarplaats Nationaal Archief
Bestand archief Minkol., codetel. 1950
Dossiernummer 23
Trefwoorden Amerika, houding/positie van -
Cochran, H.M., ambassadeur van de VS te Djakarta '49-'53
Koninklijk Nederlands-Indonesisch Leger (KNIL), liquidatie van het -
Molukken, Zuid-Molukken, Ambon
Molukkenopstand/RMS, Republik Maluku Selatan
pers/publieke opinie, Nederlandse
Rum, Moh. (Masjumi), hoge commissaris te Den Haag jan.-sept. '50; minister van Buitenlandse Zaken sept. 1950- april 1951; minister van Binnenlandse Zaken april 1952-juli 1953; eerste vice-premier maart 1956-maart 57
Scott, Joe W., Officer Swiss/Benelux Affairs St. Dept.
Verenigde Naties, UNCI/Milobs
Verenigde Naties, Veiligheidsraad van de -
Annotatie slotnoot:
Eveneens op 22 okt. seinde Van Roijen in aansluiting hierop onder no 268: 'Ik heb sterk het vermoeden dat het State Department via Doolittle en Cochran de UNCI tracht te bewegen een nieuw rapport aan de VR te zenden, waarin wordt geconcludeerd dat op grond van nieuwe ontwikkelingen behandeling van de Ambonzaak in de VR niet meer nodig lijkt. De vraag rijst thans of wij deze poging moeten tegenwerken of niet. Wanneer de UNCI inderdaad een zodanig nieuw rapport inzendt, is natuurlijk behandeling van de Ambonzaak in de VR vrijwel uitgesloten.
Ik begrijp dat de Regering rekening moet houden met de publieke opinie in Nederland en met de stemming in het Parlement. Ik kan mij daarom hier in Washington geen definitief oordeel omtrent de te volgen gedragslijn aanmatigen. Ik moge echter op het volgende wijzen. Behandeling in de VR zal zeer bedenkelijke gevolgen hebben voor de Ned.-Indon. verhoudingen en dus voor de mogelijkheid om van de Ned. zijde voor demobilisatie en repatriƫring van de ex-KNIL-Ambonezen iets te doen. Ik ben voorts overtuigd dat behandeling in de VR geen cease-fire of voorkoming van verder bloedvergieten tot gevolg zal hebben. Indien deze premissen juist zijn, is het dan niet beter te trachten via de UNCI en de Contactcommissie de best mogelijke voorwaarden te verkrijgen zowel voor een grote mate van autonomie voor Ambon als voor demobilisatie en repatriƫring van ex-KNIL-Ambonezen? Deze gunstige voorwaarden zouden moeten worden neergelegd in een verklaring door de Indon. vertegenwoordigers in de vergadering van de Contactcommissie met de UNCI a.s. Dinsdag. Deze Indon. verklaring zou dus hiermede een zekere internationale bezegeling verkrijgen. Ik zie natuurlijk zeer goed in dat hiermede ons hoofddoel (staking der vijandelijkheden) niet wordt bereikt, maar dit hoofddoel acht ik, gezien de houding van de meerderheid van de VR-leden, in de huidige omstandigheden toch niet te verwezenlijken.
Wil de Ned. Reg. dat ondanks alle daaraan verbonden bezwaren de Ambonzaak toch voor de VR komt, dan ik acht het niet uitgesloten, dat we dit via stappen bij het State Dept. en de US-delegatie in Lake Success kunnen bereiken. De Amerikanen zijn nl., zoals begrijpelijk is, uitermate gevoelig voor het argument dat, wanneer de Ambonzaak niet ter tafel wordt gebracht door Austin gedurende zijn voorzitterschap, dit door de Ned. publieke opinie beschouwd zal worden als een opzettelijk blokkeren van de behandeling door de Amerikanen.' T.a.p.
Zie ook 2164: Stikker 244
PDF transcriptie (53 KB)